Goede produktie per koe
een voorwaarde
Worden Nederlandse
rundveebeslagen vanuit
België met abortus bang
besmet
KORTE WENKEN
9
C.A.R. - Zevenbergen
Ir. P. W. G. M. VOS
Op het melkveehouderijbedrijf is
veel in beweging. Op alle terreinen
zien wij een zoeken en tasten naar
nieuwe mogelijkheden. De inflatie
van het geld vormt een groot knel
punt. Dit brengt een sterke stijging
van de kosten mee, terwijl de agra
rische marktpositie een doorbereke
ning van deze kostenstijgingen on
voldoende mogelijk maakt. Onder
de toekomstige boerenstand is de
mentale instelling van doorslag
gevend belang. De jonge boer is er
zich van bewust, dat hij het anders
gaat doen dan zijn vader. Vast staat
dat onder de thans geldende voor
waarden per arbeidskracht steeds
meer gepresteerd zal moeten wor
den.
PRODUKTIE-OMVANG
QE werkzaamheden als melken, uitmesten en voederwin-
ning ondergaan een steeds verdere automatisering.
Mechaniseren roept arbeids- en bedrijfsvergroting op, maar
betekent evenzeer investeren. Nu behoeft een gezond bedrijf
investeringen niet te schuwen, maar het boerengeld brengt
gemiddeld in de praktijk niet de rente op waarvoor men
het leent. iDe rentesubsidieregeling is een nieuwe impuls tot
bedrijfsaanpassingen.
Er zal veel veranderen en nog meer te filosoferen zijn.
De landbouw is aanzienlijk kapitaals en arbeidsintensiever
geworden. Welk aantal koeien per man biedt mogelijkheden
van een jaarloon?
Ontwikkelingsplannen laten zich alleen realiseren, wan
neer naast het aantal koeien tevens de produktie per koe
aan goede eisen voldoet. Er is berekend dat de produktie
zich sterk door uitwendige omstandigheden laat beïnvloe
den. Een vergroting van het aantal koeien mag dan ook niet
gaan ten koste van de bedrijfsvoering,
PRODUKTIE PER KOE
QNDER alle bedrijfsomstandigheden zal een van nature
melkrijke koe zich beter belonen dan haar stalgenote
met minder aanleg. Spreken wij misschien wat gemakkelijk
over aantallen koeien en staan wij misschien wat te weinig
stil bij de kwaliteitsverbetering van de veestapel? Een ver
hoging van de erfelijke produktiviteit van de veestapel komt
een evenwicht tussen opbrengsten en kosten ten goede. De
veeverbeteringsorganisaties, met K.I. en melkkontrole als
belangrijkste pijlers, staan de boer ter beschikking.
Verschillen in produktie-aanleg komen duidelijk naar
voren op het proefbedrijf van de Landbouwhogeschool. Door
dit bedrijf, dat gelegen is in de Flevopolder, werden van
praktijkbedrijven kalveren aangekocht en opgefokt. Deze
dieren kwamen als melkvaars tot onderstaande produktie
(tabel 1). De produktiecijfers zijn verkregen op één bedrijf,
dus onder gelijke bedrijfsomstandigheden. De cijfers zijn
ontleend aan de Keurstamboeker van 25 januari 1973.
Tabel 1. Produktie van melkvaarzen op 305 dagen onder
gelijke produktie-omstandigheden.
Aantal vaarzen
kg melk
3
3.000
3
3.0003.500
15
3.500—4.000
32
4.000—4.500
27
4.500—5.000
17
5.000—5.500
5
5.500—6.000
2
6.000
De grote spreiding in produktie-cijfers valt op. Zo wij
reeds stelden, is de produktie verkregen op één bedrijf, zo
dat de verschillen tussen de dieren vrijwel helemaal moeten
worden toegeschreven aan erfelijke verschillen.
De gemiddelde produktie heeft grote invloed op het bedrijfs
resultaat.
De 104 vaarzen komen aan een gemiddelde produktie van
afgerond 4.500 kg melk. In geval de 6 laagste producenten
zoudien worden afgestoten, komt dit gemiddelde 100 kg
hoger uit. Het behoeft geen verdere toelichting, dat oprui
men van zg. „dieven" in de veestapel een voorwaarde is
om de produktie per dier op te voeren. De selektie is immers
bepalend voor de kwaliteit van de toekomstige veestapel.
STIERENKEUZE
yOORAL na 1960 gaven de fokprestaties van stieren
veel diskussie. De ekonomische druk op de bedrijven
en de vele teleurstellingen, die men heeft moeten inkasse-
ren voor wat betreft de produktie-vererving van stieren,
waren hiertoe aanleiding. Uit het nakomelingenonderzoek
moet blijken of aan de verwachtingen wordt voldaan, die op
grond van de afstamming en bet eigen exterieur van de
stier zijn gewekt.
Bezien wij jaarverslagen van verenigingen voor K.I., dan
slagen er een aantal verenigingen nog steeds niet in om de
meerderheid van inseminaties te verrichten met sperma van
goed fokkende stieren. Verschillende K.I. verenigingen blij
ken ook van te kleine schaal tot inpassing van een slag
vaardig en zakelijk foktechnisch beleid. Grotere samenwer
king of fusies van verenigingen kunnen vanwege het svste-
matisch proef-, wacht-fokstierenprogramma niet uitblijven.
De realiteit leent zich niet voor sentimenten. De positie van
het boerenbedrijf eist dat produktie, melkbaarheid, uier-
vorm, ontwikkeling, vruchtbaarheid en dergelijke'bij de
stierenkeuze als wegwijzer kunnen worden gebruikt. Via
stierenkeuze is veel te bereiken. Op de Waiboerhoeve vond
destijds een selektieproef tussen stieren plaats. Een deel
van de veestapel werd geïnsemineerd met stieren met een
beste produktievererving en bij het andere deel van de vee
stapel op dezelfde bedrijven werd gebruik gemaakt van
stieren met onbekende vererving. Bij de laatste groep stieren
gold de bespiering tevens als selektiepunt.
Wat de melkproduktie betreft trad een duidelijk verschil
op ten voordele van de stieren met bekende produktie-ver
erving. Uit publikaties van het Instituut voor Veeteeltkun-
dig Onderzoek ontlenen wij onderstaande resultaten (tabel
Tabel 2. De melkproduktie op 305 dagen van twee- en
driejarige dieren.
2-jarige dieren
aantal
met als vader
dieren
kg melk
vet
eiwit
Bekende vererving
89
4.014
4.03
3.23
Niet bekende vererving
77
3.448
3.98
3.30
3-jarige dieren
met als vader
Bekende vererving
67
4.829
3.97
3.26
Niet bekende vererving
53
4.409
3.99
3.34
Het effekt van de stierenkeuze is in tabel 2 duidelijk. Toe
gegeven moet worden, dat in het onderzoek bij de bekend
verervende stieren alleen selektie heeft plaatsgehad op
melkproduktie. In de praktijk moet uiteraard op meerdere
punten geselekteerd worden en hoe meer selektiekenmerken
men er bij betrekt hoe kleiner het verbeterend effekt zal
zijn per eigenschap. Gebruik van stieren met bekende ver
erving is echter de meest zekere weg.
FEITEN DIE DUIDELIJKE TAAL SPREKEN
Ten behoeve van de rundveeverbetering worden vele ge
gevens verzameld. Het verzamelen heeft alleen betekenis,
wanneer hierop een doelmatig gebruik bij de selektie volgt.
In het zwartbont fokgebied van Noord-Brabant werken
8 K.I. Verenigingen. Drie verenigingen werken foktechnisch
samen met Zuid-Holland en Zeeland en de overige 5 ver
enigingen zullen aanstaand inseminatieseizoen een gezamen
lijk foktechnisch plan uitvoeren. Dit houdt in, dat elke
„zwartbonte" veehouder in Noord-Brabant via K.I. in de
gelegenheid wordt gesteld om stieren te gebruiken met be
kende vererving. Een K.I. Vereniging kan pas dan verbete
rend werken op de veestapel van de leden, indien de vereni
ging beschikt over goed verervende stieren. Om echter een
garantie te hebben van blijvend te kunnen beschikken over
goede verervers, moet er elke jaargang een voldoend aantal
proefstieren worden uitgeprobeerd. Wij zijn blij met de on
dernomen stappen van de Brabantse Zwartbont K.I. Vereni
gingen. De produktiegegevens per koe en het gebruik van
stieren met bekende vererving zien wij als noodzakelijk
kompas op de veeverbeteringsweg. De feiten spreken dui
delijke taal.
Via verbetering van de erfelijke aanleg en een aangepaste
verzorging van de dieren is er nog veel te bereiken. Een
gemiddelde van 5.000 kg melk per koe is goed, doch door
erfelijke vooruitgang zouden de koeien onder de gegeven
omstandigheden tot nog grotere prestaties in staat zijn.
GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN
IN NOORD-BRABANT, BOXTEL
|N 1971 werd in Noord-Brabant nog op 9 bedrijven abor
tus Bang gekonstateerd, in 1972 was dit op 16 bedrij
ven het geval, terwijl er in 1973 nu reeds 16 nieuwe besmet
tingen werden vastgesteld. In deze drie jaren zijn de volgen
de bedragen aan slachtvergoeding uitgekeerd: 1971:
117.000,—; 1972: 265.000,—; 1973 tot heden ruim
600.000,—.
Een enorme stijging die zowel een gevolg is van het gro
ter worden van de veestapels als van de stijging van indivi
duele waarde van de dieren. Daar deze gelden grotendeels
door de Noord-Brabantse veehouders moet worden opge
bracht, betekent dit voor 1973 al een ekstra omslag van
1,per rund.
In verreweg de meeste gevallen werden deze tegenvallers
in grensgemeenten aangetroffen. Hoewel ook bij onze zui
derburen de bestrijding van deze ziekte op gang komt, moe
ten wij er rekening mee houden dat de Nederlandse grens-
bedrijven de eerste jaren nog ekstra risiko's lopen.
Zijn nu alle tegenvallers een direkt gevolg van besmet
tingen uit het nabuurland? Wij konstateren verschillende
nieuwe gevallen die geweid hebben in de buurt van Neder
landse bedrijven, dié het vorig jaar of eerder vanuit België
besmet zijn geworden. Het antwoord op bovenstaande vraag
moet dan ook „NEEN" luiden.
^pELKENS als er een nieuw geval komt wordt door een
personeelslid van de Gezondheidsdienst een „buren-
onderzoek" verricht. Er wordt dan gevraagd welke veehou
ders met hun dieren geweid hebben naast de besmette kop
pel.
Een dergelijk bedrijf wordt dan speciaal onder kontrole
gehouden via melk- en bloedonderzoek. Het duurt dikwijls
bijna een jaar voor een dergelijk onderzoek positief wordt.
Het is helaas zo dat een dier dat met abortus Bang besmet
wordt meestal pas een positieve reaktie vertoont nadat het
dier weer gekalfd heeft; dat kan dus maanden duren. Dit is
op zich al erg!
Nog erger is het als ongeveer een jaar later een bedrijf
via het onderzoek van de geleverde melk of van een ver
worpen kalf besmet verklaard moet worden en dan pas
blijkt dat er dieren het vorig jaar in de buurt van een toen
besmet bedrijf hebben gelopen. Achteraf wordt het geheugen
van deze veehouder dan weer opgefrist, maar het is te laat!
En zo blijft de kogel maar door rollen!
Het is dus wel degelijk zo dat de ziekte uit België ons
land verschillende malen is binnengekomen, doch te veel
Nederlandse boeren reageren dan zelf zo nonchalant, dat
deze ziekte in ons land verder doorsuddert. Ook bloedonder
zoek van verwerpers wordt te vaak achterwege gelaten.
/^LS er een geval van abortus Bang in de weidetijd op
treedt dan dient men, om zijn buren te beschermen,
de drachtige dieren op te stallen voor de paar dagen die het
nog duurt voor de hele veestapel geslacht is. Het blijkt ons
dat, ondanks schriftelijke en mondelinge opdrachten en
waarschuwingen van onze zijde, men onder die omstandig
heden zelfs kalvende en verwerpende dieren in de weide
laat. Dat dan de buurtbedrijven nadien besmet blijken is
geen wonder. De landelijke voorschriften stellen voorwaar
den aan het uitkeren van de slachtvergoedingen.
Onder meer moet aan het opstalgebod van drachtige die
ren voldaan worden. Wij vragen ons wel af, of in deze de
ouwtjes niet wat strakker moeten wordeq aangetrokken.
Zo is nu de uitkering van de slachtvergoeding van één vee
houder gedeeltelijk opgeschort en zal een verantwoording
voor de desbetreffende landelijke Kommissie moeten plaats
vinden.
Wij "rillen er terslotte uitdrukkelijk op wijzen dat bij de
bestrijding van deze ziekte één veehouder niets kan begin
nen; er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De gehele
Noord Brabantse rundveehouderij staat borg voor de slacht
vergoedingen van degenen die het ongeluk treft. Zou men
echter in een bepaalde streek te weinig verantwoordelijk
heid tonen, dan zou wel eens teveel gevraagd kunnen wor
den van de totale Noord-Brabantse veehouderij!
C.A.R. - Zevenbergen
AKKERBOUW
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
heeft onlangs besloten dat rijdende landbouwvoertuigen,
tot een snelheid van 16 km per uur, voortaan knipperen
de waar schuwing slichten mogen gebruiken. Dit geldt ook
voor gewone motorvoertuigen die landbouwprodukten af
leveren of ophalen bij landbouwbedrijven die op korte af
stand van elkaar zijn gelegen, b.v. melkauto's.
NU DE GEWASSEN EN HET VEE het veld verlaten,
zoeken ook de ratten weer een onderkomen in de ge
bouwen. Ratwering begint met te zorgen dat er geen
nestgelegenheid is door rommel op te ruimen en er geen
meel of etensresten bereikbaar zijn voor deze meeëters.
Zijn er dan toch nog, dan kan met sukses vergif worden
gebruikt. Zorg er echter voor dat het vee en de huisdie
ren niet bij het vergif kunnen komen.
AANSTAANDE WINTER moet U alleen of met Uw
knecht heel wat uren besteden aan het onderhoud en re
pareren van de werktuigen. Bij te lage temperaturen vlot
zulk werk niet en bereikt U maar een matige arbeids
prestatie. Daarom verdient het aanbeveling voor de win
ter een ruimte in orde te maken die verwarmd kan wor
den en waar U goed licht hebt op het werk.
JAARLIJKS GAAN EEN groot aantal boerderijen in
vlammen op, dikwijls door broei, maor ook vaak door on
voorzichtigheid met vuur, een ondeugdelijke licht- of
krachtstroominstallatie en het lassen in de omgeving van
brandbaar materiaal. Ook het starten van een trekker in
de schuur waar hooi en stro ligt en soms de vonken
rondspatten is uiterst gevaarlijk. Zorg dat Uw brandver
zekering is afgestemd op de vervangingswaarde van Uw
gebouwen. Ook al bent U nog zo voorzichtig.
VOOR DE GROEP ZEER BREDE landbouwvoertuigen
als maaidorser, aardappel- en bietenrooiers overweegt de
minister nog een geel zwaai- of knipperlicht verplicht te
stellen, naast hei eventuele gebruik van knipperende
waarschuwingslichten.