De
graanmarkt
Agrarisch
Opleidingcentrum van het
KNLC
te Dordrecht geopend
ZLM ledenraadsvergadering te Goes (v««if™.w.3.)
6
TIE granen van de oogst 1973 hebben in het algemeen
een goede opbrengst gegeven. De weersomstandig
heden tijdens de oogst waren gunstig, zodat er be
halve voor de brouwgerst geen kwaliteitsproblemen
zijn en het drogen en opslaan geen moeilijkheden heb
ben opgeleverd. Daarbij ontstond er op de wereldmarkt
van granen en andere krachtvoedergrondstoffen een ge
heel andere situatie dan in de afgelopen jaren. Op het
ogenblik zijn voor tarwe en haver geen drempelheffin
gen; dat wil zeggen dat het wereldmarktprijspeil van
deze produkten hoger is dan de prijs die voor de gra
nen van de Gemeenschap is vastgesteld. Van gerst, rog
ge, mais, millet en sorghums is het wereldmarktprijs-
peil slechts weinig lager dan het E.G.-niveau, gezien de
voor deze produkten geldende drempelheffingen die va
riëren van circa f 3,50 per 100 kg rogge) tot circa 4,
(mais).
|\E verwachting was dan ook gerechtvaardigd dat in
verband met deze internationale verhoudingen de
richtprijzen zouden kunnen worden gehaald en dat de
prijszetting niet zoals vorige jaren veelal het geval is
geweest zou aanleunen tegen dg interventieprijs. Aan
het begin van het seizoen leek deze verwachting aardig
uit te komen, de tarweprijs liep aanvankelijk naar het
niveau van de richtprijs toe. Er waren toen echter toch
enkele wolken aan de hemel. Allereerst werd de ver
goeding voor het denatureren van tarwe, vergeleken met
die van het seizoen 1972/1973, met bijna 1,40 per 100
kg verlaagd. In verband met de op dat ogenblik gelden
de vrij hoge maisprijs maakte de denaturatietarwe nog
wel een redelijke kans. Toen later de maisprijs echter
daalde, werd het voor de denatuartietarwe moeilijk. Een
ander punt was, dat na een uitvoerverbod van E.G.--
granen naar derde landen, een exportheffing werd in
gesteld voor enkele granen. Deze heffing bedroeg voor
de tarwe meer dan 20,per 100 kg en maakte de ex
port vrijwel onmogelijk.
Tengevolge van de revaluatie van de gulden half
september werden voor Nederland de drempel- en
interventieprijzen, alsmede de denaturatietoeslag met
5 verlaagd. De E.G.-prijzén zijn n.l. uitgedrukt in
„rekeneenheden"; vóór de revaluatie had een rekeneen
heid een waarde van ƒ3,62 en na de ievaluatie ƒ3,44.
Intussen werd de marktsituatie er niet beter on omdat
de mais direkt het revaluatie-effect van 5 onderging
en daardoor de denaturatie van tarwe in de weg stond,
terwijl de Nederlandse bloem'bereiders weinig belang
stelling voor onze tarwe tonen.
IN Brussel was ondertussen de opvatting ontstaan dat
het gezien de internationale tarwesituatie toch
eigenlijk niet verantwoord was om nog tarwe voor vee
voeder te bestemmen en dat daarom de denaturatiever
goeding maar moest worden afgeschaft. Dit heeft in de
hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouwschap grote
ontstemming en bezorgdheid veroorzaakt. Met afschaf
fing van de denaturatievergoeding en blokkering van de
export zou de tarwe op of beneden het niveau van de in
terventieprijs worden gedrukt.
De hoofdafdeling nam dan ook het standpunt in dat,
met handhaving van tenminste de bestaande denatura
tievergoeding, allereerst de export van zachte tarwe
door de Gemeenschap moet worden geaktiveerd. Er is
een exportsurplus van zachte tarwe en gezien de be
zorgdheid van Brussel over de wereldtarwesituatie moet
men deze export niet door een zeer hoge heffing onmo
gelijk maken. Wanneer zou blijken dat mede door een
uitVoerbevordering van zachte tarwe de broodgraan
voorziening van de Gemeenschap in het geding zou ko
men of een onaanvaardbaar hoog prijspeil zou ontstaan,
zouden beperkende maatregelen ten aanzien van de de
naturatie van tarwe in overwegging kunnen worden ge
nomen. Dit standpunt is ook duidelyk aan het ministerie
van Landbouw kenbaar gemaakt.
De denaturatievergoeding is niet afgeschaft. Y.T
•-»- -o VciiiiOcsfgiUi*- lliet vèci
beter, uv toeslag is veriaagd van ƒ4,13 tot ƒ2,41 per 100
kg, wat in de gegeven omstandigheden zal betekenen dat
de denaturatietarwe ten opzichte van de mais weinig
kans meer zal hebben. Verder heeft Brussel besloten de
heffing bij export naar derde landen met ruim j 5,per
100 kg te verlagen. Ook dit zal weinig effect hebben.
Misschien wordt de vaste heffing echter vervangen door
een ander systeem waardoor de export wel mogelijk
wordt en er hopelijk een voldoende doorstroming van
de tarwe zal ontstaan.
Dit beleid is voor de akkerbouw wel zeer teleurstel
lend. De prijZen zijn voor het seizoen 1973/74 met 1
verhoogd, de revaluatie haalde daar weer 5 af, wat
voor 2 wordt gecompenseerd door de btw-verhoging.
Op de noodzaak van aanvullende compensatie gaan we
hier maar niet in. De internationale graansituatie wekte
de gerechtvaardigde verwachting dat de richtprijs nu
eens gemaakt zou kunnen worden. De werkelijkheid is
een uitkomst op het minimum van de interventieprijs.
We zullen hopen dat het nog mee valt en dat de tarwe-
markt spoedig flink op gang komt.
DR kan gelukkig ook een 'gunstiger geluid gehoord
44 laten worden. Dit heeft dan betrekking op het
brouwgerstkontrakt. Het eerste probleem was dat zich
bij de brouwgerst kwaliteitsmoeilijkheden voordeden
een soort schot waardoor de in het kontrakt gestelde
kwaliteitseisen in het algemeen niet konden worden ge
honoreerd. In overleg met 'het Centraal Brouwerij Kan
toor (CBK) is overeengekomen dat handel en coöpera
ties vrij waren om de door hen gekontrakteerde hoeveel
heden al dan niet te leveren, terwijl een soepele kortin-
genschaal werd ingevoerd aan de hand van een goede
analyse-methode.
Een ander vraagstuk was dat door de revaluatie de
kontraktprijs opnieuw moest worden bekeken. Deze
prijs, die voor de revaluatie was Vastgesteld op ƒ42,26
is immers opgebouwd op de drempel/interventieprijs van
gerst die door de revaluatie 5 lager werd. Aan de an
dere kant werd bij de opzet Van het kontrakt dat was
voor het moment dat Brussel de prijzen voor 1973/74
vaststelde een prijs van ƒ41,86 als minimum gesteld.
Dit is circa ƒ1,70 meer dan ƒ42,26 min '5 Het CBK
heeft volledig woord gehouden en zaL de toegezegde
41,86 betalen, niet alleen voor de kontrakten die in 1973
zijn afgesloten maar ook voor de kontrakten die in 1971
en 19972 voor de levering van de oogst 1973 zijn afge
sloten.
De producenten en leveranciers van brouwgerst blij
ken in het CBK een afnemer te vinden die duidelijk po
sitieve bedoelingen met dé brouwgerstteelt in Neder
land heeft. Een prettige conclusie! We zullen dan ook
weer serieus aan tafel gaan zitten om met het CBK over
eenstemming te krijgen over de contractvoorwaarden
voor de levering van brouwgerst van de oogst 1974. Dit
zal objectief bekeken moeten worden in het kader van
de dan geldende omstandigheden.
Vrijdag 26 oktober werd weer een belangrijke mijlpaal
bereikt binnen de ontwikkeling van het agrarisch onder
wijs in ons land. Op die dag werd het gebouwencomplex
van het Agrarisch Opleidingscentrum te Dordrecht of
ficieel door de Directeur-Generaal voor de Landbouw
en Visserij, ir. A. de Zeeuw, geopend.
Zeer terecht bestond voor deze gebuertenis een enorme
belangstelling. Immers met dit nieuwe opleidingscentrum
heeft de landbouw er een voor ons land uniek onderwijs
instituut bijgekregen.
Hoger landbouwonderwijs, -middelbaar landbouwonder
wijs, lager land- en tuinbouwonderwijs en individueel
landbouwonderwijs zijn hier samengebracht, niet alleen
in één Stichting, maar nu ook in één gebouw.
Dat dit samenwonen in één gebouw vele voordelen
geeft, is gedurende het halve jaar dat men nu reeds ge
zamenlijk draait wel duidelijk gebleken. In de eerste
plaats konden ruimtes voor gezamenlijk gebruik, zoals
gymzaal, bibliotheek etc. veel grootser worden opgezet
dan voor de afzonderlijke scholen ooit te verwezenlijken
zou zijn geweest, aldus coord, dir. Ir. Rinsema.
Daarnaast lijkt binnen dit geheel de doorstroming van
leerlingen, vooral van LLTS en MLS, veel soepeler te
kunnen verlopen. Overigens gaat van de MLS nog slechts
een klein percentage door naar de HLS. Er wordt nu naar
gestreefd om de leerlingen de kans te geven van een 1e
of 2e klas MLS over te gaan naar de HLS. Dat zal onge
twijfeld in dit komplex gemakkelijker gaan omdat de le
raren de betreffende leerlingen reeds kennen.
Dat de aandacht zich overigens niet beperkt tot de
aanwezige leerlingen, blijkt uit de plannen om ook appli
catiecursussen voor afgestudeerden te geven. En daar
naast uit de daadwerkelijke steun die vele afgestudeer
den ontvangen bij het zoeken naar een passende baan.
HOE IS HET OPLEIDINGSCENTRUM ONTSTAAN
Reeds in 1896 werd de Rijks Middelbare Landbouw
school te Dordrecht opgericht en was daarmee één van
de eerste toenmalige landbouwwinterscholen in ons land.
Nadat de school eerst in diverse lokaliteiten gehuisvest
is geweest werd eerst in 1922 een eigen gebouw, aan de
Oranjelaan, betrokken. In 1941 werd de Hogere Land
bouwschool opgericht en in hetzelfde gebouw aan de
Oranjelaan gehuisvest als de Landbouwwinterschool.
Voor de huisvesting van beide scholen was een be
langrijke uitbreiding van het gebouw aan de Oranjelaan
uiteindelijk onontbeerlijk. Deze uitbreiding kwam in 1953
klaar, wat een aanmerkelijke verbetering in accomodate
en outillage betekende.
Op 1 januari 1962 werden beide scholen overgenomen
door het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité en
kwam daarmee onder beheer van één Stichting. Het
agrarisch opleidingscentrum in zijn huidige vorm werd
uiteindelijk mogelijk door de inbreng van de Hollandse
Mij. van Landbouw en haar lagere land- en tuinbouw
school, opgericht in 1954.
De samenwerking tussen de LLTS en de MLS/HLS da
teert overigens al van een veel vroegere datum.
In het nu bestaande complex zullen dit jaar in totaal
428 leerlingen zijn ondergebracht, te weten 120 aan de
HLS, 71 aan de MLS en 237 aan de LLTS. Vooral de
enorme toename van het aantal LLTS leerlingen heeft nu
reeds tot gevojg 'dat de ruimte in het nieuwe complex
aan de krappe kant is
SCHOOLBOERDERIJ
Door de heer Jas, voorzitter van de commissie van be
heer ,werd nog eens nadrukkelijk de wens om te komen
tot een boerderij ten dienste van het onderwijs aan het
opleidingscentrum, naar voren gebracht. Gedacht wordt
aan een ca. 40 ha gemengd bedrijf dat zeer wel op de
gronden naast de school gesticht zou kunnen worden.
Uiteraard zou een dergelijke schoolboerderij in de eerste
plaats ten dienste van het onderwijs dienen te staan, doch
daarnaast zou ook openstelling voor de Dordtenaren
overwogen kunnen worden. Het dichterbij brengen van
onderwijs en praktijk is zeker ook voor dit centrum van
groot belang. Te meer daar vele studenten niet uit de
landbouw afkomstig zijn. Zo is op de MLS 27 en
op de HLS 51 der leerlingen van buiten de land
bouw afkomstig.
Een andere nog openstaande wens betreft met name
het ontbreken van een Middelbare tuinbouwopleiding.
Dat betekent dat de zeer vele leerlingen van de tuin-
bouwafd. der LLTS voor een voortgezette opleiding maar
elders naar school moeten. En juist het binnen één in
stelling aansluiten van middelbaar en lager tuinbouwon
derwijs zou een veel betere begeleiding en doorstroming
mogelijk maken.
Tenslotte denken bestuur en direktie voor de toekomst
ook sterk aan een uitbreiding van de cursusaktiviteiten
op velerlei terrein. DaarbfJ zullen ieker aanvullende cur
sussen voor hen die zijn afgestudeerd in deze zich sterk
veranderende maatschappij steeds noodzakelijker wor
den. Een nauwe samenwerking met het bedrijfsleven lijkt
hier op zijn plaats.
De appeloogst daarentegen is goed te noemen. Waren
evenwel de prijzen voor het zomerfruit nog goed, voor
het herfst- en bewaarfruit liggen de prijzen tot op heden
belangrijk beneden het niveau van vorig jaar. Prettig is
overigens de levendige vraag naar industriefruit, waar
door als het ware een bodem in de markt komt te liggen.
De uiteindelijke financiële resultaten zullen sterk afhan
gen van de houdbaarheid (stip!) en de prijsvorming ge
durende het komende winterseizoen, omdat het grootste
deel van de oogst immers nog verkocht moet worden.
VRAAGPUNT „LANDBOUW EN MILIEU"
In de des morgens gehouden besloten Hoofdbestuurs
vergadering werd besloten deze winter weer een ZLM-
vraagpunt aan de afdelingen voor te leggen. Met het aan
de orde gestelde onderwerp „Landbouw en Milieu" is ge
tracht aan te sluiten bij wat vandaag in devpraktijk leeft.
De lijst van negen vragen heeft daarbij vooral betrekking
op de positie van de boer als grondgebruiker in het ka
der van het behoud en de verbetering van een aantrek
kelijk landschap en gezond milieu.
Onder meer wordt ingegaan op de vraag welke offers
men als individu bereid is voor behoud van een goed
milieu te brengen, alsmede welke beperkingen in de be
drijfsvoering acceptabel zijn en hoe compenserende ver
goedingen voor geleden bedrijfsschade het beste gere
geld kunnen worden.
Daarnaast worden vragen gesteld over de werking van
de Hinderwet en de Wet Verontreiniging oppervlaktewa
teren, alsmede over de funktionering van de welstands
commissies.
Tenslotte wordt gevraagd hoe men zich voorstelt dat
dè landbouworganisaties zich ten opzichte van de pro
blemen op het gebied van landschap en milieu dienen
op te stellen.
Het ligt in de bedoeling dat deze vraagpunten gedu
rende de winter in de ZLM-afdelingen worden behandeld.
Daarna zal in de loop van het voorjaar uit de ingezon
den deelrapporten een samenvattend rapport worden ge
publiceerd.