Gewassenkeuze
en kweekbestrij ting
op zandbouwland
De aardappel
en de
wereldvoedselsituatie
a
1#
Aardappel allerlei
9
C.R.A. Eindhoven
Ir J. J. VAN LEEUWEN
De Inrit te jaren is hel bouwplan op de zandgronden
in Noord-Brabant snel gewijzigd. Het percentage granen
is van 66% in 1971 teruggelopen tot 39% in 1973, ter
wijl het percentage snijmais in dezelfde periode steeg
van 8 tot 35 Deze ontwikkeling werd vooral veroor
zaakt door de gestegen behoefte aan goedkoop ruwvoer
en de slechts matige resultaten van de granen. Behalve
de snijmais is ook het percentage suikerbieten toegeno
men.
Bij het opstellen van het bouwplan voor het komende
jaar spelen verschillende overwegingen een rol zoals:
vrudhtwisseling, arbeiddbehoefte, afzetmogelijkheden en
geldelijke opbrengsten.
Omdat er op veel bedrijven kweek voorkomt en alle
gewassen daarvan schade ondervinden wordt dit onder
werp apart besproken.
VRUCHTWISSELINGSEISEN
Door middel van vruchtwisseling voorkomt men een
snelle toename van aaltjes en andere ziekten en plagen,
die het gewas bedreigen. Vanwege de kans op aardap-
pelmoeheid is het wettelijk vetboden om meer dan een
keer per vier jaar vatbare aardappelen te telen. Bij ver
bouw van resistente rassen en bij grondontsmetting is
1 op 3 teelt toegestaan. Grondontsmetting alleen terwille
van meer aardappelen is echter duur en resistente rassen
liggen niet zo goed in de markt.
Ook bij bieten loopt men het gevaar van moeheid.
Daarom is het gewenst om bij meer dan 25 bieten in
het bouwplan de grond op aaltjes te laten onderzoeken.
Bij mais zijn er wat de aaltjes betreft geen problemen
te verwachten.
Behalve voor de bestrijding van ziekten en plagen is
vrudhtwisseling ook (gunstig uit een oogpunt van on-
kruidbestrijdig en arbeidsspreiding. Meestal ondervindt
men weinig last van de voorvrucht al ruimen sommige
gewassen wat laat het veld. Een uitzondering moet ech
ter worden gemaa'kt voor de voorvrucht aardappelen.
De op het veld achtergebleven knollen kunnen name
lijk veel aardappelopslag veroorzaken in het volggewas.
Vooral in bieten is dat hinderlijk. Daarom is het ver
standig het aardappelland niet te ploegen maar met een
vastetandcultivator te bewerken, zodat de aardappelen
boven in de grond blijven en gemakkelijker bevriezen.
DE ARBE1DSBEHOEFTE
Veelal wordt gedacht dat aardappelen en bieten meer
werk vragen dan granen en mais. Dit vooral in het voor
jaar en niet zozeer bij de oogst omdat die meestal wordt
uitgevoerd in loonwerk. Door een aangepaste grondbe
werking en chemische onkrui'dlbestrijding is handwerk
bij aardappelen helemaal en bij bieten grotendeels over
bodig geworden.
Daar het poten van aardappelen en het precisiezaaien
van suikerbieten in het algemeen ook door de loonwer
ker worden verricht vormt de ahbeidsbehoefte van die
gewassen in het voorjaar meestal geen knelpunt meer.
Wel vragen aardappelen en bieten wat meer aandacht.
AFZETMOGELIJKHEDEN
In de huidige situatie is het voor veel bedrijven niet
verantwoord een gewas te telen zonder dat men ver
zekerd is van de afzet. Voor granen en suikerbieten
vormt de afzet geen próblemen.
Heel anders ligt het voor aardappelen, conservenge-
wassen en snijmais. Wilt u niet het risico lonen dat u in
friet najaar genoegen moet nemen met een te lage prijs
voor de aardappelen dan is het zaak tijdig een goed con
tract af te sluiten. Deze worden door verschillende be
drijven aangeboden. Conservengewassen worden uitslui
tend op contract geteeld. Snijmais is vaak bestemd voor
veehouders in de omgeving, maar ook in dat geval is het
noodzakelijk goede afspraken te maken.
GELDELIJKE OPBRENGST
Suikerbieten en aardappelen leveren bij een goed uit
gevoerde teelt in het algemeen een aanzienlijk hoger
overschot dan granen en mais. Op grond hiervan is het
aantrekkelijk granen te vervangen door hakvruehten.
Bij de teelt van snijmais voor het eigen bedrijf wint men
meer ruwvoer, zodat er meer melkkoeien kunnen wor
den gehouden. In dat geval is het verschil tussen de hak
vruehten en snijmais niet groot. Het zou echter econo
misch nog voordeliger zijn zelf hakvruehten te telen en
de snijmais aan te kopen op een zuiver akkerbouwbe
drijf. Dit kan ook voor de akkerbouwer aantrekkelijk
zijn omdat hij dan een deel van zijn graan kan vervan
gen door de meer opbrengende snijmais.
'Naast bovengenoemde overwegingen zijn er nog ver
schillende andere punten van belang zoals kwaliteit van
de grond, vochtvoorziening, onkruidbezetting, aanwezi
ge machines, beschikbare hoeveelheid organische mest,
aanwezige teeltkennis etc. Ook deze factoren zult u in
de beschouwing moeten betrekken om voor uw bedrijf
tot een zo goed mogelijke gewassenkeuze te komen.
KWEEKBESTRIJDING
Kweek is in een groeiend gewas praktisch niet te be
strijden. Daarom zult u tegen kweek maatregelen moe
ten nemen vóór de uitzaai van de gewassen, namelijk in
de herfst en de winter.
SAMENVATTING
■fc Het bouwplan op zandbouwland is de laatste ja
ren snel gewijzigd. Het percentage snijmais is
aanzienlijk gestegen ten koste van het percentage
granen.
Vanwege de kans op aardappelmoeheid is het
verboden vaker dan één keer per 4 jaar vatbare
aardappelen te telen. Bij méér dan 25 suiker
bieten is het gewenst de grond op aaltjes te laten
onderzoeken.
Om aardappelopslag tegen te gaan moet men
aardappelland niet ploegen maar cultivateren,
zodat de achtergebleven knollen gemakkelijker
bevriezen.
De hogere arbeidsbehoefte is bij moderne teelt
techniek geen overwegende belemmering meer
voor uitbreiding van aardappelen en suikerbie
ten.
Over de afzet van aardappelen, snijmais en con
serven moeten goede afspraken worden ge
maakt.
Aardappelen en bieten leveren meestal een ho
ger saldo dan granen en snijmais.
Om te komen tot een juiste gewassenkeuze zal
men rekening moeten houden met de omstan
digheden op het bedrijf.
Kweek kan het beste bestreden worden in de
herfst door mechanische bestrijding te coinbine-
ren met een TC A-bespuiting.
■fc Het is riskant om nu nog TcA te spuiten op per
celen waar volgend jaar mais komt.
Door het goede weer in augustus en de eerste helft
van september was er met stoppel'bewerking al heel wat
te bereiken. Vaak blijkt er echter nog kweek te zijn
overgebleven. Ook op veel percelen die pas laat in het
jaar zijn vrijgekomen komt kweek voor. Het is zaak deze
nu zo snel mogelijk te bestrijden. Dit kan het beste ge
beuren door de grond te bewerken en daarnaast afhan
kelijk van de kweekbezetting te spuiten met 5075 kg
TOA. Dit middel is momenteel ook in vloeibare vorm
beschikbaar, zodat het oplossen geen problemen meer
hoeft te leveren. Bij laatruimende gewassen wordt TCA
kort na de oogst gespoten en direct 810 cm ingefreesd.
Gedurende de winter dienen nog een of meer grondbe
werkingen te worden uitgevoerd, zodat alle kweekwor-
tels niet worden geraakt. Deze zouden dan toch nog
problemen geven als ze bij het zaaivoor ploegen worden
bovengehaald.
Op die percelen waar in 1974 mais wordt geteeld moet
men na half oktober voorzichtig zijn met het spuiten
van TCA omdat er. kans is op schade aan de mais.
Het is alweer enige weken geleden dat de „Stichting
voor Pootaardappelpropaganda in 'het buitenland" in sa
menwerking met het Ministerie van Landbouw een aard
appelinformatiedag voor de Nederlandse landbouwatta-
chés en een aantal handelsattachés organiseerde. Doel
van deze dag was om onze diplomatieke vertegenwoordi
gers in het buitenland op de hoogte te stellen van de be
langrijke wijzigingen die zich in de laatste jaren hebben
ontwikkeld op het gebied van produktie en valorisatie
van aardappelen. Ook om het belang van de afzet op de
buitenlandse markten nog eens te onderstrepen.
In het kader van deze opzet bezocht het gezelschap en
kele akkerbouwbedrijven in de Flevopolder, waar 't rooi
en werd gedemonstreerd, en werd een bezoek gebracht
aan de moderne aardappelsorteer- en bewaarinrichting
van C. Meijer B.V. te Swifterbant en aan het aardappel-
verwerkende industriebedrijf „Aviko" te Steenderen.
Daarnaast werden verschillende inleidingen gehouden
o.m. door de heer A. Vermeer, voorzitter van de Pootgoed
Contact Commissie en van de Propagandastichting voor
Pootaardappelen, die vooral de recente structuurveran
deringen in de produktie belichtte. Dr C. H. J. van Beu
kering, voorzitter van het Produktschap voor Aardappe
len, hield een inleiding over „de betekenis van de aardap
pel in en voor Nederland". Als laatste sprak de heer W.
H. Oliemans, directeur over „De aardappel en de wereld-
voedselsituatie".
De heer Oliemans wees in zijn toespraak op de grote
bezorgdheid van de Voedsel- en Landbouworganisatie
van de V.N. met betrekking tot de wereldvoedselsituatie.
Niet alleen stegen de wereldgraanprijzen binnen één jaar
met rond 80 maar ook blijken de graanvoorraden thans
kleiner te zijn dan ze in ruim 20 jaar zijh geweest.
De exorbitante prijsstijging betekent voor veel ontwik
kelingslanden een aanslag op de toch al wankele finan
ciële positie. Het tweedè probleem, de krappe voorraad-
positie, is een wereldprobleem van groot formaat.
Ir Boerma, directeur-generaal van de F.A.O. te Rome,
heeft daarom reeds meerdere malen zeer nadrukkelijk
opgeroepen tot geconcentreerde inspanningen om de we-
reldvoedselproduktie zowel op lange als op korte termijn
te verbeteren. Alhoewel het doel van de ontwikkelings
strategie van de F.A.O. is de landbouwproduktie in de
ontwikkelingslanden jaarlijks met 4 te doen stijgen,
zijn de tot heden bereikte resultaten zeer teleurstellend
en ver beneden de 2 gebleven.
In dit verband wees de heer Oliemans op de snel toe
nemende betekenis van de aardappel in de subtropen en
de tropen. De oppervlakte aan aardappelen is de laatste
20 jaar met ruim de helft toegenomen en de produktie is
meer dan verdubbed! Een gemiddelde stijging van de
aardappelproduktie van 5 per jaar, die wel heel gun
stig afsteekt bij de genoemde 2 voedselproduktietoe-
name van andere gewassen.
In toenemende mate wordt in de subtropen en tropen
het belang van de aardappel als voedingsgewas erkend.
Verbeterde teeltmethoden met goede rassenkeuze zijn
daar o.m. de redenen van. Het Nederlandse pootgoed
heeft d.m.v. de aktiviteiten van de Stichting zijn steentje
daartoe bijgedragen!
DIJ vergelijking van de wereldaardappelproduktiecij-
fers met die van enkele andere hoofdgewassen blijkt
de aardappel direkt te volgen op de tarwe.
5
K Jü
<D C
Ü-
w
uo
c
O.*
.Si 6
r3 o
3
"SS
Ui
CU X
Tarwe
Rijst
Mais
Aardappelen
210
135
111
22,5
1.480
2.260
2.410
13.300
312.000
306.000
267.000
307.000
Bij voortgang van de produktietoeneming in de tropi
sche en subtropische gebieden zou in 1980 de wereldaard-
appelproduktie het F.A.O.-produktiecijfer voor 1970 van
tarwe reeds overschreden hebben.
Overigens is het daarbij interessant dat bij vergelij
king van de voedingswaarde van aardappel en andere
(hoofd)gewassen, de aardappel wat dat betreft ver aan de
top staat en in dit opzicht door geen enkel gewas wordt
overtroffen!
Voor de landen in de tropen en subtropen heeft een
EIGEN aardappelteelt mits technisch èn economisch
goed begeleid bijzonder interessante aspekten. Aldus
kwam de heer Oliemans aan de hand van deze gegevens
tot de conclusie dat de Nederlandse pootaardappelprodu-
cent en -exporteur in samenwerking met de Nederland
se overheid een misschien bescheiden, misschien rela
tief belangrijke bijdrage zou kunnen leveren om het
wereldvoedselprobleem te verlichten Waarbij hij de
overtuiging uitsprak dat bij het verbeteren van het aard-
appelteeltpeil in die landen, deze zich voor hun pootgoed-
voorziening op de Nederlandse kwaliteitspootaardappel
zal richten! Iets voor minister Pronk, om eens aandacht
aen te besteden!
BI.
(Vervolg van vorige pag.)
In de oude gemeenschap is de oogstdaling in West-Duits-
land het grootst en dan in Frankrijk, althans in tonnen.
Verondersteld wordt dat de areaalinkrimping en ook de
oogstdaling voornamelijk veroorzaakt zijn door minder voer-
aardappelteelt resp. -produktie. Bovendien kan verwacht
worden dat een deel van de voeraardappelen die onder nor
male prijsverhoudingen voor veevoeder zou worden bestemd
thans voor consumptie zal worden afgezet.
Over de kwaliteit van de oogst in de partnerlanden is
alleen bekend dat deze; evenals in ons land, wat minder
goed en mooi is dan vorig jaar.
DE EXPORT
In september is 47.000 ton uitgevoerd en in de eerste helft
van oktober bijna 30.000 ton. Tot 15 oktober is rond 100.000
ton geëxporteerd waarvan naar West-Duitsland 68.500 ton,
naar Midden en Zuid Amerika 10.500 en naar Azië 7.000 ton.
Ondanks de bestaande gunstige prijssfeer op de interna
tionale markt zijn, zoals meestal in deze tijd van het jaar,
de verdere vooruitzichten onduidelijk. Er bestaat geen en
kele zekerheid dat de prijsontwikkeling van de laatste tijd
zich zal blijven voortzetten. Daarvoor zijn er te veel fac
toren waarvan weinig of niets bekend is, maar die bepalend
kunnen zijn voor de komende marktsituatie. Niet bekend is
bijvoorbeeld in welke mate de oogstvermindering in de ge
meenschap betrekking heeft op voeraardappelen en hoe
groot de elasticiteit van het aanbod en van de vraag zal zijn.
Ook over de vraag van derde landen later in het seizoen is
weinig bekend evenmin als van de omvang van de concur
rentie door landen als Polen. Voor de prijsvorming zal dit
jaar in het bijzonder aandacht aan de kwaliteit moeten wor
den besteed. Dit is ook nodig met het oog op onze reputatie
en afzet in de verdere toekomst. Aldus het Produktschap
voor Aardappelen.