Langs de melkweg (XCVI) De doorloopmelkstal Omschakelingsregeling 1973 melk- op rundvleesproduktie I%.1M LU Ing. J. H. LANTINGA Consulentschap voor de akkerbouw en rundveehouderij Goes De laatste jaren is de aard van het melkveebedrijf sterk aan 'het veranderen. Tot voor kort was de tradi tionele grupstal vrijwel het enige staltype in ons land. Rond 1950 kwamen een aantal gestrooide loopstallen voor melkvee in gebruik. Deze stalvorm is nadien weer verdwenen maar wordt sinds kort op enkele melkveebe drijven weer toegepast. De ligboxenstal, die omstreeks 1062 in ons land zijn intrede deed, is de laatste vijf jaren sterk in de belang stelling gekomen. Deze belangstelling neemt nog steeds toe. Momenteel heeft rond 5 van de melkveebedrijven een ligboxenstal. Dit zijn evenwel overwegend grote bedrij ven, zodat momenteel reeds circa 15 van de Nederlandse melkkoeien in een ligboxenstal zijn gehuis vest. Deze percentages zullen verder stijgen. Er is vooral belangstelling voor dit staltype omdat ook tijdens de stalperiode het melken in de doorloop melkstal gerealiseerd kan worden. Het melken neemt n.l. rond 30 van alle werk op een melkveebedrijf in beslag. Voor zoeken naar tijdsbesparing biedt vooral dit onderdeel perspectieven. Naast de mogelijkheden om meer koeien per uur te melken, kan ook de ar'beidsver- lichting als voordeel genoemd worden. Doordat de han delingen voor de melkarbeid in staande houding kun nen worden uitgevoerd is er een beter overzicht en wordt het werk aangenamer. Bovendien kan tijdens het melken krachtvoer worden verstrekt. (De doorloopmelkstal is het hart van het nieuwe melk veebedrijf. Bij het bouwen van een doorloopmelkstal zijn er evenwel veel onderdelen waaraan aandacht moet worden besteed. Voordat met het bouwen van een door loopmelkstal wordt begonnen, moet zorgvuldig worden nagegaan wat met betrekking tot de plaats, de bouw en de inrichting het meest doelmatig is. Uiteraard zal voor dien wel een aantal bedrijven worden bezocht om zich te oriënteren met betrekking op de te bouwen ligboxen stal. Aandacht voor de doorloopmelkstal is hierbij in zonderheid nodig. We menen dat het nuttig kan zijn om een aantal punten te vermelden die van direkt belang zijn om een zo doelmatig gebruik te verkrijgen. LIGGING MELKSTAL Het meest gunstig is, dat het melklokaal direkt aan de melkstal grenst. Voor de melkafvoer is dit de beste lig BREEDTE VAN DE KOESTANDEN Deze breedte is bij een zogenaamd gesloten type 80 a 85 cm. Bij een visgraatstal is deze breedte afhanke lijk van de hoek waarin de koeien staan t.o.v. de melker. Een vaste maat is hierdoor niet aan te geven. Bij een hoek van bijvoorbeeld 25 graden, de zogenaamde ver lengde stand, is deze breedte dan ca 1.40 m. Men heeft dan het beste zidht op de koeien. De benodigde stalleng- te is dan groter. AFSCHERMING VAN DE MELKPUT Meestal worden twee keerbuizen gébruikt. De onder ste buis is op schouderhoogte van de melker. Dit is dan ongeveer 60 cm boven de vlore van de koestanden (twee buizen is veiliger dan één buis). De puteinden goed af sluiten. Vertikale buizen met een tussenruimte van on geveer 45 cm zijn bijvoorbeeld zeer geschikt. De melker kan er gemakkelijk door, terwijl dit voor de koeien uit gesloten is. Door op elk eind van de put een trapje te nlaatsen, kan men er gemakkelijk in- en uitkomen. Een vast trapje is nodig om uitglijden te voorkomen. VERLICHTING, VENTILATIE EN TEMPERATUUR Een goede verlichting is waardevol. Indien mogelijk zorg dan voor ruime toetreding van daglicht. Dit is gunstig voor de werksfeer. Voor kunstlicht zijn T.L.- buizen doelmatig. Een goede Ventilatie is gewenst. Bij inval van daglicht is 'dit gemakkelijker tot stand te brengen. Aan verwarming in melkstal 1 en wordt weinig aandacht besteed. De laatste jaren is er ook geen winter van betekenis geweest. Mogelijk dat dit in of na een strenge winter wel meer aandacht krijgt. AFWERKEN WANDEN EN VLOEREN Een goede afwerking is gewenst. Voor een gemakke lijk onderhoud in het hygiënisch houden van de melk stal, is het betegelen van vloeren en wanden gewenst. Voor vloeren is een ander soort tegel vereist als voor wanden. VOETBAD Een voetbad is onmisbaar. De hiervoor te gebruiken 3 oplossing van formaline is nodig bij de bestrijding van hoef af wij kingen. Dit voetbad is bij voorkeur onge veer twee meter lang en minstens ongeveer tien centi meter diep. De inhoud van het bad moet gemakkelijk kunnen worden verwijderd. LAWAAI Streef er naar dat lawaai van motoren e.d. zoveel mogelijk wordt beperkt, althans dat er in de melkersput zo weinig mogelijk hinder van wordt ondervonden. STREEF NAAR EEN ZO GOED MOGELIJKE OPSTELLING De bouw van een melkstal is op elk bedrijf weer anders. Het is vrijwel niet mogelijk om voor elk onder deel de meest gewenste .situatie in een artikel als dit aan te geven. Oriëntatie en informatie, hierover blijven echter wel belangrijk. Voordat met bouwen wordt be gonnen moet het plan volledig zijn doordacht en uitge werkt. Eerst denken dan doen! TIJDENS een van de laatste vergaderingen van het bestuur van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds is nogmaals aan de orde geweest de omschakelingsrege ling 1973. Met deze regeling wordt getracht de produktie van melk- en zuivelprodukten te verminderen en de rund vleesproduktie te bevorderen. Dit doel tracht men te be reiken door het geven van een premie, indien van melk- produktie op vleesproduktie wordt omgeschakeld. Eerst zullen in dit artikel nog eens in het kort de voorwaarden en verplichtingen worden omschreven, alsmede de groot te van de premie. Daarna zal aan de hand van een aan tal voorbeelden getracht worden duidelijk te maken wel ke omschakelingsplannen we en welke niet voor subsi die in aanmerking komen. Nu reeds zij opgemerkt dat in de opvatting hierover sinds kort verandering is geko men, n.l. in die zin dat het afmesten van koeien van de Nederlandse rassen (zwartbont-, roodbont- en blaarkop vee) thans ook is toegestaan om in aanmerking te komen voor subsidie, mits deze koeien tijdens de afmestperiode maar niet meer worden gemolken. VOORWAARDEN EN VERPLICHTINGEN EDERE ondernemer of groep van ondernemers kan in aanmerking komen, indien bij de meitelling van 1973 maar tenminste 11 melk- en kalfkoeien zijn opge geven. Daarbij moet de ondernemer zich verplichten ge durende vier jaar geen melk- en zuivelprodukten meer af te leveren of te verkopen. Daarnaast moet op het bedrijf een aantal grootvee-eenheden, bestemd voor de vlees produktie, worden aangehouden, dat op het bedrijf aan wezig was tijdens de meitelling van 1973. Voor de berekening komen niet in aanmerking koeien van tenminste 12 maanden oud, die nog niet hebben ge kalfd en die voor de melkproduktie zijn bestemd. Indien de subsidie-aanvraag is goedgekeurd, dan hoeft de on dernemer zes maanden de tijd om de aanwezige melk koeien te verkopen of af te melken. In deze zes maan den mag hij wel melk- en zuivelprodukten afleveren. In dien de ondernemer op zijn bedrijf koeien blijft aanhou den, dan moet hij aan het einde van het derde jaar zijn veebestand zedanig hebben aangepast, dat tenminste 80 van het aantal koeien of drachtige vaarzen bestaat uit dieren die: óf de kenmerken hebben van één van de erkende vleesrassen; óf verkregen zijn door kruising met een stier van één van de erkende vleesrassen. DE PREMIE f)E premie wordt gebaseerd op 'de hoeveelheid af- geleverde melk van mei 1972 tot mei 1973. De pre mie bedraagt 71/2 rekeneenheid per 100 kg melk. Dat komt neer op f 25,80 per 100 kg melk. De uitbetaling van de premie zal als volgt gaan: 50 binnen 6 maanden 25 na ongeveer 1 jaar 25 na ongeveer 3 jaar Een aanvraag om voor een omschakelingspremie in aanmerking te komen, moet men bij de D.B.H. indienen. Daarbij moet de aanvrager ook met een bedrijfsplan kun nen aantonen hoe hij zijn bedrijf de komende 4 jaar zal rondzetten zonder melk af te leveren. En tevens zal in dat bedrijfsplan duidelijk gemaakt moeten worden, dat hij het vereiste aantal runderen (grootvee-eenheden) voor de vleesproduktie zal aanhouden. WELKE PLANNEN WEL EN WELKE PLANNEN NIET LIIERONDER volgen een aantal voorbeelden van be drijfsplannen, welke wel kunnen worden geaccep teerd in het kader van deze regeling. Een bedrijfsplan, gebaseerd op het weiden van run deren voor de vleesproduktie. Gemiddeld over het gehele jaar dient tenminste het vereiste aantal groot vee-eenheden op het bedrijf aanwezig te zijn. Een bedrijfsplan, waarbij aangekochte kalveren wor den opgefokt met de bedoeling deze voor de vlees produktie te bestemmen. Het aanhouden van een veestapel van een zuiver vleesras, waarvan de koeien worden gebruikt voor het zogen van kalveren. Het houden van schapen, of een combinatie van rund vee, voor de vleesproduktie en schapen. Het aanhouden van een (beperkte) melkveestapel met de bedoeling de daaruit verkregen kalveren te laten zogen bij hun moeder en voor de vleesproduktie te bestemmen. In dit geval moet na 3 jaar wel 80 van het aantal melkkoeien en drachtige vaarzen bestaan uit dieren van erkende vleesrassen of zijn verkregen door krui sing met een stier van een bekend vleesras. Niet in aanmerking voor een subsidie volgens deze omschakelingsregeling komen de volgende voorbeelden van bedrijfsplannen. - Het opfokken van vrouwelijk jongvee (kalveren, pin ken en vaarzen) ten behoeve van derden, indien deze niet afkomstig zijn van stieren van vleesrassen. Een centrale kalveropfok t.b.v. melkveebedrijven komt 'dus niet in aanmerking. Inscharen van vee, bestemd voor de melkproduktie. Bedrijfssystemen, die geheel of gedeeltelijk bedoeld zijn voor de aflevering var> boerenkaas, of bedrijven die de melk direct aan de consument leveren. Indien wordt overgeschakeld op de kalvermesterij, zonder dat er voldoende grootvee-eenheden aanwe zig zijn. Het verkleinen van het bedrijf door verpachten of ver kopen. Na voorgaande voorbeelden zal het duidelijk zijn dat het niet is toegestaan na omschakeling het bedrijf zo te voeren, dat: melk- en zuivelprodukten worden afgeleverd; rundvee wordt afgezet dat bestemd is voor de melk produktie; land aan derden in gebruik wordt gegeven voor in scharen, verpachten of verkopen. Indien U er als ondernemer voor voelt om van deze omschakelingsregeling gebruik te maken en zit U wat aan te kijken tegen het opstellen van een bedrijfsplan waaruit de omschakeling voor de komende 4 jaar moet blijken, dan kunt U zich het best in verbinding stellen met het Consulentschap voor de rundveehouderij. B. J. v. d. TOOM. ging en geeft de minste problemen. Ook is dan de af stand die de melk moet afleggen kort, 'hetgeen als gun stig is aan te merken. De wachtruimte recht achter de melkstal is te prefe reren. Er is dan zicht op de dieren. Bovendien komen de koeien gemakkelijker binnen en zijn er mogelijkhe den voor een voortdurend overzicht van de nog te mel ken koeien. MATEN VAN DE MELKPUT De gewenste diepte van de put is afhankelijk van de lengte van de melker. Als vuistregel kan worden aan gehouden, dat de grootte van de melker min 90 cm een passende maat is voor de putdiepte. Bij iets dieper ma ken kan deze wel worden aangepast door bijvoorbeeld het inlbrengen van een lattenrooster. Te ondiep is ongewenst en bovendien moeilijk te wij zigen. Waterafvoer uit de melkersput moet goed moge lijk zijn. Bij een hoger waterpeil kunnen de koestanden wat hoger worden opgesteld. Een afloop is nodig, terwijl met een verdiepgootje langs de putwanden het vlot weglopen van 'het water mogelijk wordt. Een over staande rand bij de koestanden is nodig om ruimte te hebben voor de voeten. Het bevestigen van een hard houten balk aan de putwand bij de koestanden is ge wenst. Voor vlot werken en een goed overzicht is een putbreedte van minstens twee meter gewenst. Er zijn dan ook gode mogelijkheden voor het plaatsen van meetglazen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 19