WINTERTARWE
geeft meer dan men verwacht
De werking van
fosfaat in kunstmestop-
lossingen vergeleken
met in water oplosbare
fosfaat in
korrelmeststoffen
De financiële positie
van landbouwbedrijven
boekjaar 1971/72
Pootaardappelteelt
na 1973 [1]
7
aribo
C. A. R. Zevenbergen
C. VAN DER VEN
In de praktijk is een toenemende vraag naar de
26+26+0 en 30 15+0 NP-oplossingen. Er wordt be
weerd dat het fosfaat in kunstmestoplossingen beter
werkt dan het in water oplosbare fosfaat in korrelmest
stoffen. -I J
In 1966 heeft Dr. Ir. P. F. J. van Burg m „Netherlands
Nitrogen Technical Bulletin" nummer 1 hierover reeds
verslag gedaan van pot- en veldproeven. In potproeven
met haver op zure zandgrond gaf het in water oplos
bare fosfaat in de korrelmeststof een ongeveer 15
hogere opbrengst dan de fosfoorzuur-oplossing. Bij een
veldproef met pootaardappelen op zure zandgrond kwam
een zelfde soort effekt naar voren, als was het verschil
minder groot.
Hier gaf het in water oplosbare fosfaat in de korrel-
meststof 1 meer aan opbrengst dan de fosforzuur
oplossing.
De minder goede werking van de fosforzuuroplossing
op zure zandgrond is een gevolg van de fijne verdeling
met de grond, waardoor veel fosforzuur aan ijzer- en
alluminiumverbindingen wordt vastgelegd. Op zure
ijzerhoudende zandgrond moet aan het in water oplos
bare fosfaat in korrelmeststoffen de voorkeur worden
gegeven. NP-oplossingen zijn op zure, ijzerhoudende
zandgronden dan ook niet aan te bevelen.
In potproeven met haver op zavelgrond met een pH
van 7 en hoger gaf de fosforzuuroplossing een ongeveer
7 hogere opbrengst dan het in water oplosbare fosfaat
in korrelmeststoffen. Bij een veldproef met pootaardap
pelen op zavelgrond kwam een zelfde soort effekt naar
voren, maar wel in veel mindere mate. Hier gaf de fos
forzuuroplossing een ±2 hogere opbrengst dan het in
water oplosbare fosfaat in de korrelmeststof.
Dat de fosforzuuroplossing op zavel zo goed werkt,
komt doordat het zeer fijn verdeeld in de grond wordt
neergeslagen. De plant kan met haar wortels dit fosfaat
gemakkelijker opnemen dan het in water oplosbare fos
faat in korrelmeststöffen. oe beter het fosfaat met
de 'bouw voor is gemengd en hoe fijner de neergeslagen
fosfaatdeeltjes zijn, des te beter wordt op kal'khoudende
kleigrond het fosfaat door de plant opgenomen. Wan
neer het gaat om de beschikbaarheid van het aangewen
de fosfaat voor de plant, verdienen op kleigrond NP-op
lossingen de voorkeur boven NP-korrelmeststoffen.
Bijna alle mengmeststoffen werken in de grond zuur.
Dit is ook het geval met de 30+15 0 en de 26+26+0
NP-oplossingen. Per 1 kg N en 1 kg P205 is de zure
werking van bovengenoemde NP-oplossingen gelijk aan
de veel gebruikte 23+23 0 en 26+14+0 korrelmest
stoffen.
KORRELMESTSTÖFFEN OF
KUNSTMESTOPLOSSINGEN?
Op zure, ijzerhoudende zandgronden moet aan het in
water oplosbare fosfaat in korrelmeststoffen de voor
keur worden gegeven, NP-oplossingen zijn hier minder
geschikt. Voor oude kalkhoudende kleigronden zijn NP-
oplossingen het meest aan te bevelen. Het in water op
losbare fosfaat in korrelmeststoffen werkt hier minder
goed.
Tussen de 23+23 0 en 26+26+0 korrelmeststoffen en
de 26+26+0 en 30 15+0 kunstmestoplossingen is rela
tief geen verschil in zure werking. Wanneer de prijzen
van NP-oplossingen relatief lager blijven dan van NP-
korrelmeststoffen, verwachten we op kleigrond een uit
breiding van de aanwending van NP-oplossingen.
Naast de werking van het fosfaat moet echter ook met
andere faktoren rekening worden gehouden, zoals o.a.
met de werkingsfaktor van de stikstof en de arbeids-
bezetting op het bedrijf.
CVENALS in voorgaande jaren waren er ook in boek
jaar 1971/'72 tussen de bedrijven grote verschillen
in rentabiliteit. Echter was het percentage bedrijven met
slechte bedrijfsresultaten lager dan in de twee voorgaande
jaren. Aldus blijkt uit publikatie No. 3.44 van het L.E.I. die
onlangs verschenen is. Door de betere bedrijfsuitkomsten
is ook de rentabiliteit van het geïnvesteerde vermogen iets
beter komen te liggen. De volgende tabellen geven een in
zicht omtrent e.e.a. over de boekjaren '69/'70 - '70/'71 en
'71/'72, waarbij E-eigenaar is en P-pachter.
Arbeidsinkomen van
de ondernemer
(op pachtbasis)
negatief
0 tot 10.000,—
10.000,— tot 20.000,—
20.000,— tot 30.000,—
30.000,en meer
Rentabiliteit van het ge.
investeerde vermogen:
5 en meer negatief
5 tot 0
0 tot 2
2 tot 5
5 en meer
Percentage van de ondernemers
1969/'70
1970/'71
1971/'72
E P
E
P
E
P
5 4
12
9
7
2
26 25
33
28
15
10
39 38
33
33
31
28
18 18
16
18
23
31
12 15
6
12
24
29
100 100
100
100
100
100
10 18
20 12
18 8
25 15
27 47
19 23
31 20
16 10
21 11
13 36
10 15
21 9
10 8
25 10
34 58
Op bedrijven met een lage rentabiliteit komt de grote
betekenis van het eigen vermogen als buffer, duidelijk naar
voren. Uit het onderzoek is gebleken dat drie vierde van
het balanstotaal uit eigen vermogen bestaat, en dat in het
boekjaar 1971/'72 gemiddeld bijna 90 van de investerin
gen uit eigen middelen is gefinancierd. Het eigen vermogen
in procenten van het balanstotaal nam in dit boekjaar toe
met 0,9
Financiering met veel vreemd vermogen is voor de onder
nemers niet mogelijk als het rendement lager is dan de te
betalen rente. Aflossings- en renteverplichtingen kunnen
dan niet worden nagekomen of laten een te gering besteed
baar gezinsinkomen over.
Doordat in 1971/'72 een groter percentage bedrijven dan
in 1969/'70 en 1970/'71 een gunstige rentabiliteit had, waren
ook de besparingen in eerstgenoemd jaar op een groter aan
tal bedrijven positief. Ontsparing betekent in vele gevallen
desinvestering zoals blijkt uit de volgende tabel.
Besparingen
Percentage van de ondernemers
5.000,en meer
negatief
—i f 5.000,— tot 0
0 tot 10.000,—
10.000,— tot 20.000,—
20.000,— en meer
1969/'70
1970/'71
1971 /'72
E
P
E
P
E P
7
7
20
16
5 5
13
16
19
19
8 7
45
43
39
44
34 37
20
20
16
12
30 26
15
14
6
9
23 25
100
100
100
100
100 100
Investeringen (netto):
5.000,en meer
negatief 10 6 19 12
5.000,—totO 15 17 25 22
0 tot 10.000,— 43 45 30 37
10.000,—tot 20.000,— 12 13 9 14
ƒ20.000,en meer 20 19 17 15
11 8
15 17
40 40
17 18
17 17
Het isi een ongezonde situatie dat in het gunstige boekjaar
1971/'72 nog op ruim een kwart van de bedrijven het geïn
vesteerde kapitaal een negatief rendement oplevert. Voorts
komen op een kwart van de bedrijven desinvesteringen
voor. Tevens is gebleken dat op 55 van de bedrijven,
waar ontspaard is, tevens desinvesteringen voorkwamen.
Dit laatste betekent dat een deel van de afschrijvingsbedra
gen niet voor vervangingsinvesteringen, maar misschien
noodgedwongen voor aflossingen of voor privéuitgaven
wordt gebruikt. De continuïteit van deze bedrijven kan
daardoor gevaar lopen. Tot zover enkele conclusies uit de
publikatie waarin voorts o.m. veel cijfermateriaal wordt ge
geven over het vermogen (balansen) en de mutaties hierin,
over de inkomensvorming en besteding en over de finan
ciering van de jaarlijkse investeringen. Publikatie No. 3.44
kan uitsluitend worden besteld door overschrijving van
11,op girorekening nr. 41 22 35 t.n.v. het L.E.I. te Den
Haag onder vermelding: Zend publikatie nr. 3.44.
OOGSTAMING SNIJ- EN KORRELMAIS
De oogst van snijmais, nu alweer enkele weken in volle
gang, vertoont grote verschillen zowel in opbrengst van
groene massa als aan droge stof. Vooral in het zuiden en
oosten van ons land valt, als gevolg van de droogte des
tijds, de kolfzetting en gewicht van het gewas tegen. De
oogst van de korrelmais lijkt bevredigend te worden. De
voorlopige oogstramingscijfers per 5 oktober j.l. laten de
volgende cijfers zien.
Opp. mei
1973 in ha
Opbrengst
ha in kg
Totale opbrengst
in ton
1972
1973
1972
1973
Snijmais
50.555
49.600
2.506.029
Korrelmais
1.935
3.400
5.600
9.906
10.921
De oogstraming hiervan is
100 100 100 100 100 100
100 100 100 100 100 100 Suiker, en voederbietenzaad
in kg/ha
1972 1973
2.400 2.900
Op het moment dat ik dit schrijf is de oorlog in het Mid
den-Oosten een week oud. Er is tot nu toe nauwelijks tijd
geweest om na te denken over de economische gevolgen
daarvan, zo zeer zijn we bezig met het lot van al die men
sen die er door dood of door verminking bij betrokken
worden. Maar regelmatig krijgen we op 't ogenblik voor de
televisie of in de krant een stukje van de wereldkaart met
het Midden-Oosten erop te zien. We weten ineens allemaal
hoe de geografische situatie in dat deel van de wereld is.
We zien de landen Egypte, Syrië, Irak, Jordanië en Israël
voor ons liggen. Het woord „olievoorziening" begint erg
veel aandacht te krijgen; bijzonder veel mensen zijn afhan
kelijk van olie of olieprodukten! Er is echter maar een
handje vol mensen dat afhankelijk is van de pootaardappel!
Nederland exporteerde het afgelopen jaar 327.000 ton
pootaardappelen over de hele werëld en er is echt een we
reldkaart voor nodig om al de landen, waarheen onze poot-
aardappel verstuurd wordt, aan te wijzen. Ik dacht dat het
interessant was om eens kennis te nemen van de export
van pootaardappelen naar het Midden-Oosten in de laatste
jaren. En dan met name de export naar bovengenoemde lan
den die zo direct bij de oorlog betrokken zijn! De landen
dus, die we nu allemaal zo duidelijk voor ogen hebben.
Pootaardappelexport vanuit Nederland in tonnen.
1971
1972
Egypte
7.015
15.732
Syrië
292
Irak
1.205
2.275
Jordanië
162
60
Israël
1.821
3.494
Totaal
10.203
21.853
We zien hieruit dat deze paar landen vorig" jaar de res
pectabele hoeveelheid van ruim 20.000 ton pootaardappelen
van ons hebben afgenomen. En dan beseffen we tegelijker
tijd dat onze totale export van ruim 300.000 ton aan zijden
draadijes kan komen te hangen. En we kunnen meestal niet
zo gemakkelijk switchen.
Door jarenlange arbeid van de Propaganda Stichting zijn
we er in geslaagd om voor elk land de juiste rassen te kwe
ken respectievelijk te telen. Door de enorme klimaatsver
schillen en verschillen in bodemgesteldheid vraagt ieder
land naar specifieke rassen. Maar dat betekent tevens dat,
wanneer een bepaald land uitvalt door b.v. oorlogsgeweld,
we in Nederland met overschotten geconfronteerd kunnen
worden van die bepaalde rassen. Dat zijn risico's die nie
mand kan voorzien. Daarom ook moeten deze risico's ge
zamenlijk gedragen worden, althans ten dele.
DE STOPA
In zulke jaren is het dan extra plezierig dat we over een
prachtige Stopa beschikken, waardoor overschotten tegen
een bepaalde, van tevoren vastgestelde prijs kunnen worden
ingeleverd. Er gaan nog wel eens stemmen op om de Stopa
op te heffen. En die stemmen zijn er meestal in jaren dat
er wel betaald moet worden, maar er niet direkt van gepro
fiteerd wordt. We zijn voor drie kwart van onze afzet afhan-
keijlk van het buitenland en daardoor vaak bijzonder kwets
baar!
In Nederland worden meer en meer teeltplannen gemaakt
voor bepaalde rassen, vooral monopolie rassen. Deze teelt
plannen zijn gebaseerd op de mogelijkheden van verkoop.
Maar deze teeltplannen houden geen rekening met politieke
of economische crises.
DE KOSTEN
We willen graag de 20.000 ha pootaardappelteelt hand
haven in Nederland! Onze hoge kwaliteit die we door jaren
lange arbeid, door jarenlang eendrachtig samenwerken vin
bedrijfsleven met Wageningse instituten, hebben
rechtvaardigt op z'n minst die 20.000 ha. En uiteraard
speelt daarbij het kostenniveau een grote rol.
De Nederlandse pootgoedtelers moeten weten dat er mo
menteel ernstig gestudeerd wordt om de kosten niet alleen
in de hand te houden, maar zelfs naar beneden te brengen.
Die studie vindt plaats in de landelijke N.A.K., maar ook
in de beleidsorganen van Landbouwschap en Bedrijfschap
voor de Groothandel in Aardappelen.
De pootgoedsector is een sector waar het woord „dienst
verlening" veelvuldig voorkomt. De sterke loonstijgingen
met sociale lasten hebben onze sector hier en daar voor
ernstige problemen gesteld. Maar ik ben optimistisch over
het vinden van goede oplossingen waarbij de woorden „ver
eenvoudiging", „doublures", „profijtbeginsel", „kwantum
korting" regelmatig gebruikt zullen moeten worden. We
hebben ruim 20 jaar met het Stopa systeem gewerkt en ik
vind met succes! Maar we hebben ook 20 jaar lang aan het
Stopa-systeem gesleuteld. Steeds weer opnieuw zijn er aan
passingen gedaan aan vaak gewijzigde omstandigheden.
Weet U nog dat we vroeger alleen maar overschotten
konden inleveren aan het einde van het seizoen? En wee'.
U ook nog dat de aardappels dan eerst allemaal verzameVl
werden? Het zou vandaag gewoonweg niet meer passen bij
de huidige bedrijfsvoering van onze bedrijven! Het zijn de
bedrijfsgenoten zelf die het systeem betalen, maar het zijn
ook de bedrijfsgenoten zelf die samen het roer in handen
hebben!
Swifterbant. A. VERMEER