Mensen maken de samenwerking! 13 In „Landbouw op weg 1971", een uitgave van de Prov. Dir. v. d. Be drijfsontwikkeling in Overijssel en de IJsselmeerpolders, in samenwerking met de Ver. v. Bedrijfsvoorlichting en de CA.R. in de IJsselmeerpolders, schreef drs. B. Veltman deze bijdrage over „samenwerking". Hetgeen in 1971 hierover geschreven werd, past bijzonder goed in het kader van dit nummer en is eind 1973 nog aktueel. in 1960 zegt do voorlichting: grote eenheden in 1970 zegt de voorlichting: nog grotere eenheden door samenwerking in 1980 komt er uit: kolchozen in 1990 volgt: voedseltekort (zie ervaring in Oost-Europa) (opmerking uit de zaal tijdens een voorlichtingsdag over samenwerkingsvormen in Oostelijk Flevoland in januari 1971). WAAR GAAT HET OM? /^LS op een boerenvergadering gesproken wordt over samenwerking van boeren, dan valt in de diskussie vast het woord kolchoze. Het woord samenwerking roept hier en daar in boerenkring emoties op. Dat is niet onbegrij pelijk. Samenwerking van boeren, uitlopend op een samen voeging van bedrijven tast volgens velen het zelfstandig ondernemerschap aan en ondermijnt daardoor de basis voor een welvarende landbouw. „Wanneer het gaat om het eigen bedrijf, dan zet men zich voor honderd procent in" zo is him stellige overtuiging. Zelfstandigheid is volgens hen niet alleen de prikkel tot een maximale prestatie, maar geeft iemand ook de kans om zich als boer waar te maken. Zelf standigheid stimuleert aldus een gezonde wedijver tussen kollega's en daarin ligt de sleutel voor de vooruitgang van de landbouw. De overtuiging dat het zelfstandig ondernemerschap de voorwaarde is voor een welvarende landbouw staat bijzon der sterk. Ze vindt steun in de geschiedenis van de land bouw. Ze is ook steeds het uitgangspunt geweest van het gevoerde landbouwbeleid, dat zich ten doel stelde ontwik kelingsmogelijkheden te scheppen voor het individuele be drijf. Daarbij is en wordt een voortdurend beroep gedaan op de individuele ondernemer om die mogelijkheden aan te grijpen voor zijn bedrijf. Voor degenen, die in het zelfstandig ondernemerschap het ideaal van het 'boer zijn zien, heeft samenwerking van boe ren een negatieve waarde. „Als Jan en Piet gaan samenwer ken, dan moet één van hen de pet afzetten. Je kunt toch geen twee kapiteins op één schip hebben?" zo luidt hun redenering. Uit gesprekken met boeren over intensieve vor men van samenwerking komt steeds weer het punt van de bedrijfsleiding aan de orde. Is het mogelijk, dat de samen- werkers op voet van gelijkheid deelnemen aan de bedrijfs leiding of moet een aantal van 'hen de pet afzetten? Dat is de meest omstreden vraag. Zeker wanneer het gaat om sa menvoeging van bedrijven. Wanneer we het in dit artikel over samenwerking hebben, dan 'bedoelen we daarmee de meest intensieve vorm van samenwerking, dat is het samenvoegen van bedrijven onder een meerhoofdige leiding. SAMEN IN DE DIREKTIE jTRVARING is de beste leermeester. Een aantal 'boeren wagen het er op om samen te werken en sommigen gaan zover, dat ze hun bedrijven voortaan als één bedrijf exploiteren. Wat zijn hun ervaringen? Het Landbouw-Eco- nomisch-Instituut heeft in 1964 aan een groot aantal samen- werkers hun ervaringen gevraagd. Een van de uitkomsten van de ondervraging is, dat vier van de vijf samenwerkers zeiden niet het gevoel te hebben, dat de samenwerking hun zelfstandigheid had beïnvloed. Zij zeggen dus dat het mogelijk is om in een samenwer kingsverband tot een eensgezinde besluitvorming te komen op basis van gelijkheid van de samenwerkers. Zij bevestigen daarmee een ervaring in de industriële sektor, waar een meerhoofdige 'bedrijfsleiding allang praktijk is. Het Landbouw-Économisch-Instituut vroeg ook aan de samenwerkers aan welke voorwaarden een samenwerking moest voldoen om te kunnen slagen. De meningen wezen op dit punt in een heel duidelijke richting: een samenwer king staat of valt met de wijze waarop de deelnemers met elkaar omgaan. Mensen maken de samenwerking. De persoonskwaliteiten en eigensohappen van de samen- werkers zijn van doorslaggevende betekenis voor het slagen van de samenwerking. Ze worden door de praktijk van gro ter belang geacht dan andere omstandigheden, zoals gelijke bedrijfsgrootte, gelijk bedrijfstype en onderlinge afstand van de 'bedrijven. Samen in de direktie? Akkoord, maar je moet elkaar lig gen. We hebben de indruk, dat veel boeren wel zouden willen samenwerken als ze het bij de buren maar zagen zitten. EENHEID VAN BELEID yyANNEER een aantal mensen elkaar ligt, dan is dat een belangrijke voorwaarde om samen te werken. Daar mee is uiteraard niet het laatste woord gezegd. Voor elke samenwerking moeten namelijk regels worden vastgesteld. Of het nu gaat om het rendabel maken van een gemeen schappelijke werktuigemnventaris, om het gezamenlijk uit oefenen van een bijzondere teelt, dan wel om het geheel samenvoegen van de bedrijven van de samenwerkers, er zijn steeds regels nodig om de handelingen van degenen die samenwerken op elkaar af te stemmen. In elk samenwer kingsverband moet namelijk een eenheid van beleid ontstaan en daarvoor is nu eenmaal het naleven van een aantal regels noodzakelijk. Die regels geven we hieronder weer: 1. Er moet een duidelijk gemeenschappelijk doel zijn, waar voor ieder van de deelnemers zich wil inzetten. Het doel van een samenwerking tussen boeren, die we in dit artikel op het oog hebben, kan zijn: Het verlagen van die kosten op de bedrijven van de deel nemers, het vergroten van de winstkansen, het verbeteren van de werkomstandigheden (vrije tijd). Belangrijk voor het voortbestaan van elke samenwer king, is dat ieder van de deelnemers overtuigd is van het feit, dat het gestelde doel bereikbaar is door middel van samenwerking. Men moet er gezamenlijk achter staan. Dat geldt overigens niet alleen voor de boeren. Het geldt in niet mindere mate voor hun vrouwen, en hun mede werkers. Ook zijl .behoren in het overleg omtrent die plan nen tot samenwerking te worden betrokken. Het gemeen schappelijk doel moet in elke samenwerking het koördi- natiepunt zijn. Daarom moet dat doel voor ieder duide lijk zijn. 2. Tussen de samenwerkers moet een zodanige taakverde ling worden afgesproken, dat ieder van hen in z'n taak een stuk eigen verantwoordelijkheid voor het geheel kan beleven. Het dragen van verantwoordelijkheid prikkelt tot initia tief. In elke samenwerkingsvorm moet er de ruimte zijn voor elk van de deelnemers om initiatieven in te bren gen. Het ondernemerschap moet ook in een samenwer king waar gemaakt kunnen worden. Dat geldt heel in het bijzonder voor een samenvoeging van enkele bedrij ven onder een meerhoofdige leiding. Een taakverdeling moet dus zodanig zijn, dat elk van de deeltaken een afge rond onderdeel vormt. 3. Een taakverdeling mag niet leiden tot een versnipperd bedrijfsbeleid De beslissingen, die ieder van de samenwerkers op hun terrein willen nemen moeten op elkaar worden afge stemd. Er is dus in een samenwerkingsverband veel over leg nodig tussen de partners. In de industrie, waar fusies aan de orde van de dag zijn, blijkt het overleg tussen de direkties en de afdelingschef van de gefuseerde bedrijven soms zoveel tijd te vragen, dat de verwachte resultaten van de fusie uitblijven. De rekensom wordt niet 1 1 is 3,, zoals men hoopt maar 1 1 is V/2. Overleg kost tijd, maar het is een onvermijdelijk deel van het bedrijfsbeleid. Om dit overleg zo goed en zo goedkoop mogelijk te doen verlopen is het gewenst, dat de partners in die samenwerking periodiek een stafver gadering houden (bijvoorbeeld op een vaste dag per week of veertien dagen al naar gelang men dit zelf nuttig oor deelt). Vaste punten op zo'n stafvergadering zijn ver slagen van de afgelopen periode en besprekingen van de werkzaamheden voor de komende tijd. De beslissingen op de verschillende terreinen moeten dan op elkaar wor den afgestemd. „Wij houden iedere 14 dagen stafvergadering op zater dagmorgen", vertelde ons één van de partners in een samenwerking, waarin drie boeren hun veehouderijbedrijf volledig hebben ingebracht. „We nemen dan de hele gang van zaken met z'n drieën even door. Er wordt ook wel eens flink gekankerd over de gang van zaken". In derdaad, ook daarvoor is een stafbijeenkomst nodig. Kon- fliktstof moet niet opgehoopt, maar opgeruimd worden. 4. Op vele agrarische bedrijven bestaat een nauwe relatie tussen bedrijf en gezin Zo bestaat er vaak één kas, waaruit zowel de uitgaven voor het gezin als die voor het bedrijf worden gedaan. Produkten uit het bedrijf worden in het gezin verbruikt zonder betaling. De auto dient voor het bedrijf als voor privé. Wanneer twee of meer ondernemers 'besluiten hun bedrijven volledig samen te voegen, dan zal men een scheiding moeten maken tussen bedrijf en gezin. Een scheiding tussen gezins- en bedrijfskas is in ieder geval nodiig. Men zal in onderling overleg het bedrag moeten vaststel len, dat periodiek van de rekening van het bedrijf wordt overgemaakt naar de privérekeningen van de partners. Het privé-verbruik van produkten uit eigen bedrijf in de gezinnen zal uiteraard moeten worden verrekend. De auto dient privé-bezit te blijven van de partners. Er moet namelijk worden voorkomen dat telkens de toestemming van de overige partners nodiig is als één van de samen- werkers de auto voor privé-doeleinden nodig heeft. Voor gebruik ten behoeve van het 'bedrijf dient een vergoe ding te worden vastgesteld. 5. Over de regeling van de opvolging moeten de aspirant- samenwerkers vooraf overeenstemming bereiken In de landbouw is het gebruikelijk, dat één van de kin deren het bedrijf van de ouders voortzet, voorzover het in hun ogen een perspektief biedend bedrijf is. Bij de aspirant-samenwerkers zal zeker de wens leven, dat één van hun kinderen later de mogelijkheid krijgt om tot samenwerking toe te treden. Het is zelfs 'heel 'begrijpe lijk, dat ieder van hen het liefst een zetel in de leiding van de gezamenlijke onderneming zou willen reserveren. De grote vraag is nu: moet ieder van de samenwerkers het recht hebben om één van zijn kinderen rijn plaats te laten innemen in de leiding van de onderneming öf moe ten de andere partners mee beslissen of de opvolger ge schikt is om in de leiding op te nemen. Daarbij gaat het niet alleen om de vraag of de opvolger vakbekwaam is als boer, maar of hij de karaktereigenschappen bezit op grond waarvan men met hem zal kunnen samenwerken. Voordat men 'besluit tot samenvoeging van bedrijven onder een meerhoofdige leiding, moet men weten wat men wil op het punt van de opvolging. Zouden één of meer van de aspirant-samenwerkers het recht op benoe ming van hun opvolger geheel in eigen hand willen hou den, dan lijkt de kans op spanningen voor de toekomst bijzonder groot. Samenvoeging van bedrijven moet dan zelfs worden onttraden. 6. De verdeling van de voordelen, die met de gezamenlijke onderneming worden behaald, dient te geschieden aan de hand van objektieve normen In het algemeen aanvaardt men een verdeling als objek- tief als: vooraf de produktiefaktoren (arbeid en kapitaal) een beloning ontvangen op basis van de prijs, die men zou moeten betalen, wanneer die produktiefaktoren zouden moeten worden aangetrokken, vervolgens het overschot gelijkelijk wordt toegekend aan de samenwerkers. Men kan niet alles jaren vooruit regelen. Regelmatig overleg over de koers, die men gezamenlijk zal varen, is een belangrijke faktor om klippen te omzeilen. Maar ook overleg kan falen. Met name in kleinere besloten samen werkingsvormen is de kans daarop niet uitgesloten. In het bedrijfsleven buiten de landbouw is daar wel enige ervaring mee. „Meningsverschillen, aanvankelijk mis schien zakelijk van karakter kunnen juist in besloten samenwerkingsverbanden wel eens ontaarden in veten" staat in een boekje van de Raad van Nederlandse Werk geversverbonden over leiding in besloten samenwer kingsverbanden. De praktijk daar heeft er inmiddels toe- geleid, dat men vaak één of enkele buitenstaanders bij het bedrijfsbeleid betrekt. In een aanbeveling op dit punt schrijft de Raad van Nederlandse Werkgeversverbonden. „De buitenstaander moet iemand rijn wiens wijsheid en inzicht door allen (in de samenwerking) wordt erkend en die op basis daarvan in staat is tegenstellingen in het menselijk vlak te overbruggen. De buitenstaander moet geen aandeelhouder rijn. Het is zaak hem zo vroeg mo gelijk in het leven van het bedrijf aan te trekken en niet eerst te wachten tot er moeilijkheden gekomen zijn. Het is zeker gewenst dit te doen, wanneer de leiding van het bedrijf overgaat in handen van de tweede generatie en de personen, die in de samenwerking een rol gaan spelen waarschijnlijk niet meer die onderlinge band kennen, die wellicht nog de oprichters verbond". HOE KIJKT DE VROUW TEGEN DE SAMENWERKING AAN Hoe de samenwerking precies zal gaan lopen is voor deze dames toch nog wel een vraag waar ze nu nog moeilijk een antwoord op kunnen geven. Wel hebben ze er alle vertrouwen in dat het goed zal gaan en dat het veel voordelen heeft. Dat men elkaar goed moet begrijpen en dat vaak geven en nemen is, dat is voor deze dames duidelijk. We moeten ons er maar niet te veel mee bemoeien is ook de opmerking van de dames Timmermans en Heijmans, dan zal het best goed gaan. Dat „bemoeien" dan bedoeld in de „goede zin" van het woord! I1IT zijn allemaal positieve geluiden van boerinnen die in praktijk nauw bij de samenwerking zijn be trokken. Ik heb ook een boerin gevraagd hoe haar reac tie zou zijn als haar man thuis zou komen met het voor stel met iemand anders te gaan samenwerken. Mevrouw Lucas uit Lage-Zwaluwe haar eerste reactie was: „Als het niet nodig is dan liever niet." Voor haar situatie misschien erg begrijpelijk, een vaderzoon bedrijf. Maar zegt ze, in de toekmst zal het toch die kant op gaan. Ik zal er niet afwijzend tegenover gaan staan. Het zal dan allemaal wel goed geregeld moeten worden en daar zou ik ook graag over mee willen praten. Als mijn zoon later het 'bedrijf overneemt zal samenwerken ge woon de toekomst zijn. IIET is mij wel duidelijk geworden dat men als vrou- wen deze zaken erg reëel bekijkt. Men is zich goed bewust van de taak en houding in de samenwerking. Bij het meewerken op het bedrijf wordt nog veel gedacht aan handenarbeid. De andere arbeid: „geestelijke arbeid" komt niet zo gauw bij de dames op, maar is terdege toch aanwezig. Ook op de moderne bedrijven waar de samen werking al ver doorgevoerd is, zal de deelname aan het overleg inzake het bedrijfsbeheer, het helpen afwegen van de belangen van gezin en bedrijf en de bereidheid de gevolgen hiervan te aanvaarden bij het beheer van de gezinshuishouding van groot belang zij n.^ Dit is vol gens mij een goede vorm van „meebemoeien". G. MIDDELKOOP—v. d. PLOEG.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 37