JAARVERGADERING
Unie van Waterschappen
WINTERTARWE
geeft meer dan men verwacht
HET is voor Nederlanders op welke plaats in de
maatschappij zij ook zijn gesteld, wel eens moei
lijk om bij het bestuderen van de eigen problematiek
het vergrootglas uit de hand te laten. Dikwijls worden de
verschillende vraagstukken, hetzij op economisch, op so
ciaal of cultureel terrein, benaderd alsof zij stuk voor stuk
een mondiaal karakter zouden hebben.
Dit geldt ook wel eens voor de vraagstukken op het
gebied van de waterstaat en wanneer wij als vertegen
woordigers van de waterschappen dag aan dag met onze
eigen materie bezig zijn, dreigt ook voor ons het gevaar
dat wij andere vraagstukken die misschien in belangrijk
heid wel boven de onze uitstijgen, niet zien. Aldus de
voorzitter van de Unie van Waterschappen mr. Th. A. J.
Vosters in zijn jaarrede maandag 12 november gehouden
op de algemene ledenvergadering van de Unie van Wa
terschappen te Utrecht.
Maar af en toe wordt ons land, met zijn bepaalde vorm
van zelfgenoegzaamheid, óók op elk niveau, opgeschrikt
door gebeurtenissen van zodanige omvang dat alles daar
bij eigenlijk in het niet verzinkt, aldus de heer Vosters
daarbij denkend aan de tragische ontwikkelingen in het
Midden-Oosten en daarmede de betrekkelijkheid der din
gen aangevend.
Voor ons alten geldt toch dat wij in het licht van onze
verantwoordelijkheid zo goed mogelijk onze taken tot uit
voering moeten zien te brengen. Ook voor ons zijn er
in het afgelopen jaar bijzonder belangrijke gebeurtenis
sen geweest.
De heer Vosters dacht daarbij in de eerste plaats aan
de ontwikkelingen rondom de Oosterschelde. Het zal een
ieder duidelijk zijn dat van de nauw bij deze problematiek
betrokken waterschappen een duidelijk standpunt terzake
is gekomen. Maar ook de landelijke organisatie van de
waterschappen, de Unie van Waterschappen, heeft hier
een verantwoordelijkheid, al was het alleen al omdat zij
door de voorzitter van de dit jaar ingestelde Oosterschel-
de-commissie is uitgenodigd terzake een standpunt ken
baar te maken.
I\E op velerlei niveau en gedurende de laatste jaren
met grote heftigheid gevoerde acties tegen de uitvoe
ring van het laatste .grote werk genoemd in artikel 1,
onder la, van de Deltawet, de afsluiting van de Oos
terschelde, wekte grote verontrusting, vooral bij de di
rect bij de afsluiting betrokken waterschappen. De
Zeeuwse Waterschapsbond trad in augustus 1972 naar
voren met een gezamenlijke publicatie van de .geweste
lijke raad Zeeland van het Landbouwschap en de bond,
het zogenaamde „blauwe boek". De publicatie richtte
zich met een uitvoerige argumentatie tot de Staten-Ge-
neraal en de Staten van Zeeland.
Het hoogheemraadschap De Brabantse Bandijk vroeg
in een „open brief" aan de minister van verkeer een wa
terstaat op 26 april 1973 met klem aandacht voor de
verminderde veiligheid, ontstaan na realisering van de
Volkerakafsluiting, voor die gebieden die door de bij
het hoogheemraadschap in beheer zijnde hoofdwater
keringen worden beschermd.
De standpunten van de Zeeuwse waterschappen en
het Brabantse hoogheemraadschap zijn eensluidend en
volstrekt duidelijk: de Oosterschelde dient zo spoedig
mogelijk te worden afgesloten.
OOSTERSCHELDE DICHT!
IIET algemeen bestuur van de Unie heeft kennisgeno-
men van de talrijke meningen die vanuit verschil
lende invalshoeken over de Oosterscheldeproblematiek
zijn geuit. Het laat zich verstaan dat het oordeel van
de regio, van met name de hoofdwaterkerende water
schappen, onze bijzondere aandacht heeft gehad. Na
ingewonnen advies van de Uniecommissie Waterkerin
gen heeft ons bestuur unaniem besloten zich te stellen
op het standpunt van de Zeeuwse Waterschapsbond en
van het genoemde hoogheemraadschap: de afsluiting
van de Oosterschelde dient zo spoedig mogelijk te wor
den verwezenlijkt. Het uitgangspunt van de Deltawet:
de /veiligheid van mens en dier, have en goed dient
boven alles te gaan. Ik meen er goed aan te doen dit
in deze vergadering in alle duidelijkheid te stellen!
Ons bestuur heeft daarbij overwogen dat de doof veel
tegenstanders (van de afsluiting gesignaleerde tegen
stelling tussen het veiligheidsaspect en een ongerept
plaatselijk milieu te scherp is aangezet en daardoor
geforceerd aandoet. Het tekent daarbij aan, dat de ver
hoging en verbreding van ongeveer 230 km dijk, die
het noodzakelijk gevolg zouden zijn van het openlaten
van de onderhavige zeearm een onvoorstelbare aantas
ting van het landschap, van het milieu, en, in veel ge
vallen van de woonsituatie zouden betekenen.
Onze opvatting ten aanzien van de afsluiting van de
Oosterschelde kwam tot stand vanuit een besef van de
verantwoordelijkheid die de betrokken waterschappen
dragen en vanuit de opvatting dat ieder misverstand
over het standpunt van de landelijke waterschapsorga
nisatie bijv. door te zwijgen dient te worden
vermeden.
In gebieden als hier in het geding, moeten optimale
maatregelen worden genomen om de bevolking veilig
heid te garanderen. Iedere andere aanpak betekent ons
inziens introductie van meer, en in het licht van de
recente geschiedenisonaanvaardbaar risico. Voor wij
ziging van artikel 1, onder la, van de Deltawet ziet ons
bestuur dan ook geen aanleiding, aldus de heer Vosters.
UERVOLGENS de beangstigende ontwikkeling in de
Dollard-kwestie besprekend, wees de heer Vosters
op de bedenkelijke gang van zaken, waarbij een duide
lijke overeenkomst tussen rijk, provincie en waterschap
eenzijdig dreigt te worden ontbonden. De lagere over
heden kunnen hun taak niet uitoefenen zonder een
goede samenwerking met de centrale overheid. Omge
keerd geldt hetzelfde. Wat komt er terecht van de uit
oefening van de overheidstaak in 't algemeen als een
der partijen plotseling meent zich aan zijn verplichtin
gen te kunnen onttrekken? Dit gaat niet alléén over de
Dollard. Het heeft veel wijdere betekenis. Men moet op
elkaar aan kunnen!
Juist door de ontwikkeling op het gebied van de afval
waterzuivering komen steeds meer mensen met water
en zuiveringsschappen in contact.
De reeds ingetreden vertraging in de uitvoering van
het Dollardplan IA heeft reeds enkele miljoenen gekost.
De voorgedragen alternatieven zijn nog slechts sum
mier uitgewerkt. Vast staat wel dat het grote gevaren
in zich bergt om een ander tracéé voor deze Deltadijk
te kiezen gelet op de aanwezige veenpakketten ter plaat
se dicht onder de oppervlakte. Dit igeldt vooral voor de
alternatieven waarbij de huidige zeedijk wordt aange
tast. Bovendien zal een ander tracé vele miljoenen extra
gaan kosten nog afgezien van het feit dat een latere
uitvoering eveneens zeer veel geld extra kost. En wel
ke igarantie kan er worden gegeven dat een nieuw plan
over enige jaren wèl wordt uitgevoerd? Verder is het
zeer de vraag óf de schade aan het milieu wel zo groot
is als van natuurbeschermingszijde wordt gesuggereerd.
In ieder geval wordt er zeer verschillend over gedacht.
Vertegenwoordigers van aktiegroepen hebben laten blij
ken dat de Dollardzaak als testcase moet dienen voor
andere grote waterstaatkundige werken. Het is hoogst
verwerpelijk om op zulke niet-zakelijke motieven be
slissingen af te dwingen!
Nu aarzelt de minster (raad) met het verlenen van
een concessie voor de indijking van een smalle strook
Dollardgrond, met aanleg van een groot kanaal langs
de nieuwe dijk. De geprojecteerde 13 km lange Delta-
dijk waar zeker 80 van Groningen tussen Eemskanaal
en Duitse grens door moet worden beschermd, zal een
van de hoogste Deltadijken van Nederland moeten wor
den. De heer Vosters zei concluderend dat het uitermate
gewenst is om onverwijld te besluiten tot verdere uit
voering van de overeengekomen plannen.
V OORLIC HTNG
l|^E heer Vosters benadrukte in zijn jaarrede het toe-
nemende belang van voorlichting van het grote
publiek in het kader van de bestrijding waterveront
reiniging en de taken die de waterschappen daarbij zijn
toegewezen. Gecoördineerde aanpak in de voorlichting
is noodzakelijk, ook van de voorlichting met de bij het
waterbeheer betrokken overheden. Het komt bij het
grote publiek niet goed over dat men met zovele en
veelsoortige overheden te maken krijgt, juist ook bij
de betaling van de heffingen!
De laatste jaren heeft de Unie reeds extra aandacht
aan de voorlichtingstaak besteed, waarvan met beschei
denheid gezegd kan worden dat er resultaten door zijn
afgeworpen.
Maar, zo benadrukte de heer Vosters, ook de indivi
duele waterschappen zullen er in hun gebied voor moe
ten zorgen dat er meer aan de voorlichting wordt
gedaan!
Voorlichting kost geld. Als vertegenwoordigers van
de waterschappen zijn wij vaak geneigd om te kijken
paar het onmiddellijke rendement dat een investering
kan opleveren. Ik moet u teleurstellen als u denkt dat
het geld, aan voorlichting besteed, onmiddellijk rende
ment zal hebben. Dat is niet zo. Maar ik kan u wel ga„-
randeren dat de besparing die op den duur uw en ons
aller deel zal zijn, ruimschoots opweegt tegen de daar
aan ten grondslag gelegen hebbende kosten.
In dit verband wees de heer Vosters op de protesten
die sinds begin 1973 worden gehoord tegen de betaling
van wat wordt genoemd de milieubelastingen, d.w.z. de
heffingen, die de afvalwaterzuiverende lichamen opleg
gen in het kader van de uitvoering van de Wet ver
ontreiniging oppervlaktewateren.
(Een persbericht meldde onlangs dat acht deur
waarders de komende maanden met ruim 4600
dwangbevelen van het zuiveringschap Oostelijk
Gelderland op stap gaan naar mensen die de inge
voerde zuiveringsheffingen niet willen betalen
Red.)
De ernst van de toestand moet men niet onderschat
ten. Ondanks de soms optimistische uitlatingen, die er
ook van onze zijde wel eens worden gedaan, dient vast
gesteld te worden, dat dit optimisme slechts gerecht
vaardigd is in gebieden, waar het actieve kwaliteitsbe
heer al geruime tijd vóór de totstandkoming van de
Wet verontreiniging oppervlaktewateren ter hand werd
genomen.
Niettemin opereren in verschillende delen van ons
land de zogenaamde actiegroepen, die de huishoudelijke
vervuilers ertoe proberen over te halen niet te betalen.
Wat deze acties aan tijd, geld en energie kosten, laten
wij in het midden, maar wel dient erop gewezen te
worden en dat doe ik bepaald niet voor het eerst
dat zeer globaal gesproken de vervuiling van onze op
pervlaktewateren voor 50 wordt veroorzaakt door de
huishoudelijke vervuilers en voor 50 door de indus
triële vervuilers, op wie de actiegroepen alle kosten
van de waterzuivering willen afwentelen. Dat de in
dustrie dikwijls zeer zware soms ook wel tè zware
lasten wordt opgelegd, vergeet men vaak gemakshalve.
Het motto van de Wet verontreiniging oppervlakte
wateren „De vervuiler betaalt" veranderen zij eigen
machtig in „De vervuiler behoeft niet te betalen".
Men claimt daarmee successen, maar men overtuigt
in werkelijkheid relatief gezien slechts weinigen en
dan nog de dommen onder ons. Doch wat erger is: zij
brengen schade toe aan zichzelf enaan ons allen,
omdat zij het bereiken van het gestelde doel: de Neder
landse oppervlaktewateren weer schoon, vertragen. Het
op zijn zachtst gezegd weinig democratisch optreden
van deze groepen dient gelaakt te worden en als volks
misleiding aan de kaak gesteld.
GRONDSLAG GESCHOTHEFFING
JIVE heer Vosters gewaagde tevens van de zorg der
Waterschappen ten aanzien van de grondslag van
de heffing van de gebouwde eigendom. Ongeveer 50
jaar lang werd daarvoor gebruik gemaakt van de be
lastbare opbrengst gebouwd ingevolge de Wet op de
grondbelasting. De in 1970 verschenen wet tot uitbrei
ding van o.m. het gemeentelijk belastinggebied staat
op het punt met ingang van 1975 in een groot aantal
gemeenten te worden ingevoerd. Uiterlijk 1 januari 1979
zullen alle gemeenten de nieuwe onroerend-goedbelas-
tingen ingevoerd hébben. Dan zullen de grondbelasting
en de personele belasting en enkele gemeentelijke be
lastingen niet meer worden geheven. Reeds nu rijst de
vraag of dan de belastbare opbrengst volgens de grond
belasting nog zal worden bijgehouden door de rijksbe
lastingdienst. Zou deze bii houding worden beëindigd dan
zullen alternatieve mogelijkheden voor de heffing ge
bouwd moeten zijn bestudeerd. Wij kunnen niet werk
loos toezien totdat wij voor een fait accompli komen te
staan. Daarom hebben wij de Uniecommissie Water-
schapsfinanciën verzocht ook dit vraagstuk te bestude
ren. Wij zullen binnenkort hierover een eerste gesprek
hébben met de directeur van de Rijksbelastingdienst,
nadat hierover reeds informeel concact met het mi
nisterie is geweest. Mede in verband met deze pro
blematiek volgen wij de invoering van de onroerend-
goedbelastingen bij de gemeenten op de voet en wer
ken wij op verschillende niveau's mede aan de ontwik
keling van de automatisering van de onroerend-goed-ad-
ministratie in S.O.A.G.-verband en die van het rijks
kadaster.
Wij hebben de grotere waterschappen deze zomer al
in overweging gegeven om contact op te nemen met de
gemeentebesturen om zoveel mogelijk uniformiteit na
te streven bij de heffing van de onroerend-goedbelastin-
gen, zowel ten aanzien van de keuze van de grondslag,
als ten aanzien van de uitwerking daarvan. Wij achten
het uiteraard gewenst alle mogelijkheden van samen
werking tussen gemeenten en waterschappen op het ge
bied van de automatisering en het gezamenlijk benut
ten van basisgegevens voor de heffing van lasten te
overwegen en indien nuttig na te streven.