Teelt
en afzet
van
graszaad
7
T")E belangstelling voor de teelt van graszaad is de
laatste jaren belangrijk toegenomen. Zo is het lan
delijk areaal van ca. 500 ha vlak na de 2e wereldoorlog
uitgebreid tot ruim 11.000 ha in 1971 en 13.700 ha in 1973.
Het Zuid-Westelijk kleigebied is daarbij het belangrijk
ste productiegebied van graszaad in ons land geworden.
De gestegen kg-prijs, de E.E.G.-subsidieregeling en de
mogelijkheid voor de teler tot het afsluiten van kontrak
ten op basis van een minimumprijs of een vaste prijs
per kg zaad zijn een aantal faktoren die de rentabiliteit
van de graszaadteelt aanzienlijk hebben verbeterd. Ze
ker ook in relatie tot gewassen, als de granen, die gras
zaad potentieel kunnen vervangen.
Daarnaast wordt door velen aan het graszaad een
steeds belangrijker functie binnen het bouwplan van een
akkerbouwbedrijf toegekend. Immers in het vandaag de
dag steeds éénzijdiger wordende bouwplan kan graszaad
een welkome uitbreiding van de gewassenkeuze beteke
nen, terwijl daarnaast via graszaadteelt een belangrijke
hoeveelheid organische stof aan de grond toegevoegd
kan worden, wat een verbetering van de bodemstruktuur
kan inhouden.
Voegen we daarbij de mogelijkheid om graszaad goed
in het arbeidsschema in te passen, terwijl het gewas
weinig of geen extra investeringen in werktuigen vraagt,
dan hebben we de belangrijkste oorzaken van de toege
nomen belangstelling voor de graszaadteelt wel ge
noemd.
Met de uitbreiding van de graszaadteelt is ook het aan
tel nieuwe telers toegenomen. Wil men als aspirant-gras
zaadteler de rentabiliteit van deze teelt kunnen vergelij
ken met die van gewassen die graszaad potentieel kun
nen vervangen, dan dient men te kunnen beschikken
over voldoende gegevens omtrent opbrengstvermogen
van de diverse soorten en rassen, alsmede de gemid
deld te verwachten uit te betalen prijzen en de overige
kontraktvoorwaarden.
Gegevens die evenwel vandaag de dag nog slechts
in zeer beperkte mate of geheel niet voor de teler be
schikbaar zijn. Op Tholen en Sint Philipsland werd in
het voorjaar van 1973 dan ook door de ZLM Kring en
de Vereniging voor Bedrijfsontwikkeling besloten om in
samenwerking met het C.A.R. te Goes een graszaadcom
missie op te zetten die als taak kreeg het verzamelen
van gegevens omtrent de opbrengsten in de praktijk der
diverse soorten en rassen, de uitbetaalde prijzen en de
overige contractvoorwaarden.
Namens deze commissie, bestaande uit de heren A. C.
Breure, J. A. Klompe, A. H. van Nieuwenhuyzen, C. E. W.
Steendijk, A. J. de Wit en L. N. Bax, heeft bedrijfsvoor
lichter L. N. Bax een zeer interessant rapport opgesteld
waarvan wij hier de belangrijkste conclusie laten volgen.
RAPPORT GRASZAADTEELT
THOLEN EN ST. PHILIPSLAND
T\fE graszaadteelt heeft in dit gebied een uitbreiding
ondergaan van 356 ha in 1970 tot 729 ha in 1973,
waarvan 285 ha op Sint Philipsland en 444 ha op Tholen.
Berekend zijn de bruto-geldopbrengsten die voor een
aantal graszaadsoorten nodig zijn om eenzelfde saldo te
bereiken als wintertarwe, resp. zomergraan. Uitgaande
van voor de laatste jaren normale kg-opbrengsten komt
men dan tot de volgende opstelling:
Saldo wintertarwe bij eigen mechanisatie 1600 per
ha. Om hetzelfde saldo te behalen aan graszaad dient de
bruto-opbrengst te zijn:
voor veldbeemd: 1600,ƒ780,ƒ2380,
voor roodzwenk: 1600,745,2345,
voor Engels raai: 1600,730,2330,—
Het saldo van zomergerst bij eigen mechanisatie be
draagt gem. 1342 per ha. Om hetzelfde saldo te beha
len met graszaad dient de bruto-opbrengst te zijn:
voor veldbeemd: 1342,ƒ780,ƒ2122,
voor roodzwenk: ƒ1342,4- ƒ745,ƒ2087,
voor Engels raai: 1342,730,— 2072,—
Wordt uitgegaan van loonwerk dan dienen de bruto-
opbrengsten omstreeks 200 a 25 Ogulden per ha hoger te
liggen.
Uitgaande van deze saldo-berekeningen kan aan de
hand van de te verwachten kg-opbrengsten voor het
graszaad vermenigvuldigt met de contractprijzen c.q. mi
nimumprijzen plus de E.E.G.-toeslag worden nagegaan
of vervanging van tarwe/gerst door graszaad tot een be
ter financieel resultaat kan leiden.
In samenwerking met de graszaadfirma's zijn voor de
jaren 1970 t/m 1973 de zaadopbrengsten in de praktijk
op Tholen en Sint Philipsland nagegaan. Uiteraard moe
ten deze opbrengstcijfers zeer voorzichtig gehanteerd
worden omdat ze in sommige gevallen slechts gebaseerd
zijn op een beperkt aantal percelen van één ras. Niette
min komt uit deze cijfers naar voren dat de opbrengsten
in één jaar van perceel tot perceel zeer sterk uiteen kun
nen lopen. Zo komt het rapport tot de conclusie dat op
ca. 20 van de percelen de opbrengsten lager waren
dan 750 kg zaad per ha, terwijl globaal op '/j der perce
len de opbrengsten zich tussen de 750 en 1000 kg per
ha bewogen.
FOUTEN DIE LAGERE OPBRENGSTEN TOT
GEVOLG KUNNEN HEBBEN
UET rapport geeft onder meer de volgende regelmatig
voorkomende fouten aan:
keuze dekvrucht. Veldbeemd en gewoon roodzwenk
geven een opbrengstdepressie wanneer ze onder zo
mergerst worden uitgezaaid.
tijdstip van zaaien. Veldbeemd en gewoon rood
zwenk dienen gelijk met de tarwe te worden gezaaid,
zaaien in het vroege voorjaar geeft een lagere op
brengst. Wordt Engels raai in oktober nog gezaaid,
dan dient rekening gehouden te worden met een op
brengstdepressie.
bestrijding tarweopslag. De bestrijding van aanwe
zige tarweopslag geeft ook wel problemen. Oplettend
heid bij de tarweoogst kan reeds veel narigheid voor
komen. Niet te snel rijden met de maaidorser en zo
weinig mogelijk wind kunnen de tarweopslag binnen
de perken houden. Een op tijd uitgevoerde TCA be
spuiting waarbij de TCA goed gemengd wordt, kan
dan het restant van deze opslap vernietigen. Een
tweede bespuiting met TCA brengt grote risico's met
zich mee.
Tijdstip bemesten. Uit proeven is duidelijk gebleken,
dat direkt na de oogst van de dekvrucht de juiste hoe
veelheid stikstöf dient te worden gegeven. Uitstel
hiervan resulteert meestal in een lagere zaadop
brengst.
Uitbetaalde prijzen. Het rapport geeft de uitbetaal
de prijzen weer per ras over de jaren 1970, 1971 en
1972. Omdat praktisch iedere firma een eigen, afwij
kend, uitbetalingssysteem hanteert is vergelijking niet
altijd goed mogelijk. Bovendien moet rekening ge
houden worden met het moment waarop uitbetaling
van de voorschotten en de eindafrekening heeft plaats
gevonden.
Bij de huidige rentevoet immers geeft een paar maan
den verschil wat het tijdstip van afrekenen betreft,
belangrijke konsekwenties voor de uit te betalen prij
zen.
CONCLUSIES VAN HET RAPPORT
lUANKZIJ de grote inspanningen, die de Nederlandse
kwekers hebben verricht en nog steeds verrichten,
voldoen de Nederlandse graszaadrassen aan hoge eisen.
De teler van graszaad kan hier mede van profiteren, wan
neer deze teelt op een weloverwogen manier in het be
drijfsplan wordt ingepast. Bij de keuze van de soort en
het ras spelen eer. groot aantal faktoren een rol, zoals:
de mate van besmetting van de grond met onkruiden,
vooral grasachtigen.
het bouwplan, in een intensief bouwplan is het moei
lijk een meerjarige teelt op te nemen.
3e teelt begeleiding is een belangrijke zaak, gezien
de verschillen in opbrengsten per ras in eenzelfde
jaar. Ook dit dient echter kritisch benaderd te wor
den, omdat de belangen van de contracterende firma
en de boer niet altijd parallel lopen. Het teeltrisico
blijft voor de teler en ook de financiële uitkomst per
ha is voor hem belangrijk.
wat betreft de kontraktvoorwaarden en de opbreng
sten, die in dit gebied de laatste jaren zijn bereikt,
hopen de samenstellers dat door dit onderzoek een
eerste stap is gezet tot het verstrekken van wat meer
informatie aan de telers.
Verder onderzoek >en voorlichting, alsmede de uitwis
seling van teeltgegevens, blijven gezien de verschillen
in opbrengst voor de komende jaren urgent. Tot zo
ver het rapport van de graszaadcommissie.
GRASZAADDAG ST. MAARTENSDIJK
UET hiervoor weergegeven rapport vormde samen met
de verstrekte cijfers over opbrengsten en uitbetaal
de prijzen de basisdocumentatie voor de 10 januari te
St. Maartensdijk gehouden graszaadstudiedag, georga
niseerd door de ZLM Kring en de Vereniging voor Be
drijfsvoorlichting Tholen en Sint Philipsland. Deze dag
werd door ongeveer 160 belangstellenden bezocht. Wij
laten hieronder de belangrijkste gedeelten uit het ver
slag van deze dag, opgesteld door kringsecretaris J. I. van
Gorsel, volgen.
Na het openingswoord van kringvoorzitter M. C. J.
Kosten, die nog eens duidelijk het belang voor de teler
om ever objectieve gegevens te kunnen beschikken, on
derstreepte, werd door de heer P. Berkhouwer van
Cebeco-Handelsraad de positie van het graszaad in het
bouwplan behandeld.
De heer Berkhouwer stelde onder meer dat het opne
men van graszaad in het bouwplan niet alleen mag af
hangen van te verwachten hoge prijzen. Zaken als teelt
kennis, grondsoort, verbetering bodemvruchtbaarheid,
arbeidsspreiding en vruchtwisseling dienen zeker mee
te tellen naast het te verwachten financieel resultaat.
Men zal daarbij het graszaad zeker geen restplaats in
het bouwplan mogen toekennen.
Wat de teelt op zich betreft, besteedde de heer Berk
houwer uitvoerig aandacht aan de keuze van de dek
vrucht. Met name werd afgeraden om langzaam groeien
de grassen als veldbeemd en roodzwenk onder zomer
granen te zaaien. Veel meer aandacht dient daarnaast
besteed te worden aan het oogsten van de dekvrucht, zo
dat graanopslag zoveel mogelijk wordt voorkomen. Bij
een juiste behandeling kan tarwe even goed als dek
vrucht voldoen dan vlas of erwten.
Een probleem voor de toekomst achtte de heer Berk-
houwer toch wel het raszuiver houden van het zaad. Hij
pleitte er dan ook voor om per bedrijf zo weinig moge
lijk van het ene op het andere ras over te schakelen.
ECONOMISCHE ASPECTEN
TtjE heer P. van der Have ging, als afgevaardigde van
v de Nederlandse Kwekersbond, uitvoerig in op de
economische aspecten van de graszaadteelt. Hij stelde dat
de voornaamste produktielanden de USA, Nieuw-Zee-
land, Denemarken en Nederland zijn. De Nederlandse
graszaden worden naar alle gebieden voor de wereld ge
ëxporteerd. Daar worden ze gebruikt voor b.v. dijken,
graslandvernieuwing, recreatie, sport enz.
(Zie verder pag. 15)
COMMENTAAR
Wij hebben in het nevenstaande uitvoeriger dan
gebruikelijk aandacht besteed aan een dag als de gras
zaadstudiedag in St. Maartensdijk, omdat wij van me
ning zijn dat hier een aantal bijzondere belangrijke
zaken aan de orde zijn geweest. In de eerste plaats
kunnen we konkluderen dat de samenwerking tussen
het agrarisch bedrijfsleven, de landbouwvoorlichting
en de afzetfirmas het mogelijk hebben gemaakt in
korte tijd een goed gedocumenteerd en voor allen nut
tig rapport samen te stellen. Wij dachten dat een der
gelijke samenwerking ook voor de toekomst in andere
gebied en eventueel over andere onderwerpen aan
beveling verdient.
In de tweede plaats kunnen we stellen dat een der
gelijke produktiegerichte studiedag over het algemeen
bijzonder goed bij alle belanghebbenden aanslaat.
Waar we vandaag de dag bij heel wat vergaderingen
nogal eens met tegenvallende belangstelling hebben te
maken kan dit succes mogelijk een aanwijzing zijn in
welke richting besturen van stands- en vakorganisaties
het in de toekomst moeten zoeken. De grote belang
stelling voor bijvoorbeeld de Zeeuwse Spuitdag wijst
eveneens in deze richting.
En in de derde plaats zijn natuurlijk de konklusies
van deze dag voor de toekomstige ontwikkeling van
de graszaadteelt in ons werkgebied van belang. Wij zijn
van mening dat bij toenemende oppervlakte graszaad
op onze akkerbouwbedrijven, het een taak is van het
georganiseerde bedrijfsleven om zo spoedig mogelijk
te komen tot grotere openheid van alle voor de boer
van belang zijnde gegevens, waardoor hij in staa:
wordt gesteld een doelbewust beleid te voeren.
Daarbij geeft de loyale medewerking van de firma's
op Tolen ons aanleiding om erop te vertrouwen dat
in de nabije toekomst alle graszaadtelers en aspirant
telers inderdaad zullen kunnen beschikken over de
voor hen relevante gegevens, om zodoende een afge
wogen op eigen produktieomstandigheden gerichte
keuze van soorten en rassen mogelijk te maken.
Willen we daarnaast de begeleiding van de gras
zaadteelt, zowel wat de teelttechnische als financiële
aspecten betreft, ook regionaal gericht meer inhoud
geven dan biedt de oprichting van telersgroeperingen
daartoe zeker goede mogelijkheden. Deze groeperin
gen dienen wel simpel van opzet te zijn en duidelijk
gericht op de belangenbehartiging van alle telers.
Uiteraard blijft voldoende mate van coördinatie op
provinciaal en landelijk niveau noodzakelijk.
Wij dachten dat hier in elk geval vQor onder meer
de standsorganisaties en verenigingen voor bedrijfs
voorlichting nog heel wat werk ligt te wachten!
LUTEIJN.