DINGEN VAN DE WEEK EN SAMENWERKING
Punten waarover
moet worden gesproken bij
„samenwerkingsvormen
in de land- en tuinbouw"
r\E capaciteit van vele werktuigen neemt zoda-
nig toe, dat het veelal niet meer mogelijk is
om op één bedrijf de werktuigen op rendabele wijze
te exploiteren. Verder hebben we te maken met een
sterke afvloeiing van vreemde arbeidskrachten en
boerenzoons. De toenemende vermogensbehoefte
in de landbouw en de daaraan nauw verbonden
financieringsvraagstukken noodzaken tot verlaging
van de kapitaalsinvesteringen per hectare en per
bedrijf en een efficiënter gebruik van de mense
lijke arbeid en de werktuigen. Deze factoren dra
gen ertoe bij dat men steeds meer de behoefte gaat
voelen tot eikaar te komen, teneinde de problemen
gezamenlijk op te lossen.
IN de loop van dit jaar hebben wij dikwijls geschre-
ven over het proces van de schaalvergroting dat
in- onze maatschappij van grote betekenis is en dat ook
aan onze sektor niet ongemerkt voorbij gaat. Het vol
trekt zich in het gehele economisch leven en ook op onze
tuinbouwbedrijven hebben we er mee te maken. Het be
drijf moet groeien of moet geïntensiveerd worden om er
een bestaan in te kunnen vinden. Dikwijls is dat geen
eenvoudige opgave, vandaar dat het aantal bedrijfsbeëin
digingen nog altijd van betekenis is, al moeten we er bij
zeggen dat het niet meer zo rigoreus gaat als enkele
jaren geleden.
Er worden zware eisen gesteld aan het ondernemer
zijn in de tuinbouwsektor en velen vragen zich af, op
welke wijze zij moeten voldoen aan de eisen die deze
tijd stelt. Een van de mogelijkheden om te komen tot
schaalvergoting en tot het sterker staan in de econo
mische strijd om het bestaan is het samenwerken tussen
een of meerdere bedrijven.
Enige tijd geleden is bekend gemaakt dat het O.- en
S.-fonds voor de landbouw hieraan haar financiële mede
werking wil geven door het beschikbaar stellen van sub
sidie. Het bestuur van het O.- en S.-fonds is blijkbaar
ook van mening dat het een zeer nuttige zaak kan zijn
indien ondernemers in de land- en tuinbouw sektor tot
samenwerking besluiten. Op de details van de mogelijk
heden om de subsidie te krijgen, gaan we niet in. Wel
willen we enkele opmerkingen maken over het samen
werken tussen een of meerdere ondernemers als zo
danig.
ETR zijn in onze tuinbouwsektor voorbeelden van sa-
rmenwerken met gunstige resultaten. Toch heeft
deze ondernemingsvorm tot nu toe geen hoge vlucht ge
nomen. Het slagen van een dergelijke opzet hangt vrij
wel geheel af van de omstandigheden en de personen die
er toe besluiten. Wanneer men hiertoe komt is een eer
ste voorwaarde dat men coöperatief is ingesteld en ook
dat degenen die gaan samenwerken, elkaar als mens
moeten liggen.
Wanneer we spreken over de noodzaak van coöpera
tief ingesteld zijn dan bedoelen we daarmee dat men
moet geven en nemen en dat men niet altijd zijn eigen
zin wil doordrijven, ook wanneer men neemt dat men
gelijk heeft. Dat is voor een deel een kwestie van ka
rakter maar ook wel van de sociale situatie waarin men
verkeert. Het elkaar liggen is moeilijker te omschrijven.
Sommigen beweren dat m»en veel gemeen moet hebben
om elkaar te begrijpen en zich in eikaars situatie in te
leven, anderen betogen dat gelijkgezinden het meest
botsen en dat naar aanvulling moet worden gestreefd.
pR zijn ook nog altijd mensen die als groot bezwaar
bij samenwerking noemen het feit dat er één de
baas moet zijn. Het zijn vooral ouderen die zo denken
en daar moeite mee hebben omdat het een bron van zorg
kan zijn.
Degenen die zo denken gebruiken graag de uitdruk
king dat er één kapitein op het schip moet zijn. Jaren
lang was dat een algemeien gangbare opvatting. Men
ging er bovendien vanuit dat dit in de natuur van de
mens als het meest wenselijke besloten lag. Van dat laat
ste is men de laatste jaren teruggekomen.
De gedachte van de ene man die het voor het zeggen
moet hebben stamt uit de tijd van de patriarchale gezins
structuren waarin de vader het helemaal ,en alleen voor
het zeggen had. Deze gezinsstructuren zijn in onze Wes
terse wereld een heel eind verdwenen. Algemeen wordt
aanvaard dat een gezin een tweehoofdige leiding behoeft
om optimaal te kunnen funktioneren.
Men ervaart het thans als natuurlijk wanneer vader en
moeder samen leiding geven aan het gezin. Sociaal psy
chologen gebruiken deze „natuurlijke" ontwikkeling bin
nen het gezinsverband om aan te tonen dat ook een
onderneming gediend is met een dergelijke beleidstruc-
tuur. Daarbij moeten er uiteraard wel taakverdelingen
plaats vinden. Het doel van de samenwerking zal trou
wens zijn, een optimaal resultaat voor de betreffende
ondernemingen te bereiken door gebruilc te maken van
ieders inbreng.
We zijn hierop wat uitvoerig ingegaan omdat een ern
stige bezinning op de mogelijkheden van samenwerking
tussen bepaalde land- of tuinbouwondernemingen ge
wenst zou kunnen zijn. Er zou door sommigen meer be
reikt kunnen worden of een beter antwoord op de vra
gen van deze tijd gegeven kunnen worden indien men wat
minder individualistisch ingesteld zou zijn. Er worden dik
wijls bezwaren gezien en genoemd die er in werkelijkheid
niet zijn of in de praktijk erg mee kunnen vallen.
Een nauwe samenwerking tussen een of meer bedrij
ven kan bijzonder succesvol zijn en het kan in verschil
lende gevallen duidelijk voordelen bieden bovien het al
leen en op eigen kracht verder gaan. Vanzelfsprekend
moet men terdege overwegen wat men gaat doen en
dient men zich af te vragen of men aan de hiervoor ge
noemde eisen voldoet. Twijfelt men daaraan, of is men
er zeker van dat deze niet aanwezig zijn, dan kan er
beter niet aan worden begonnen. We gaan hier geen
samenwerkingsmodel opbouwen. We wilden enkel stellen
dat er soms meer mogelijkheden zijn dan men dienkt
en dat de beduchtheid voor het verlies van de eigen
zeggenschap dikwijls te zwaar wordt genomen.
In de praktijk zou wel eens kunnen blijken dat een goed
opgezette samenwerking als meer nauurlijk wordt erva
ren als het alleen en op eigen kompas varen. Men moet
wel gedenken dat een gunstig funktioneren alleen moge
lijk is indien men als mensen die hiertoe besluiten ook
beseft dat men elkaar nodig heeft. Wanneer de een denkt
dat hij superieur is en de ander slechts ziet als een uit
voerende kracht, dan dreigen er frustraties die van na
delige invloed op het samenspel kunnen zijn. Het leek
ons nuttig deze algemeen menselijke problemen, waar
mede we steeds meer te maken krijgen, in dit „Samen-
werkingsnummer" in Dingen van de week nog eens cen
traal te stellen.
TEN GELEIDE
LJ ET valt te verwachten dat zeer binnenkort,
in het kader van de E.E.G.-structuurricht-
lijnen, een bijdrageregeling ter bevordering van
samenwerkingsverbanden van kracht zal wor-
cfe n. Vooruitlopend op de publikatie van deze
regeling, waarbij het wachten nog is op de goed
keuring door de commissie in Brussel, brengen
wij in dit nummer een aantal artikelen over sa
menwerken.
De bedoeling is dat men zich aan de hand van
voorbeelden van samenwerken in de praktijk de
mogelijkheden gaat overdenken die er op het
gebied van samenwerking ongetwijfeld nog
liggen. Dat er daarbij nog financiële steun wordt
verstrekt aan diegenen die tot samenwerken be
reid zijn is een welkome bijkomstigheid.
DEEDS in de loop van 1965 stelde het be-
stuur van de toenmalige Zeeuwse Land
bouw Maatschappij eien commissie in die als al
gemene opdracht kreeg een rapport over sa
menwerkingsvormen in de landbouw op te stel
len. In november 1966 kwam deze commissie
met haar werkzaamheden gereed en legde de
resultaten ervan in een rapport vast.. Destijds
werd aan dit rapport door publikatie in het land
bouwblad en in brochurevorm ruime publiciteit
gegeven. Velen zullen mede naar aanleiding
daarvan in de loop der jaren tot een bepaalde
vorm van samenwerking gekomen zijn.
WWE leven nu alweer zeven jaar later en in
die tijd is er ook in de land- en tuinbouw
het een en ander veranderd en nog steeds aan
het veranderen. In dit verband kan het E.E.G.-
beleid dat zich meer en meer op grotere pro-
duktie-eenheden richt van belang geacht wor
sen. En in dit kader passen samenwerkingsvor
men van verschillende aard ;en vorm. Zonder vol
ledig te kunnen zijn, want er zijn velerlei samen
werkingsmogelijkheden, geven de reportages
len artikelen een indruk van hetgeen in de prak
tijk reeds is tot stand gekomen en aan welke
voorwaarden moet worden voldaan om tot een
verantwoorde samenwerking te komen.
Zodra de definitieve regeling „bevordering
van samenwerkingsverbanden" is vastgesteld
zullen wij deze direkt publiceren. U kunt daar
van verzekerd zijn
J. M./BI.
Vele reeds bestaande samenwerkingsvormen
zijn spontaan tot stand gekomen. Wij achten dit ook
juist. Er mag nooit dwang achter zitten. Een ieder
die een samenwerkingsvorm begint zal zich een
aantal vragen en problemen dienen te realiseren
voor hij begint!
i S w••uw
- - M ~fs a
EZE zijn:
1e. verstaan wij elkaar op menselijk en zakelijk
niveau; is de wil tot samenwerking aanwezig?
2e. streven we een gezamenlijk voordeel na of is
het oog slechts gericht op het behalen van
alléén eigen voordeel uit deze samenwerking?
3e. welke opzet is de juiste? In de praktijk hoort
men steeds dat het aanbeveling verdient eerst
enige jaren met eenvoudige vormen van samen
werking ervaring op te doen, alvorens men
zich bindt in verdergaande samenwerkingsvor
men, bijvoorbeeld volledige integratie.
4e. het is van groot belang welke vorm wordt ge
kozen. Is dit de maatschap, de vennootschap
onder firma, de coöperatieve vorm of de naam
loze of besloten vennootschap?
5e. de financiering van de samenwerkingsvorm
dient op zakelijke en economische gronden te
worden opgezet. De financieringsmogelijkhe
den door de banken dienen hierbij te worden
onderzocht.
6e. de konsekwenties ten aanzien van de bedrijfs
opvolging en de vererving dienen zo goed mo
gelijk te worden geregeld. Het is beslist on
voldoende alleen aan de betrokkene te den
ken. Bij overlijden van de man dienen voor de
overblijvende echtgenote passende maatrege
len te worden getroffen alsmede voor de kin
deren, zowel als deze binnen de samenwerking
de ouders willen opvolgen, als wanneer dit niet
het geval is.
7e. de eventuele uittreding uit de samenwerkings
vorm dient goed te worden geregeld. Dient bij
voorbeeld bij uittreding buiten eigen schuld de
boekwaarde of de werkelijke waarde van de
werktuigen te worden uitgekeerd? Moet die
gene die uittreedt voor een plaatsvervanger
zorgen, onder goedkeuring van bestuur en le
den? De financiële konsekwenties bij het uit
treden dienen zowel voor de uittredende als
voor de overblijvende(n) goed te worden over
wogen en vastgesteld.
8e. hoe vindt de kostenverdeling plaats? Wordt dit
bijv. een uurtarief of een hectaretarief? Op
welke wijze worden de overuren omgeslagen?
9e. de werkvoorwaarden dienen goed te worden
omschreven en vastgelegd in een overeen
komst, bijvoorbeeld in een huishoudelijk regle
ment.
(Zie verder pag. 4.)