VERZEKERINGSINSTELLINGEN
VAN DE ZLM
Rondom
de gezondheidszorg
De landbouwbelastingheffing in de EEG
3
SI
met 9 en dat betekent dan wel 189,premie extra.
De ziektekostenverzekeraars kunnen dit grapje niet
utihalen en moeten dan van tijd tot tijd hun tarieven
met 10%, 15% of 20% verhogen. Dit komt uiteraard
geheel anders over. Overigens gaat de vergelijking zie
kenfonds en ziektekostenverzekeraars ook op een ander
punt mank.. Een kwestie die al jaren onze ergernis heeft
n.l. de verschillen in de tariefstelling van specialisten
voor ziekenfondsen en particulieren.
VERSCHIL SPECIALISTENTARIEVEN
QE Consumentengids van oktober 1973 signaleert in
haar onderzoek naar de specialistentarieven, dat
weliswaar het verschil in tariefstelling voor ziekenfonds
patiënten en particulieren geringer wordt maar nog lang
niet gelijk is. Als het wegwerken van de verschillen in
dit tempo doorgaat dan liggen de tarieven eerst in het
jaar 2013 gelijk! Om welke verschillen het momenteel nog
gaat willen wij illustreren met de volgende tabellen:
TABEL 2. Vergelijking tarieven ziekenfonds en partiku-
lier verzekerden (3e klasse) voor een aantal verrichtingen
(in guldens) 1973
LJOE meer er over een bepaald onderwerp geschre-
ven en gesproken wordt hoe slechter het afloopt.
Een opmerking, die men dikwijls hoort maar gelukkig niet
altijd uitkomt. Stel u voor de Oosterschelde open of dicht?
Over de gezondheidszorg schreven wij twee maandten
geleden, dat de nieuwe staatssekretaris van Volksgezond
heid vol met frisse ideeën zat maar wel geen kans zou
zien om op korte termijn de snel stijgende kosten van
de gezondheidszorg de kop in te drukken.
Tal van hypermoderne en vreselijke dure ziekenhuizien
zijn nog in aanbouw en daarvan zullen de naweeën nog
moeten komen. Men maakt dan wel eten enorme ophef
over één oent voor het brood of een liter melk maar in
stilte worden dan even de nieuwe verpleegprijzen van de
ziekenhuizien bekend gemaakt De laatste drastische
verhoging dateert van 1 maart 1973 waarbij de verpleeg-
prijs zeer gevarieerd per ziekenhuis werd opgetrokken.
Inmiddels zijn per 1 oktober de tarieven wederom ver
hoogd, waarbij verhogingen voorkomen van ruim 25%.
Ook de huisartsen- en specialistentarieven blijven rustig
stijgen. We lezen daar niet teveel over maar intussen
is het wel raak!
VERHOGING PREMIE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING
VOWEL de ziekenfondsen als de particuliere ziekte-
kostenverzekeraars, die de gevraagde en/of vast
gestelde kostprijs moeten betalen, hebben op al deze
verhogingen slechts één antwoord, n.l. premieverhoging.
Bij het ziekenfonds gaat deze verhoging altijd in veel be-
dekter vorm.
leder jaar wordt n.l. de loongrens opgetrokken. Deze
was voor 1973 20.900,t— en wordt voor 1974 precies
23.000,De ziekenfondspremie was 8,9% in 1973 en
is voor 1974, zover ons bekend, nog niet vastgesteld.
Laten we eens aannemen, dat dit 9 wordt dan roept
natuurlijk een ieder, dat de ziekenfondspremie slechts
met 0,1 verhoogd is wat op een bedrag van 23.000,
slechts ƒ23,verhoging uitmaakt. Jawel maar de extra
inkomsten voor het ziekenfonds zitten uiteraard in het
optrekken van die loongrens. De optrek met ƒ2.100,
(ƒ23.000,tot 20.900,wordt n.l. ten volle belast
TABEL 1. Vergelijking konsulttarieven ziekenfonds en
partikulier verzekerden 3e klasse (in guldens) 1973
specialisme
ziekenfonds
partikulier
eerste
konsult
eerste
konsult
vervolg-
konsult
vervolg-
konsult
oogheelkunde
19,60
8,80
37,50
24,—
keel-, neus,- en oorkunde
19,55
9,80
36,—
24,—
chirurgie
24,40
10,65
43,—
25,50
plastische chirurgie
26,50
11,85
49,50
24,—
ortopedie
24,20
11,25
55,50
30,i
urologie
37,50
19,30
43.—
25,50
neurochirurgie
34
21,50
61,
30,50
huidziekten
24,75
15,75
30,50
18,50
interne ziekten
33,40
16,10
73,—
30,50
kindergeneeskunde
34,35
17,05
61
30,50
maag- en stofwisselingsz.
30,45
15,75
61
30,50
reumatologie
30,45
15,75
73,50
37,—
gynekologie
26,70
18,25
48,—
30,50
wijze, waarop in de toekomst het belastbaar inkomen
moet worden vastgesteld. Het heffen van belasting op
een, volgens gemiddelde normen vastgesteld, inkomen,
biedt daarbij als voordeel dat de prikkel om een goed
renderend bedrijf te ontwikkelen groter wordt. Het na
deel is dat voor de landbouw weer een uitzondering moet
worden gemaakt, terwijl de noodzaak tot het bijhouden
van een boekhouding verdwijnt.
Nu valt op korte termijn niet te verwachten dat in alle
E.E.G.-landen de meerderheid der boeren tot het bijhou
verrichtingen
zieken
parti
verhou^
fonds
kulier
ding
hoornvlieshechting
139
294
2,1
hoornvliestransplantatie
306
749
2,5
aanmeten kontaktlenzen
134
200
1,5
hoortoestelonderzoek
46
88
1,3
tonsillectomie (kinderen t/m 10 jr)
46
177
3.8
operatieve verwijdering blaasstenen 139
334
2,4
psychotherapie
62
90
1.5
abortus
125
341
2,7
meniscus (voetbalknie)
137
341
2,5
blindedarmoperatie
123
341
2,8
maagresektie
277
680
2,5
strumectomie
199
559
2,8
den van een fiscale boekhouding zal (kunnen) overgaan.
Willen we dan ook zo snel mogelijk tot een meer uni
forme druk van de inkomstenbelasting komen, dan zal
dat zeker niet enkel en alleen volgens het systeem, waar
bij de werkelijk gemaakte winst wordt belast, kunnen
plaatsvinden.
Een eerste stap in de goede richting zou gezet kunnen
worden door althans de aan de landbouw verstrekte sub
sidies overal op dezelfde wijze te belasten!
LUTEIJN.
Let wel, in bovenstaande tabellen gaat het in beide
gevallen om een 3e klasse behandeling. Stelt u zich voor
2 werknemers van dezelfde firma .waarvan de één onder
het ziekenfonds valt en de ander zich particulier heeft
moeten verzekeren omdat hij boven de loongrens van
ƒ23.000,uitkomt. Komen beiden in moeilijkheden met
hun blindedarm. Ze verdwijnen naar het ziekenhuis, lig
gen na de operatie, broederlijk naast elkaar, worden
zusterlijk verzorgd en krijgen precies dezelfde behande
ling. Alleen komt de behandelend specialist nog even
vertellen, dat hij met de ziekenfondspatiënt veel meer
moeite had omdat hij erg vet was; hij kon dat ding moei
lijk te pakken krijgen. Zijn collega was lekker mager en
bij hem was, het zo gebeurt.
En nu de rekeningen. Het ziekenfonds krijgt voor de
operatie een rekening gepresenteerd van 123,en de
particuliere verzekeraar één van ƒ341,Daar komen
dan nog alerlei kosten bij in dezelfde verhouding als in
de tabellen is weergegeven.
Hebt u ooit een dwazere vertoning meegemaakt? Wij
hebben al eens gesteld, dat de ziekenfondsen via deze
tariefsstelling gefinancierd worden door de particulier
verzekerden. Of de ziekenfondstarieven dienen te wor
den opgetrokken óf de specialistentarieven voor particu
lieren te worden verlaagd of er dient aan beiden wat ge
daan te worden. Maar aan deze dwaze situatie dient wél
voor het jaar 2013 een einde te komen! Als voornoemde
collega zich particulier 2e klas had verzekerd zou het ta
rief zelfs vijfmaal zo hoog zijn geweest.
WELKE KLASSE VERZEKEREN
A LS gevolg van de enorme tariefsverschillen moeten
de verzekeraars uiteraard een veel hogere premie
vragen voor een verzekering 2e klas dan 3e klas. Zeer
velen zijn op vrijwillige basis 2e klas verzekerd.
Zulks dateert veelal ook nog uit een periode, dat er
qua verzorging in het ziekenhuis grote verschillen waren.
In de moderne ziekenhuizen ligt men 3e klas niet meer
met 8 of 12 man, maar 6 of 4. De verschillen in verzor
ging zijn grotendeels weggenomen, zodat voor een aan
tal vrijwillig verzekerden zeker de vraag gesteld mag wor
den of het vasthouden aan een 2e klas verzekering wel
gewenst is.
U moet per 1 januari 1974 weer maar rekenen op een
premieverhoging door de particuliere verzekeraars en-,
wat de Ziekenhuisverpleging „Zuid en Noord" (ZHV) be
treft, op rond 10% premieverhoging.
Of men vrijwillig 2e of 3e klas verzekerd zal per ge
zin honderden guldens verschil in premie opleveren. Het
i9 uiteraard ieders persoonlijke beslissing maar wel het
overwegen waard. En dan niet 3e klas verzekeren met de
bedoeling als u in het ziekenhuis terecht zou komen toch
2e klas te gaan liggien want dan kost het u veel meer
Vandaar, dat de keuze, uit een oogpunt van financieel
beheer weloverwogen genomen dient te wordten.
DE L.
1N het nummer van 22 oktober van de BJf.B., de Be-
slissingen Nederlandse Belastingrechtspraak, kwa
men wij het volgende geval tegen. De heer X. exploiteer
de een textielfabriek in de vorm van een naamloze ven
nootschap. Hij had één dochter en drie zoons en wilde
de aandelen in de N.V. en daarmee de fabriek aan de
zoons nalaten. Blijkbaar zat in die fabriek zowat zijn ge
hele vermogen, want bij een testament dat hij in 1953
maakte, benoemde hij de drie zoons tot zijn enige erfge
namen. Aan de dochter legateerde hij een lijfrente van
f 5.000,per jaar, uit te keren door de 3 broers. Deze lijf
rente kreeg de dochter niet als zij zich tegen het testa
ment verzette en een beroep deed op haar legitieme por
tie. Deze legitieme portie bedraagt in dit geval gedeel
te van wat de dochter zou erven als er geen testament
was.
Behalve deze regeling van de onderlinge verhouding
tussen de kinderen vermaakte X. aan zijn echtgenote nog
het vruchtgebruik van zijn nalatenschap. Dit bracht mee
dat de broers de lijfrente aan de zuster pas moesten gaan
betalen als vader en moeder beiden overleden waren.
In 1959 overleed de heer X., in 1969 zijn weduwe. Toen
deze overleden was ging dus de lijfrente in.
De waarde van de legitieme portie op het tijdstip van
het overlijden van de echtgenote werd berekend op
f39.000. Een levensverzekeringmaatschappij berekende
dat de waarde van de lijfrente van f 5.000 heel wat hoger
was, n.l. f 65.000,
1N 1970 trokken de broers de aan hun zuster betaalde
f 5.000 bij de berekening van hun inkomen als een aftrek
bare persoonlijke verplichting af. De inspecteur accep
teerde deze aftrekpost.
De zuster (of eigenlijk haar echtgenoot, want zoals men
weet wordt inkomen van een gehuwde vrouw beschouwd
als inkomen van haar man, behalve nu het arbeidsinko
men) gaf de ontvangen lijfrentetermijn echter niet als
inkomen aan. Op het eerste gezicht lijkt dit wel erg gek,
maar de man meende dat op grond van de wet Inkom
stenbelasting de lijf-rente-termijnen bij hem onbelast
moesten blijven.
Op welke bepalingen meende hij zich te kunnen beroe
pen? Wel, in de wet Inkomstenbelasting staat de regel,
dat belast zijn lijfrenten en andere periodieke uitkerin
gen. Op deze regel is echter één uitzondering. Onbelast
zijn deze uitkeringen als de genieter ervan een ouder, een
afstammeling of een broer of zuster van de schuldenaar
van de lijfrente is.
Op deze uitzondering is echter weer een uitzondering
gestapeld. Als de lijfrente de tegenwaarde van een pres
tatie vormt, dan is ze wel belast bij de genieter. De wet zit
natuurlijk wel zo in elkaar, dat lijfrenten en andere pe
riodieke uitkeringen die bij de genieter niet belast zijn
bij de betaler ervan niet afgetrokken mogen worden.
Ï\E zuster stelde nu dat zij geen prestatie had geleverd
ter verkrijging van de lijfrente. Wat zij had gedaan
was de erfenis aanvaarden en die erfenis bestond uit een
lijfrente. Voor verkrijging van die erfenis had zij niets
gedaan, dus geen prestatie. Daarom volgens haar onbe
last.
De inspecteur was het daar niet mee eens. Hij zag wel
een prestatie van de kant van de zusterDeze bestond
hierin dat zij afstand had gedaan van of zich in elk geval
niet had beroepen op de legitieme portie. Hij voegde daar
nog bij dat de zuster in feite veel meer genoot dan de le
gitieme portie. De waarde van de lijfrente was, zoals hier
voor als gezegd is, veel hoger dan dat wettelijk erfdeel.
De inspecteur meende echter dat dit alleen maar kwam
doordat in 1959 toen de vader overleed, de textiel-aan-
delen veel minder waard waren dan in 1953, toen het tes
tament was gemaakt.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch dat het geschil
moest beslissen stelde de Inspecteur in het gelijk. Het
Hof keek eerst naar de positie van de broers. Deze hadden
meer gekregen dan hun legitieme portie. Die meerdere
verkrijging beschouwde het Hof als een prestatie. Omdat
de lijfrente derhalve bij de broers aftrekbaar was, moest
ze bij de zuster worden belast.
1 \E hele erfenis van de zuster is op deze manier dus
aan inkomstenbelasting onderworpenVoor haar een
onplezierige zaak! Voor de broers blijft het een aftrek
post. Is dit alles nu te beschouwen als een billijke rege
ling? Het antwoord op die vraag zal wel afhangen van de
positie die men inneemt, die van lijfrentetrekker of lijf
rentebetaler. Als wij dit geval de wettelijk regeling be
schouwen, dan. zien wij dat bij lijfrentecontracten een
stuk vermogen wordt omgezet in inkomen. Dat zou anders
zijn als men op de waarde van de lijfrente mocht afschrij
ven. Maar dat mag nu juist niet!
Een lijfrente-contract kan dus nadelig zijn. Het moet
daarom met voorzichtigheid gebruikt worden!
PAAUWE