LANDBOUWSCHAP
Ui
VAN HET
Nieuw DB-lid J.J. Leuven
Landbouwschap
heel goed apparaat van
samenspraak
De herziene BTW-regeling
veehandel en de gevolgen voor de veehouders
Windmill-Holland
Gunstig beeld
voor naaste
toekomst
10
Afd. Voorlichting,
B. A. BOKMA.
IN het bestuur en ook in het dagelijks bestuur van het
Landbouwschap heeft in het laatste jaar enige ma
len een aflossing van de wacht plaats gevonden. Ons in
de loop der jaren vertrouwd geworden namen werden
verwisseld voor soms minder bekende namen van man
nen, die evenwel in de eigen organisatie reeds hun straat
je hadden schoongeveegd. Langzamerhand treedt een
nieuwe generatie bestuurders aan.
Tot deze nieuwe generatie behoort ook vakbondsleider
J. J. Leuven (43). In 1972 is hij door de Katholieke bond
van personeel in Agrarische, Voedings- en Genotmidde-
lenbedrijven (AVG) benoemd tot bestuurslid van het
Landbouwschap. Daarvoor was hij als plaatsvervangend
lid al een geregeld deelnemer aan de maandelijkse be
raadslagingen in Den Haag. Begin dit jaar is hij boven
dien gekozen tot lid van het dagelijks bestuur. Hij volgde
de heer L. A. Elferink op. De heer Leuven komt, zoals hij
zelf zegt, uit de school van Cees van der Ploeg, de man
die de vakbond in de naoorlogse jaren heeft opgebouwd
en die mede vorm heeft gegeven aan het Landbouwschap.
MINDER PRINCIPIEEL
PEGOREN in Heemsede als zoon van een bloembollen-
arbeider, was hij al jong vertrouwd met de vakbe
weging. Zelf kwam de heer Leuven in nauw contact met
de Katholieke Landarbeidersibond' toen hij een heftig me
ningsverschil kreeg met zijn toenmalige werkgever. Dat
leidde er toe, dat hij als zestienjarige in dienst trad van de
vakbond voor administratief werk. In de avonduren be
haalde hij zijn MULO-diploma en voltooide hij diverse
andere studiess. Nu is hij voorzitter van de bedrijfsgroep
Landbouw van de AVG.
Pratende over de generatiewisseling van bestuurders,
zegt de heer Leuven dat de meest bekende vertegenwoor
digers van de vakbeweging in het Landbouwschap nu weg
zijn. Binnen het bestuur en het dagelijks bestuur wist men
wat men aan elkaar had. Men wist ook, dat deze mensen
de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (pbo) een goed
hart toe droegen. „Ik ben in veel mindere mate een prin
cipieel bestuurslid. Ik ben meer pragmatisch ingesteld.
Het Landbouwschap beschouw ik als een heel goed ap
paraat van samenspraak, als een goed uitgebalanceerd in
strument".
WERKEN VOOR DE ONDERNEMING
jYE gedachte van samen sterk heeft in de vakbeweging
geleid tot grote samenwerkingsverbanden. „Onze
organisatie is een andere geworden. De land- en tuin
bouw is een onderdeel van het werk van de AVG, maar
door de opbouw van de organisatie hebben wij er voor
gezorgd, dat toch een eigen landbouwgeluid kan blijven
klinken", zegt de heer Leuven. „Misschien meer dan in
het verleden zijn wij primair een vakbond. Als voorzitter
van de 'bedrijfsgroep Landbouw kan ik geen volkomen
eigen koers, los van de AVG, varen. Het regiem is even»
wel ook niet zo strak, dat wanneer een bepaalde sector in
onze organisatie vraagtekens zet achter de pbo het gevolg
daarvan is, dat andere sectoren dat per se ook moeten
doen".
Ten aanzien van discussies? over verhoging van de land
bouwprijzen zegt de heer Leuven zich bewust te zijn dat
ar™?TSlnWat v*?dten*™oet worden voor er wat uitge
geven kan worden. „Wij kunnen geen hogere lonen voor
onze mensen claimen, als wij er aan de andere kant niet
voor zorgen dat er wat te claimen valt. Bij de laatste dis
cussie over de nieuwe prijzen in het dagelijks bestuur
nebben wij ons niet tegen de ideeën daaromtrent verzet.
Beslist niet! Maar het is voor ons> een moeilijke zaak,
omdat de vakbeweging in haar totaliteit moet letten cm
de belangen vanhaar leden/consumenten. Aan de andere
kant moeten wij letten op het inkomen van de werkne
mers die bij ons georganiseerd zijn".
Een andere opmerking van de heer Leuven, die wij in
dit verband willen aanhalen, is naar zijn mening bij de
belangenbehartiging door het Landbouwschap het accent
J.;j°..?eleSd wordt op de positie van de ondernemers. De
feitelijke pbo-gedachte is evenwel, dat het gaat om de on
derneming, waar ondernemer en werknemer(s) in sa
menwerken. Op de eenmansbedrijven is het dan natuur
lijk een kwestie van vestzak-broekzak.
GEEN REBEL
MAK AARTEN over de laatste bestuursvergaderingen
van het Landbouwschap, waarin de heer Leuven op
bepaalde zaken een zeer eigen visie gaf, zegt hij beslist
geen rebel te zijn. „Wel kan ik rebels worden, wanneer ik
meen dat bepaalde zaken die ik van belang vind, niet aan
de orde komen of stilletjes afgedaan worden. Dat redt
men bij mij niet", zegt hij.
De woorden rebel en aktiegroep liggen gevoelsmatig
dicht bij elkaar. De heer Leuven is van mening, dat men
vooral van ondernemerskant weieens wat al te bang is
voor akties, die op ondemocratische wijze zijn begonnen.
Het Landbouwschap wordt als orgaan van samenwerking
gezien en men meent dat alles opgelost moet worden bin
nen dat orgaan. Hij vindt dat jammer en zegt: „Je moet
niet proberen de spontaniteit in te dammen. De mensen
moeten gelegenheid hebben zich te uiten. Na verloop van
tijd moet je proberen de stromingen te kanaliseren".
Tenslotte zegt de heer Leuven te hopen, dat het Land
bouwschap in de toekomst iets meer gaat betekenen voor
cl 3 werknemers. „En hoewel ik mijn eigen weg nog moet
vinden, zal ik dat proberen".
Bij de invoering van de Wet op de Omzetbelasting
(BTW) is er voor de landbouw een bijzondere regeling
getroffen. De zogenaamde landbouwregeling gaat e>r van
uit, dat de agrarische ondernemer evenveel BTW betaalt
als ontvangt. Per saldo hoeft hij dan niet meer af te
rekenen met de fiscus. Voor de veehandel gold tot 21
september 1973 dezelfde regeling.
Vanaf 1 januari 1973 is de BTW over de door de boer
voortgebrachte produkten verhoogd van 4% tot 4,44%.
De handelaar in vee betaalde aan zijn leverancier 4,44
BTW en bracht hetzelfde percentage in rekening bij zijn
afnemer.
Om het nadeel in de landbouwsector ten gevolge van
de revaluatie van de gulden te compenseren, hebben
regering en parlement besloten aan de landbouw tot 1
mei 1974 2.23 r\ extra-BTW te geven. In plaats van 4,44
zou de agrarische ondernemer 6,67 BTW ontvangen,
mits'hij uiteraard onder de landbouwregeling valt.
Voor de veehandel kwam na de revaluatie een afwij
kende regeling tot stand. De handelaar betaalde aan de
leverancier-boer 6,67 BTW, rnits de boer bereid was
een zogenaamde landbouwverklaring af te geven (een
verklaring dat hij gebruikt maakt van de landbouwre
geling in de omzetbelasting). Aan de afnemende schakel
na de veehandel mocht door de landbouw slechts 4,44
BTW in rekening worden gebracht. Het verschil tussen
de twee percentages werd bij de fiscus in rekening ge
bracht. Tegen deze afwijkende regeling voor de vee
handel zijn bezwaren gemaakt. Het systeem van land-
bouwverklaringen was omslachtig en dwong tot een
extra administratie. Werd door de leverancier-boer geen
landbouwverklaring afgegeven, dan ontving hij niet de
extra-BTW. Werd van boer tot boer verkocht, dan was
de 2 extra-BTW voor de compensatie ten gevolge van
de revaluatie alleen verkrijgbaar via een bemiddelende
tussenschakel. Bij de vele integratiecontracten zonder
bemiddelende schakels (zpals de relatie fokker-mester)
kon derhalve geen extra-BTW gerealiseerd worden.
Per 8 december 1973 werd de regeling voor de veehan
del daarom gewijzigd. De nu geldende regeling kan ech
ter voor de boer-leverancier gevolgen hebben. Door de
slachterijen en exporteurs wordt 6,67 BTW betaald
aan de leveranciers van dieren. De zogenaamde land
bouw verklaringen zijn niet meer nodig. De prijsverho
ging zal naar verwachting de prijzen in alle stadia tus
sen fokker van vee en slachterij of exporteur doen stij
gen. Verkoopt de boer aan een tussenschakel (de vee
handelaar), dan is in de verkoopprijs 4,44% BTW be
grepen.
Het hangt dus van de markt- en prijsvorming af of
de boer-leverancier de extra 2 BTW ontvangt. De
producentenprijzen worden in de praktijk afgeleid van
de opbrengst van slachtvee. Ook de concurrentie in de
eindschakel zal mede bepalen in hoeverre de 2 extra-
BTW aan de boer ten goede komt.
Het Landbouwschap heeft een uitvoerige en met na
dere details bevattende nota over deze herziene BTW-
regeling voor de veehandel opgesteld. Diegenen voor
wie deze informatie van belang is, kan deze nota telefo
nisch of schriftelijk aanvragen bij de Afd. Voorlichting
Landbouwschap, Raamweg 26 te Den Haag, tel 070
656921), toestel 19 of 20.
AOK de kunstmeststoffenindustrie kampt met proble-
men als onverminderde prijsstijgingen zowel van
grondsioffen als vrachtkosten enz., onzekere levertijden,
stroeve aan- en afvoer en moeizaamlopende planning.
Drs G. Valkier, direkteur van Windmill Holland n.v.,
wees hierop onlangs in zijn nieuwjaarsrede voor het per
soneel. Zo stegen de aankoopprijzen van ruw fosfaat
vanaf 1 januari 1974 met meer dan 200 en verdrie
voudigen dus. De prijzen van zwavel zullen in 1974 ver
dubbelen. De zeevrachten zijn thans gestegen tot een
peil 3 a 4 maal het peil waarop zij in het najaar van
1972 lagen!
Tegen deze achtergrond van deze razendsnelle ontwik
kelingen heeft het bedrijf in het afgelopen jaar goed ge
werkt. Er is tegen oplopende prijzen verkocht en men is
voorzichtig geweest met voo: uitverkopen. Er is gepro
fiteerd van in het verleden tegen lage prijzen afgesloten
aankoopcontracten voor grondstoffen en eindprodukten.
Er werd opnieuw meer geproduceerd, met name fosfor-
zuur en dicalciumfosfaat en er is opnieuw met praktisch
eenzelfde groep medewerkers meer werk verzet. De
financiële resultaten van het op 30 april afgelopen boek
jaar waren redelijk goed en aangenomen mag worden
dat de resultaten in het thans lopende jaar, hoewel deze
momenteel op het plan achterblijven, evenzeer een gun
stig beeld zullen laten zien. Daarmee zal onze onderne
ming weer op een gezonde financiële basis komen te
staan. De druk van de hoge schuldenlast is tot meer aan
vaardbare proporties teruggebracht en de verhouding
eigen/vreemd vermogen werd verder verbeterd. Aldus
drs Valkier.
IN 1973 kwam de produktie van de jongste Windmill
loot aan de 'voederfosfatenstam van de grond, te we
ten MAF feedgrade. Op het gebied van de milieuver
betering wordt gestaag vooruitgang geboekt. In 1974
worden wederom zichtbare verbeteringen dienaangaande
verwacht. Praktisch alle projekten worden grotendeels
door de eigen afdelingen voorbereid en uitgevoerd. In
dat verband is vermeldenswaard de successen van de
proefinstallaties. Met weinig geld en kundige improvisa
tie werd veel procesinformatie opgedaan, zowel voor
Windmill Holland als voor de technische activiteiten
buiten Vlaardingen, zoals b.v. de bouw van MAF-fabriek
voor Ressources Tunesië in Gabès, Tunesië. Aldus drs
Valkier, die er vervolgens op wees dat op de Nederland
se markt de goede relatie met de Nederlandse coöpera
ties gehandhaafd bleef ondanks de voortdurende druk
die hierop door de concurrenten wordt uitgeoefend. In
de exportmarkten voor meststoffen blijft Windmill Hol
land de nadruk leggen op afzet in West-Europa. Het
nieuwe regionale verkoopkantoor in Engeland is vlot
van start gegaan, maar de verkoop werd afgeremd met
het oog op de zwakke positie van het Engelse pond.
f
|\E vraag naar dicalciumfosfaat en het nieuwe pro-
dukt mono-ammoniumfosfaat voederkwaliteit was
uiterst levendig. De opnieuw gestegen produktie kon ge
makkelijk worden afgezet. Overigens is door de aanhou
dend krachtige vraag naar kunstmest op de wereldmarkt
voor de kunstmeststoffabrikantèn de ..ideale" situatie
ontstaan dat het verkopen daarvan geen „kunst" meer
is! Vanzelfsprekend komt dan de vraag naar voren of de
sterk gestegen en stijgende prijzen van kunstmest en
voederfosfaten tot een daling van de vraag zal leiden.
Zolang de voedselschaarste voortduurt en de prijzen van
de agrarische produkten vast zijn is de prijs van kunst
mest slechts een geringe faktor in het streven van de
boer naar een hogere produktie, zo was de heer Valkier
van mening. Dit beeld kan veranderen bij een hernieuw
de overproduktie in de wereld, die echter voor 1974 niet
te verwachten is. Daarbij komt dat ook in de ontwik
kelde landen, zoals West-Europa de samenstelling van
het voedselpakket nog veel verbeterd kan worden. Met
name verwacht de -heer Valkier- dat de behoefte aan
dierlijke eiwitten zal blijven stijgen en daarvoor zijn
mengvoeders nodig. Het is dan ook in dit licht gezien
dat Windmill ver gevorderd is met plannen om aan de
produktie van voederfosfaten een verdere uitbreiding te
geven.
Een andere vraag is of de ontwikkelingslanden de stij
gende importprijzen kunnen blijven betalen. Dit zal af
hangen van het betrokken land. Landen die rijk zijn aan
grondstoffen of uitvoerprodukten waarvoor ze hoge prij
zen kunnen bedingen zullen daartoe in staat zijn, de an
dere niet. Een grillige ontwikkeling kan worden ver
wacht.
IIET is ook om die reden dat Windmill van mening
is dat het zwaartepunt van de afzet in de West-
europese markten moet blijven liggen ondanks prijs
controle in deze landen én ondanks tijdelijk aantrekke
lijk lijkende ongekend hoge prijzen op de overzeese ex
portmarkten.
Tenslotte de vraag wat de invloed van de energiecrisis
kan zijn op de benutting van onze produktiecapaciteit in
Vlaardingen. Gelukkig is het bedrijf sterk op aardgas in
gesteld. De grondstoffenvoorziening ten aanzien van
ruwfosfaat, zwavel, zwavelzuur is voor 90 ingedekt
bij leveranciers waarmee reeds jarenlange goede relaties
bestaan. De meest kritische situatie doet zich voor met
betrekking tot het transportsysteem. De kunstmestindus
trie is een bulkbedrijf en volkomen afhankelijk van een
goed functionerende aan- en afvoer. De brandstofvoor
ziening van het transportsysteem is derhalve essentieel.
Het is wenselijk dat de regering dit inziet en bedrijven
die een primaire functie vervullen bij de voedselpro-
duktie niet laat stranden op de relatief geringe energie
behoefte samenhangend met het transportsysteem. Aldus
drs Valkier.