VARKENSHOUDERIJ Over de varkenshouderij merkte de heer Havinga o.m. op dat de ontwikkeling gunstig lijkt. Voorde alom bekende varkenscyclus - op een periode van hoge varkensprijzen met groei van de var kensvleesproductie volgde automatisch 'n periode met lagere prijzen en een terugloop in de produktie - ziet het er naar uit dat in 1974 voor het eerst deze cyclus doorbroken zal worden. In de gemeenschap wordt nauwelijks (2%) een uitbreiding van be tekenis verwacht. Het perspectief voor de afzet van varkensvlees lijkt dan ook redelijk gunstig. Voor wat het verse produkt betreft, zullen de export-mogelijkheden waarschijnlijk vooral in West-Duitsland en in Italië liggen. Betreffende de energiecrisis en de te verwachten gevolgen daar van voor de afzet van vlees merkte de heer Havinga op dat bij een stagnerende afzet door koopkrachtdaling de concurrentie positie bepalend is. Hij stelde in dit verband nadrukkelijk dat Nederland op zijn zaak moet letten. Dat geldt de kostprijs van ons varkensvlees, aldus de heer Havinga en niet minder de kwaliteit van onze slachtvarkens. We zijn wat dit laatste betreft het laatste jaar op de verkeerde weg. De kwaliteit van onze varkens is achteruitgegaan. Daarin spelen meerdere factoren een rol. Eén daarvan was tot voor kort de kwaliteit van het mengvoe der, dat vanwege krapte aan be- Eaaide grondstoffen, niet aan die eisen voldeed. Deze moeilijk- eid is intussen wel overwonnen. Een tweede factor is de uitbetaling naar kwaliteit. Hij dacht daarbij niet alleen aan het feit dat de prijsuitslagen tussen de eerste en de vijfde uitbetalingsklasse van 35 cent tot 20 cent moest worden teruggebracht, maar vooral aan het volgende droevige verschijnsel. Vrijwel alle varkensslachterijen van enige beteke nis hebben een contract met het P.V.V. afgesloten, waarin zij zich hebben verplicht hun slachtvarkens naar kwaliteit uit te betalen. Vele particuliere bedrijven echter rekenen intussen op grote schaal de ontvangen varkens tegen doorsnee-prijzen af. Deze slachterijen lappen het contract met het P.V.V. aan hun laars en maken bovendien, zonder dat zulks enig positief nut heeft, gebruik van dure klassificateurs, die door het V.I.B. gratis beschikbaar worden gesteld. Kortom, een ergerlijke situatie, die bovendien voorde toekomst van de varkenshouderij funest kan worden. Hij pleitte er nadrukkeliik voor de uitbe taling naar kwaliteit uit het slop te halen. Vooral voor de coöperaties ligt hier een belangrijke taak! DE VARKENSPRIJZEN EN DE CONCURRENTIE wel geslachte varkens en verse onderdelen van varkens, ook naar Duitsland en Italië. Die geslachte varkens b.v. brengen zeker een prijs op die omgerekend gelijk is aan die, welke levende varkens bij export plegen op te brengen. Wanneer de Duitse en/of Italiaanse markt sterker zijn dan bijv. de Franse markt, dan trachten wij vanzelfsprekend een grotere verkoop op de beide eerstgenoemde markten te realiseren. Coveco heeft, zoals elke coöperatie, de opdracht de ver schillende mogelijkheden op een groot aantal - bij voorkeur zeer gespreide - markten zo te benutten, dat er voor alle leden/leve ranciers een zo gunstig mogelijk gemiddelde prijs uit de bus komt. U vraagt dan wellicht: „En wat doet u dan aan het ver schijnsel, dat grote internationale concerns momenteel meer voorde varkens betalen?" De heer Havinga merkte op, dat deze afnemers naar zijn oordeel meer betalen dan er werkelijk inzit. Zijn antwoord is, we zullen ons best doen onze reële uitbe talingscapaciteit zo gunstig mogelijk te doen zijn, maar wij gooien er geen kapitalen tegenaaan. Die staan ons trouwens ook niet ter beschikking. Wij zullen het als coöperatie moeten doen meteen goede bedrijfsvoering, met reële uitbetalingsprijzen eni m et de gezonde coöperatieve opvatting dat een coöperatie een verlengstuk behoort te zijn van het boerenbedrijf en dat in werkelijkheid ook is. Dat betekent dan tegelijkertijd dat als we nu reële prijzen uitbetalen, we naderhand niets met onze leden hebben te verrekenen, omdat we eerder te veel zouden hebben uitbetaald. DE REVALUATIETOESLAG Door het aannemen van de motie Tervoort in de Tweede Kamer is de revaluatietoeslag uitsluitend van toepassing gebleven voor slachtdieren en wel zodanig dat de be- of verwerker van vlees de 2% revaluatietoeslag als extra voordruk via de B.T.W. mag ver rekenen. Dit betekent dat de veehandel, die pleitbezorger is ge weest van deze motie, haar doel heeft bereikt en zij niet meer gehouden is via een te voeren administratie haar cliënten aan de bedoelde 2% te helpen! Tegelijkertijd betekent dit echter ook dat bij verkoop van ge- bruiksdieren de revaluatietoeslag komt te vervallen! Wat dit betekent voor de veehouderij, begrootte de heer Havinga, er van uitgaande dat in de slachtveeprijzen deze toe slag voldoende tot uiting zal komen, als volgt: Tussen 10 december '73 en 1 mei '74 zullen in Nederland de volgende aan tallen gebruiksdieren verplaatst worden t.w. 750.000 nuchtere kalveren voor een waarde van 300 miljoen gulden; 4.000.000 biggen voor een waarde van 400 miljoen gulden; 300.000 gebruiks runderen voor een waarde van 450 miljoen gulden; totaal 1.150 miljoen gulden. 2% revaluatietoeslag over dit be drag zou 23 k 25 miljoen gulden voor de boer opgeleverd hebben. En met het aannemen van bedoelde motie is de Neder landse veehouderij dit bedrag door de neus geboord! En dit is nog maar het minimum. Ge vreesd moet worden, dat in de aan de boer uit te betalen vleesprijzen een en ander ook maar be perkt tot zijn recht zal komen. De Rotterdamse veemarkt van 10 december j.l. laat dit althans niet zien. Voor de Coöperatieve sektor is dit een onbegrijpelijke gang van zaken. Tot dusver heeft zij voor alle veeverplaatsing de revaluatietoeslag zondermeer aan haar leden/leveranciers uit gekeerd. Dat de georganiseerde landbouw niet beter op haar tellen heeft gepast is te betreuren, temeer daar over het boereninkomen nogal eens de degens met de overheid worden gekruist. Aldus de heer Havinga. De heer Havinga dacht bij het laatste dan niet aan de economische resultaten van de ruim 500.000 melkkoeien die jaarlijks in Nederland worden geslacht. Er wordt overigens in Nederland, in tegenstelling tot vroeger, ook steeds minder werk van gemaakt, koeien die hun funktie als melkproducente hebben voltooid, nog geschikt te maken voor de slachtbank. Maar een klein percentage van deze dieren wordt op stal gemest om een beter slachtproduct te leveren. Dit is eveneens het geval met koeien die voor de vetweiderij worden bestemd.Voor deze vorm van vetweiderij geldt waarschijnlijk nog altijd het gezegde, datje van de vetweiderij niet gauw rijk wordt, maar dat je om die sport te kunnen beoefenen, eerst rijk moet zijn. Bij het overzien van de mogelijkheden voor de rundvleesproductie, moet gedacht worden aan de productie van jong rundvlees, stieren die op een leeftijd van ±16 maanden worden afgemest. De financiële uitkomsten daarvan waren het vorig jaar niet onaantrekkelijk. De ontwikkeling van de rundvleesmarkt sinds mei van dit jaar heeft weliswaar in zekere zin een streep door de rekening gehaald, maar er is z.i. toch een redelijk gunstig perspectief voor deze tak van productie. De vraag naar jong rundvlees zal blijven toenemen. De producenten blijken overigens in de praktijk ook vertrouwen te stellen in de toekomst van de rundvleesproductie. Er wordt een nog steeds toenemende belangstelling voor de mesterij van stieren geconstateerd. Dankzij samenwerking met de coöperatieve mengvpederindustrie en het boerenleenbankwezen is Coveco in staat in de financieringsbehoefte die deze bedrijfstak heeft, te voorzien. Van de terzake getroffen voorfinancieringsregeling wordt veel gebruik gemaakt. VOORUITZICHTEN SCHAPENHOUDERD De vooruitzichten voor de schapenhouderij zijn volgens de Heer Havinga gunstig. Nederland is wat de afzet betreft voor bijna 100% aangewezen op de export naar Frankrijk dat een van jaar tot jaar stijgende ïmportoehoefte heeft. De consumptie in Frankrijk stijgt jaarlijks met 4% en de productie blijft nagenoeg constant. Weliswaar zijn met de toetreding van het Verenigd Koninkrijk en Ierland tot de E.E.G. er een paar concurrenten bijgekomen maar het tekort aan schape- en lamsvlees in de E.E.G. is zo groot dat wij voor de afzet geen ernstige moeilijkheden verwachten. Het ziet er naar uit, dat het beleid in Brussel erop gericht zal zijn een gemeenschappelijke marktordening voor schape- en lamsvlees tot stand te brengen. Deze marktordening zal erop gericht zijn de productie te bevorderen, teneinde op het vleestekort in de gemeenschap, dat voornamelijk betrekking heeft op rundvlees en schapevlees, wat in te lopen. De heer Havinga wees er op dat de concurrentie op de varkens- markt bijzonder fel is omdat er in West-Europa een relatief tekort is er een overcapaciteit is aan slachterijen, zodat men op alle mogelijke manieren probeert te ontkomen aan onderbezettings- verliezen. Hij merkte daarbij op, dat in de laatste jaren de kaarten - om het zo uit te drukken - in de wereld van de slachterijen en de vleesverwerkende industrie opnieuw zijn geschud. (Homburg ging over in handen van het Engelse concern „Lyons", Zwanen burg naar Unilever, Gevatote Driebergen e.a. naar „Plumrose" in Denemarken, Stroomberg te Eede naar het Engelse concern „United International", Stegeman te Deventer naar Hendrikx te Boxmeer) Vrijwel al deze bedrijven hebben kennelijk een be leid uitgestippeld, dat duidelijk gericht is op expansie, op be zetting van productielijnen en volledige benutting van afzet kanalen. Men getroost zich daarvoor - ook dat is duidelijk - financiële offers, soms zelfs grote financiële offers. Daar zal men vanzelfsprekend niet altijd mee doorgaan. In tegendeel, als men eenmaal zijn doel - een goede bezetting in de onderneming - heeft bereikt, moeten de eerder gemaakte ver liezen worden terugverdiend. Het gaat er, populair gezegd, om, wie de langste adem heeft. De vorenomschreven situatie heeft ertoe geleid, dat in sommige gevallen varkensmesters, die voordien hun varkens aan Coveco leverden, deze b.v. hebben verkocht voor levende export naar Duitsland of Italië. Ons is verweten, dat we op dit punt de boot hebben gemist. Als we als Coveco aan de export van levende varkens zouden hebben deelgenomen, hadden we althans voor die varkens een hogere prijs kunnen uitbetalen. Nog afgezien van de misvatting, dat een coöperatie, al naar ge lang de verschillende bestemmingen van het varken of van het varkensvlees aan haar leden verschillende prijzen zou kunnen uitbetalen - dat is nu eenmaal strijdig met het principiële uit gangspunt van de coöperatie en het zou bovendien zeer onbillijk zijn - is er nóg iets fout in deze redenering. Coveco exporteert geen levende varkens, maar wij exporteren LEDENRAADS VERGADERING CW-WEST NEDER LAND GA. In de op 11 december te Alphen aan de Rijn gehouden ledenraadsvergadering CVV-West, is naast de behandeling van de jaarstukken en verkiezing van een viertal leden van Bestuur en een lid van de Commissie van Toezicht door de heer Havinga van Coveco een overzicht van de huidige vee- eri vleessituatie gegeven. Het batig saldo CVV-West Nederland van ruim ƒ2530,- over boekjaar 1972 wordt aan de rekening 1973 toegevoegd. In verband met het opgaan van C.V.V. Zeeland in CVV West Nederland is de nieuw gevormde kring Zeeland/West Brabant in het bestuur vertegenwoordigd. De heren W.Vader te Souburg en D.Hannewijk te Heinekenszand werden daartoe aangewezen. In de Commissie van Toezicht zijn dit de heren J.C.Geluk te Dinteloord en J.L.de Vlieger te Nieuwdorp. Voorstellen van het bestuur betreffende terugbetaling van ƒ2500,- van enige inschrijvingen en het ledenfonds om de rente over de inschrijvingen in het fonds op 6% vast te stellen en om het entree geld en de contributie voor 19/4 op nihil te bepalen werden met instemming aangenomen. DE HUIDIGE VEE EN VLEESSITUATIE De heer Havinga, voorzitter van de centrale direktie van Coveco gaf in een uitvoerig overzicht zijn visie op de huidige vee- en vleessituatie en de gang van zaken bij Coveco. Betreffende de produktie, afeet en de prijzen van rundvlees merkte de heer Havinga op dat het perspectief voor de afeet van rundvlees er redelijk gunstig uitziet. De zelfvoorzieningsgraad van de huidige E.E.G. bedraagt voor rundvlees slechts 85%.er is en blijft voor de komende jaren een structurele invoerbehoefte. Uitgaande van de veronderstelling, dat in de E.E.G. het interventiebeleid wordt verbeterd en aangepast aan de reële behoefte, mag worden verwacht dat de financiële uitkomsten van de productie van rundvlees bevredigend zullen zijn. EXPORT LEVEND VEE Ook de vooruitzichten voor de export van levend vee achtte de heer Havinga gunstig. Binnen de E.E.G. is er een groeiende vraag naar ons vee in Frankrijk en België. In Italië, vanouds de grote afnemer van Nederlands fok- en gebruiksvee, is de vraag die in het begin van dit jaar nog vrij groot was, in de loop van het jaar sterk afgezwakt, ongetwijfeld mede onder invloed van de zwakke positie van de Italiaanse lire, in september j.l. nog eens extra geaccentueerd door de revaluatie van de gulden. In een aantal landen in Noord- en Midden-Afrika bestaat nog een grote behoefte aan vee. Dat geldt ook voor een aantal Oostbloklanden. Daar liggen vooor onze export in de komende jaren nog goede mogelijkheden. Uiteraard is Nederland niet het enige land, dat fok- en gebruiksvee exporteert. Onze belangrijkste concurrenten zijn Engeland, Denemarken, West-Duitsland,Canada en de U.S.A.De vraag naar fok- en gebruiksvee in de wereld is echter zodanig, dat ons land zijns inziens toch wel aan zijn trekken zal komen. Wel wees de heer Havinga er in dit verband nog op dat Nederland de laatste jaren extra nadeel ondervindt van ae Westduitse export. Dit land subsidieert nml. de export van fokvee, dat aan bepaalde productie-eisen voldoet. Hieraan zal echter per 1 jan. 1975 een einde komen. De vee-export achtten wij de laatste tijd voor de Nederlandse veehouder financieel aantrekkelijk. Zo brengt een vaars, bestemd voor export, de laatste tijd rond 500,meer op dan de binnenlandse marktprijs.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 13