W ereldsuikerakkoord van de baan BIJDRAGE-REGELINGEN 8 TAT AT verwacht kon worden is geschied! De onderhan- delingen over een nieuwe Internationale suiker overeenkomst tussen de 33 suikerexporterende en de 20 importerende landen zijn volledig mislukt. Dit nieuwe we- reldaccoord zou in de plaats moeten komen voor het thans geldende, dat aan het einde van het jaar afloopt» Sedert mei van dit jaar werden de besprekingen te Ge- nève gevoerd, maar het fameuze karakter van deze aan hei: prachtige meer van Genève gelegen onderhandelings- stad kon niets veranderen aan het ontmoedigende feit, dat op 13 oktober de talrijke afgevaardigden onverrichter- zake huiswaarts keerden. Met het vallen van de bladeren vervloog ook de hoop om de eerste jaren tot een nieuwe doeltreffende wereld overeenkomst te komen. De standpunten lagen te ver uiteen en politieke wil van de verschillende regeringen ontbrak. De enige overeenstemming, die bereikt werd, was dat de Internationale Suiker Raad, een soort secre tariaatsbureau hetwelk in Londen zetelt, in stand moet worden gehouden. Met dit beslui wilden partijen zich ten minste van een discussie-orgaan voor de komende jaren verzekeren. Bovendien blijft dit bureau de belangwekkende en be nodigde statistische gegevens over produktie, voor raden, handel en verbruik verzamelen. Zo blijft men in zicht houden in de suikersituatie in de wereld en op de hoogte van overschotten en tekorten en de prijsschom- melingen, die daarvan het gevolg zijn. Juist hierop kunnen dan eventuele nieuwe onderhandelingen over een wereld- overeenkomst gebaseerd worden, wanneer de tijden daarvoor gunstiger mochten zijn. IJ ET tragische is dat deze gunstiger tijden voor een dergelijk accoord er meestal dan pas zijn, als de tijden lees prijzen voor de suikerproducenten on gunstig zijn. Want één van de oorzaken van de Geneefse mislukking is ongetwijfeld de gunstige afzetmogelijkhe den en de daardoor ontstane gunstige prijs voor suiker op de wereldmarkt. Neemt men daarbij dan ook nog de omstandigheid, dat de vooruitzichten op langere termijn eerder wijzen op een tekortschieten van de produktie tegenover een stijgjande consumptie, vooral ook in de ontwikkelingslanden zelf, dan op het omgekeerde, dan begrijpt men, dat juist de producerende landen op het ogenblik weinig behoefte hebben aan een overeenkomst, waarin in ieder geval beperkingen van de prijsvorming, zowel naar boven als naar beneden, zouden moeten wor den opgenomen. Er is weer eens gebleken hoe snel de tijden kunnen veranderen. Nog maar enkele jaren geleden verkondig de een man als prof. Tinbergen de stelling, dat West- Europa jaarlijks zijn produktie van suikerbieten met zo'n 2 zou moeten inkrimpen om plaats te maken voor de rietsuiker uit de derde wereld. Actiegroepen en zelfs kerkgenootschappen maakten zich van deze theorie meester. Het kwam soms tot felle debatten tussen deze en tussen hen, die wat meer van de landbouwproduktie, van de risico's daaromheen, van cijfers over produktie, consumptie en voorraden en van de problemen rond een verantwoorde en vooral ook blijvende vergroting van de rietsuikerproduktie in ontwikkelingslanden afwisten. Nog zijn er instellingen als vormingscentra, gemeenten en der gelijke, waar men rietsuiker gebruikt in de hoop dat deze niet uit landen als Australië en Zuid-Afrika komt! K/fAAR daar tegenover staat nu weer de oproep van de Direkteur-Generaal van de Wereld Landbouw en Voedsel Organisatie van de Verenigde Naties (F.A.O.) de Nederlander Addeke Boerma. Nog een dezer weken verscheen hij op de Belgische televisie met juist een dringende oproep op West-Europa de suikerbietenteelt niet in te krimpen met het oog op het volgens hem drei gende tekort aan suiker op langere termijn en op het slinkende percentage, dat de rietsuiker van de totale pro duktie inneemt. Wij schrijven dit alles niet uit een soort voldoening van dat wij wel gelijk gehad hebben, maar om opnieuw aan te tonen, dat een landbouwbeleid, dat stabiliteit wenst voor het inkomen van de producent aan de ene kant en in de prijzen van de eerste levensbehoeften aan de an dere kant, niet gebaseerd moet worden op situaties, die zich snel kunnen wijzigen, maar op doelstellingen van lan gere termijn. Vandaar ook, dat een EEG-suikerbeleid, zeker niet uit moet gaan van overschotten, die mét verlies weggewerkt moeten worden in een periode waarin de vooruitzichten op langere termijn ten aanzien van afzetmogelijkheden buiten de gemeenschap gunstig worden beoordeeld. Het zullen zekere mede deze overwegingen zijn ge weest, die de Franse minister van landbouw Chirac tot zijn feile uitspreken tegen de voorstellen inzake het sui kerbeleid van de commissaris Lcrdinois hebben gebracht, leder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Zijn tevens felle uitval naar de Westduitse regering, die bezig was zich af te vragen of zij nog wel zoveel aan de kosten van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wilde bijdragen heeft in ieder geval gavolg gehad, dat de Duitse Bondskan selier Brandt 11 en 12 oktober enkele ministers rond zich hoéft voiCfi.gJ in het landelijk dorp Dinklage in Ne- der-Sakr^en om zich te bezinnen over het landbouwbe leid. Daar werd al niet meer over een hervorming, maar over een verbotoring van het beleid gesproken. De uit gaven ven het Europese landbouwfonds zouden wat na der bekeken moeten worden op de factoren noodzakelijk heid, Qci oshivsu.rdighGid en verkwisting en men moet de "'"vH !'tiw~n overschatten, die moeilijk te plaatsen zijn, niet stimuleren. Het klonk allemaal veel vriendelijker. Wat het oo.KoioeiCid in cie i_i_ü betreft, dot tegen midden 1975 gereviseerd dient te zijn, daarvoor is, nu de druk van de onderhandelingen over de Internationale overeen komst is wegevallen, wat meer tijd voor. Daarbij kan dan ook rekening gehouden worden met de ontwikkeling in de verschillende produktiegebieden en het verloop van het verbruik. Hot zal recht moeten doen aan een verantwoorde teelt van suikerbieten in West-Europa. Zeker zolang een stij gende wereldcons'jmplie verwacht kan worden. Daar- :",."SsL- o,;s de ojocr'sis waartoe afhankelijkheid van dc produktie van anderen leidt J. F. G. SCHLINGEMANN. VERBETERING AGRARISCHE BEDRIJFSGEBOUWEN AANLEG VAN DRAINAGE AANLEG OF VERBETERING ERFVERHARDING, BEDRIJFS- EN TOEGANGSWEGEN HERZIENE BIJDRAGEREGELING VERBETERING AGRARISCHE BEDRIJFSGEBOUWEN TN het kader van de uitvoering van het onlangs aan gekondigde nieuwe werkgelegenheidsprogramma heeft de minister van landbouw aan de Europese Com missie twee ontwerp-besluiten ter goedkeuring voorge legd. Het zijn: een herziene bijdrageregeling ter stimulering van de verbetering van agrarische bedrijfsgebouwen; een bijdrageregeling voor particuliere cultuurtech nische werken. Beide regelingen zullen 1 januari 1974 van kracht wor den, indien de Europese Commissie deze regelingen ver enigbaar acht met de voorschriften. Hoewel aanvragen reeds vanaf 1 december a.s. kun nen worden ingediend, moet er met nadruk op worden gewezen, dat vanwege de Europese Commissie de defi nitieve regelingen kunnen afwijken van het hieronderge- stelde. Dit betekent dat de bijdragen zullen worden ver leend met inachtneming van het bepaalde in de defini tieve regelingen, ook voorzover deze eventueel afwijken van de beschikbare middelen de indiening van aanvra gen met onmiddellijke ingang kan worden stopgezet, zo dra daartoe in verband met uitputting van de middelen aanleiding bestaat. BEDRIJFSGEBOUWEN IJET O.- en S.-fonds voor de Landbouw kan aan on dernemers een bijdrage verlenen in de kosten van voorgenomen investeringen voor verbouw of nieuwbouw van agrarische bedrijfsgebouwen (met inbegrip van de vaste inrichting). Deze bijdrage bedraagt 25 van de kosten van de goedgekeurde investeringen, met dien verstande dat de bijdrage maximaal ƒ10.000,kan bedragen. Voor een bijdrage kunnen in aanmerking komen: een natuurlijk persoon, die voor eigen rekening een landbouwbedrijf uitoefent en zijn hoofdberoep in de landbouw heeft, dan wel een samenwerkingsver band van zodanige ondernemers; een rechtspersoon, die blijkens de statuten de ex ploitatie van landbouwbedrijven ten doel heeft; de exploitant van een agrarisch loonbedrijf, alsmede een samenwerkingsverband tot exploitatie van land bouwwerktuigen; Voorwaarde voor het verkrijgen van con bijdrage is dat de kosten van de voorgenomen investeringen minimaal ƒ7.000,bedragen en niet uit hoofde van een andere regeling een bijdrage is of zal worden verleend. Geen bijdragen worden verleend in de kosten van investerin gen: die op de datum van de aanvraag reeds zijn aange vangen; die betrekking hebben op een uitbreiding van een aantal varkens- en mestkalverenplaatsen, dat aan wezig was in mei 1973; in de sector pluimvee en eieren. CULTUURTECHNISCHE WERKEN l f^LEHOORD de Centrale 'Cultuurtechnische Commis- 1 oio, heeft do minister van landbouw en visserij een regeling ontworpen, die de mogelijkheid opent een bij drage toe te kennen in de kosten van goedgekeurde in vesteringen in: ds aanleg van drainage, en de aanleg of verbetering van erfverharding, bedrijfs- en toegangswegen. Do b?;r!.-/go -.draag* 0,40 per strekkende meter aan gelegde bi izendrainage tot een maximum van 5.000, Co dv ar of verbetering van erfverharding, bcd-JJfc z:ï y v bad/aagt 25% van de kos- t:d do investeringen met dien verstan- dj d dc bij:! go :n;.::imaal ƒ10.000,bedraagt. Voor deze bijdrage kunnen in aanmerking komen: een natuurlijk persoon, die voor eigen rekening een landbouwbedrijf uitoefent en zijn hoofdberoep in de landbouw heeft, wel een samenwerkingsverband van zodanige ondernemers; een rechtspersoon, die blijkens de statuten de ex ploitatie van landbouwbedrijven ten doel heeft. Voorwaarde voor het erkrijgen van een bijdrage is dat de kosten van de voorgenomen investering ten minste ƒ3.000,be:!r pen c.. t hoofde van een andere regeling een bijdrage is of zal worden verleend. Geen bijdragen worden verleend in de kosten van investerin gen: die op de d3tum van de aanvraag reeds zijn aange vangen; in de sector pluimvee en eieren, met uitzondering van investeringen in de aanleg of verbetering van toegangswegen. (Zie verder volgende pagina.) r*ET is een turbulente tijd waarin wij leven. Veran- deringen vinden plaats die ook als omwentelingen kunnen worden omschreven. De gevolgen van deze ont wikkeling kunnen meerdere malen als revolutionair wor den aangeduid. De oorlog in het Midden-Oosten en de daarmede voor ons land gepaard gaande oliecrisis hebben ook op economisch gebied heel wat los gemaakt. Reeds lang was er op gewezen dat wij bezig waren op een haast verkwistende manier om te gaan met grond- en hulpstoffen, met bodemschatten en wat niet al. Het leek of het niet op konWij allen hebben samen het er door gebracht en er klonken overal waarschuwingen zo kan het niet doorgaan. Plotseling is de verwachting werkelijk heid geworden, het gaat zo niet door. Er is een olie boycot en hoe nu? De gevolgen zijn niet te overzien. Dat wij autoloze zon dagen hebben is economisch bezien van geringe betekenis, al kan het wel zijn dat bepaalde bedrijven of bedrijfstak ken met ondergang worden bedreigd. Het volle gewi~h zal eerst dan worden gevoeld als bedrijven worden stil gelegd of ingekrompen, als de produktie wordt vermin derd wegens gebrek aan energie. Men kan het zich nauwelijks voorstellen dat bijvoor beeld het bouwplan moet worden afgesteld op de beschik bare energié, dat graan zou moeten worden verbouwd in plaats van aardappelen of bieten omdat de teelt van de laatste twee gewassen meer brandstof kost dan graan. Zover is het nog niet, maar onmogelijk moet het niet wor den geacht, hetzij in nabije, hetzij in verre toekomst! I )E situatie heeft zijn weerslag op de waarde van vele goederen. Denk eens aan de recreatieve ontw'1 l e lingen als zondags de auto op stal moet blijven, of at rij den zo duur wordt dat de gewone man dit niet meer kan blijven betalen. Zou dan aan de stijgende behoefte van meer kampeerterreinen, aan meer ontspanningscentra niet een halt worden toegeroepen? De beurs geeft in zijn koersontwikkeling te zien dat ten aanzien van de economische ontwikkeling ook daar geen hoge verwachtingen bestaan. Praktisch in alle sectoren, met de tankervaart voorop, waar de vrachttarieven in minimum van tijd tot op zijn gedaald, -T»ren ot< koersdalingen te registreren. Verwacht wordt dat de ren te zal dalen, omdat de vraag naar kapitaal zal teruglo pen wegens gebrek aan emplooi. Dit is voor ons land des te erger omreden dat de inves teringen in de bedrijnen, naar de voorzitter van het ver bond van ondernemers zei, de laatste jaren met 3 miljard gulden zijn achtergebleven. In september toen de revaluatie een feit ivas geworden hebben wij reeds geschreven dit een manipulatie te vin den die niet op de realiteit wrs gebouwd. Dat een en an der voortkwam uit de uitverkoop, die wij hadden gehou den omdat de investeringen in de bedrijven waren ach tergebleven en de betalingsbalans daarom een geflatteerd beeld vertoonde, terwijl de uitgaven vooral gericht wa ren op de consumptie. Deze situatie krijot nu een extra accent. Wij verwachten dat wij een stap terug zullen moeten en dat is misschien in zijn totaal bekeken helemaal niet zo erg. De ontwikkelivg van dc welvaart heeft geen ge lijke tred gehouden met tevredenheid en dankbaarheid. Hier zullen wij niet op in gaan, om:'at dit in deze rubriek niet thuis hoort. Maar wel willen wij er over opmerken dat dit waarden zijn die van meerdere betekenis zijn dan die van geld en goed! PAAUWE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 3