11 plastic, in sleursilo's en in een torensilo beproefd. Eén van de nieuwe aspecten daarbij is de thermische (vóór) behan deling van gras op stam. Niet alleen gras, maar ook de con servering en voedering van snijmais heeft de aandacht. Voorts wordt gezocht naar nieuwe toepassingsmogelijk heden bij de conservering en voedering van voederbieten. Op het gebied van de huisvesting wordt verder gewerkt aan de ontwikkeling van ligboxenstallen en voerligboxenstallen voor melkvee, nieuwe huisvestings-systemen voor kalveren, ouder jongvee, vleesvee en schapen. Met betrekking tot de voedering hebben zomerstalvoedering, het 's nachts opstal len (met bijvoeding) en buitenvoedering de aandacht. Ook wordt gewerkt aan nieuwe systemen van mestafvoer en mestverwerking, stankbestrijding, beluchting van mest, ver regenen van mest e.d. De ontwikkeling op het terrein van de melkwinning gaat nog steeds door. Op de Waiboerhoeve zijn thans drie ver schillende typen doorloopmelkstallen in beproeving, waarbij aandacht wordt besteed aan lichtsignalering voor het af nemen van de melkstellen, het automatisch afnemen, ver schillende krachtvoerautomaten, brijvoedering, e.d. Op en kele afdelingen staat de melktank geheel of gedeeltelijk buiten. Wat de kalveropfok betreft wordt aandacht besteed aan het terugdringen van het sterftepercentage en vermindering van de arbeidsbehoefte. Met betrekking tot de melkveefokkerij worden proeven genomen met selectie in Nederlandse veerassen, kruising binnen de eigen rassen en kruising met Amerikaanse Hol- stein-Friesian-stieren. Ook met betrekking tot de rundvlees- produktie worden kruisingsproeven met stieren van buiten landse vleesrassen genomen. Voorts wordt aandacht besteed aan de bestudering van bedrijfssystemen als geheel. In dit verband kunnen worden genoemd het éénmansbedrijf (weinig grond) met een hoge veebezetting en weinig ruwvoer voor de winter, de centrale jongvee-opiOK, een zwaar gemecuamsce»a uca»»ji met silo en een mechanisch voersysteem met net aoei 11a te gau., hoeveel melkvee men daarbij per man kan houden en de rundvleesproduktie met jonge stieren. De technische moge lijkheden daarvan worden bekeken tegen de acntergroncl van economische en sociale verbeteringen. Ook het zoeken naar verlichting van zowel de lichamelijke als geestelijke belasting van de veehouders speelt daarbij een rol. Deze opsomming van het onderzoek is niet volledig en moet in dit bestek uiteraard beknopt zijn. Er moge echter uit blijken dat het enerzijds vaak op onderdelen is gericht (bepaalde vakgebieden) en anderzijds in complete bedrijven wordt aangepakt. Dit vergt veel overleg en uit de aard der zaak ook een goede organisatie. Dit overleg vindt vooral plaats in de werkgroep „Onderzoek in bedrijfsverband" on der leiding van ir. P. J. M. Snijders. Alle onderzoekinstellin gen, die op de Waiboerhoeve samenwerken zijn in deze werkgroep vertegenwoordigd. IN TOEKOMST GROOT ONDERZOEKCENTRUM |yE algehele leiding van de proefboerderij berust bij de bedrijfsingenieur, de heer ing. C. van Bruggen. Hij wordt daarbij geassisteerd door een bedrijfsleider voor de exploitatie en een bedrijfsleider voor het onderzoek. Voorts werken op de Waiboerhoeve twaalf bedrijfsboeren, veever zorgers en overige medewerkers, alsmede twee assistenten voor het onderzoek. Zij allen hebben zich bijzonder inge spannen om de verhuizing van Millingen naar Lelystad en de opbouw van de nieuwe proefboerderij naar behoren te doen verlopen. Behalve de C.R. Waiboerhoeve zijn er nog een aantal proefboerderij en voor de rundveehouderij in O.-Flevoland. In dit verband moeten genoemd worden die van het Insti tuut voor Veeteeltkundig Onderzoek (I.V.O.), het Instituut voor Veevoedingsonderzoek (I.V.V.O.), de Landbouwhoge school en die van het' Centraal Diergeneeskundig Instituut. Het streven is ten aanzien van de beschikbaarstelling van grond, vee, bedrijfsuitrusting, arbeid en onderzoekaccomo- datie elkaar zoveel mogelijk te helpen. Zodra alle proef- bcerderijen gereed zijn (1974) en functioneren zal er in 0.-Flevoland een belangrijk onderzoekcentrum voor de rund veehouderij tot stand kunnen komen. In 1975 zal dit nog meer gestalte krijgen door de vestiging van het P.R. en het 1.V.V.O. in één gebouw aan de Runderweg nabij Lelystad. IN VOORSTE GELID De C.R. Waiboerhoeve is zijn taak begonnen. Er wordt met kracht aan velerlei zaken géwerkt. Door middel van excursies naar de proefboerderij en het lezen van desbe treffende publikaties kunnen voorlichters en praktische vee houders regelmatig kennis nemen van hetgeen op de Wai boerhoeve gebeurt. Dit is temeer van belang omdat de rund veehouderij thans zo zeer in beweging is. Getracht zal wor den bij de ontwikkeling van de rundveehouderij de Waiboer hoeve steeds in het voorste gelid te houden. In dit opzicht zijn, ten aanzien van de aanpak van bepaalde problemen, suggesties vanuit de praktijk altijd welkom! Zoals Ir. E. F. Geessink, Alg. direkteur Agrarische Produktie die de offi ciële opening verrichtte cr in z'jn openingsrede op wees dient elke praktijkonderzoeker naast de bedrijfstechnische- economische eisen ook rekening te houden met andere pro blemen van o.m. veterinair-hygiënische, ethische en milieu hygiënische aard daar vooral de boerenpraktijk met deze problemen te maken heeft. Op de C.R. Waiboerhoeve te Lelystad wordt veel aandacht besteed aan de opslag en verwerking van dunne mest. Hier onderzoek naar de mogelijkheden van stankbestrijding en de afbraak van organische bestanddelen in een mestsilo met beluchtingsinstallatie. DE TUNNEL, HET EILAND EN DE BRUG T^E tunnel bestaat uit een gesloten gedeelte onder de rivier en twee open afritten, één op Zuid-Beve land en één op het eiland op de Platen van Ossenisse. Het gesloten gedeelte is onderverdeeld in twee verkeers- buizen, één voor elke rijrichting, en een apart kanaal voor het onderbrengen van kabels en leidingen van de installaties. Het rijdek in de verkeersbuizen bevat twee rijstroken met een breedte van 3,50 meter en een vluchtstrook met een breede van 2,50 meter. Inclusief een schrikstrook links van de linker rijbaan is de totale breedte van een verkeersbuis 11,20 meter. De afstand tussen het rijdek en de onderzijde van het tunneldak bedraagt ongeveer 6,50 meter. Deze ongebruikelijke grote hoogte hangt sa men met de wijze van ventileren van de tunnel en met de bouwwijze. De tunnel wordt geventileerd door een luchtstroom in de langsrichting van de verkeersbuizen. Onder normale omstandigheden trekt de verkeersstroom zelf de benodig de hoeveelheid lucht door de tunnel. Dreigt het verkeer te stagneren, dan wordt de luchtstroom op gang gehou den door middel van ventilatoren die opgehangen zijn onder het plafond van de tunnel. Om de snelheid van de luchtstroom te beperken tot een aanvaardbare waar de is een ruim tunnelprofiel noodzakelijk. Voor de bouw wijze is gekozen voor de zinkmethode, in dit geval 12 tunnelstukken van 10 x 26 x 168 m die in een droogdok gebouwd worden en drijvend aangevoerd. De op- en af ritten vanuit en naar de tunnel op Zuid-Beveland zijn eveneens in twee zijstroken ingedeeld met een vlucht strook. Voor het opgaand verkeer is in verband met de grote helling een kruipstrook toegevoegd. De op- en af ritten zijrfgelegen binnen een ringdijk tot NAP 6 meter, waarover de weg wordt gevoerd. Op deze wijze is, voor het geval dat de tunnel ten gevolge van een calamiteit mocht vollopen, Zuid-Beveland tegen overstroming be veiligd. Aan de zuidzijde van de Zuidbevelahdse afrit, bo ven de verkeersbuizen, is het centraal bedieningsgebouw geplaatst. Hierin is ruimte voor een controlekamer met bedieningspaneel, noodenergievoorziening, enz. Het eiland op de Platen van Ossenisse heeft twee functies: ten eerste als overgang tussen het diepliggen de en het hoogliggende bruggedeelte en ten tweede als bergruimte voor een gedeelte van de baggerspecie, die vrijkomt bij het baggeren van de sleuf voor de tunnel in de rivier. De invloed van dit eiland op de stroom beeld in de Westerschelde zal slechts gering zijn. De brug bestaat achtereenvolgens uit één overspan ning van 80 meter, acht van 160 meter en één van 80 meter en is totaal 1440 meter lang. De brug is ontworpen met geheel gescheiden -rijba nen elk met twee rijstroken van 3,50 meter, een vlucht strook van 2,80 meter een inspectiepad van 0,60 meter aan rechter- en een schrikstrook van 0,85 meter aan de linkerkant en tussen de gescheiden rijbanen een afstand van 5 meter. De totale breedte van de brug inclusief de ruimte tussen de beide rijbanen wordt 31,60 meter. FINANCIERING EN EXPLOITATIE p)E opzet van de financiering en de exploitatie van dit projekt is vanzelfsprekend van bijzonder groot belang. Dit te meer gezien de ervaringen dienaangaande met de Zeelandbrug! Het dossier geeft hierover de vol gende bijzonderheden, op basis van een „harde" begro- ting. Voor de financiering van het project vaste oever verbinding Westerschelde zal uit twee bronnen moeten worden geput: 1. Tolgelden op basis van de tarieven, zoals die gelden voor de huidige veerdiensten; 2. Overboeking van de bijdrage, die het rijk jaarlijks uit trekt voor de tekorten van de (straks op te heffen) veerdienst KruiningenPerkpolder. Ook de bespa ringen die voortvloeien uit lagere investeringen in en lagere onderhoudskosten van veerhavens en aanleg- inrichtingen zonder VOW-project wél nodig wor den ingebracht. Er is voorts rekening gehouden met besparingen op de lijn VlissingenBreskens. Voor de rijksoverheid betekent deze financiële opzet, dal voor de bouw van het VOW-project geen extra be roep op de schatkist behoeft te worden gedaan. Slechts wordt van het rijk verwacht dat de hierboven genoemde bijdragen ter beschikking blijven. Bovendien wordt uitge gaan van een rijksgarantie op de lening voor de uitvoe ring van het project. Die garantie zou de vorm kunnen aannemen van een overname tegen de afgeschreven historische kostprijs in een verdere toekomst en overi gens ook aan een zekere limiet gebonden kunnen wor den. In feite wordt het rijk een voorfinanciering aange boden voor een project dat er te eniger tijd tóch moet komen. (Zie verde pag. 15)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 11