WINTERTARWE geeft meer dan men verwacht Brouwgerst aktualiteiten 37e NiBEM jaarboekje 1973 Boer en tuinder dupe van revaluatie! Ndtasjavlas had dit jaar zeer goede opbrengst 7 aribo ■JET jaar 1972 was een belangrijk discussiejaar over de „alternatieve brouwgerst". Oorzaak daarvan was de hoge brouwgerstprijs en de, de laatste jaren, teleurstellende kwaliteiten als gevolg van een te hoog eiwitgehalte. Men ging zich zelfs afvragen of niet een andere richting aan de veredeling moest worden gegeven en stelde opnieuw de vraag of de wintergerst, die de laatste jaren zulke hoge op brengsten leverde (niet uitvroor) en waarvan het areaal zich in Duitsland, Frankrijk en België sterk uitbreidt, niet als brouwgerst te gebruiken zou zijn. Voorlopig is men echter slechts tot de conclusie gekomen dat aan de kwekers geen andere adviezen moeten worden gegeven dan tot nu toe het geval was. Dit temeer omdat uit de discussies over deze „alternatieve" gerst geen nieuwe eisen konden worden ge formuleerd. Deze discussies getuigen echter van een groot „leven in de brouwerij" en maken dat voor het Nibem nog vele problemen op te lossen zijn. Aldus het voorwoord van de voorzitter van het NIBEM drs. J. Gombert in het 37e jaarboekje 1973 van het NIBEM. Een boekje dat bijzonder laat verschijnt in verband met de verhuizing van deze or ganisatie naar Zeist waar onderdak gevonden werd in het Centraal Instituut voor Voedingsonderzoek - TNO. (Vervolg van pag. 3) Samenvattend stelde de heer De Jager in zijn inlei ding: dat, een netto inkomensverlies in de orde van grootte van 150 a 200 miljoen gulden niet te rijmen valt met de opzet van de Overheid, die stelt dat de landbouw inkomens gelijke tred dienen te houden met de inko mens van andere bevolkingsgroepen; de revaluatie door de land- en tuinbouw als een on evenredig hard aankomende last wordt ervaren en van de boer en tuinder als eerste een zware prijs Wordt gevraagd, terwijl nog moet blijken of en hoe veel door andere sectoren wordt bijgedragen; de compensatie via de BTW onvoldoende is en bo vendien in de ene sector veel minder soulaas biedt dan in een andere; dat inflatiebestrijding over de ruiggen van de boer een bar onrechtvaardige zaak is. Bij de belangenafweging door de Overheid mogen wij verwachten dat zij mede op grond van de aangevoerde argumenten zal beseffen dat ook boer en tuinder deel uitmaken van het Nederlandse volk en dat het tijd wordt dat aan haar gerechtvaardigde verlangen tege moet wordt gekomen, aldus de heer De Jager. De voorzitter van de NGB, rayon Zeeland, de heer G. A. Claeys, benadrukte in zijn inleiding géheel achter de vorige sprekers te staan en stelde vervolgens een con cept schrijven aan de orde, dat aan de fraktievoorzit- ters van de Tweede Kamer gezonden zou worden. Behoudens een tweetal kleine aanvullingen, stemde de vergadering onder applaus met de inhoud (zoals dit op de voorpagina van ons blad is opgenomen) van dit schrijven in. |N het jaarverslag van het NIBEM over 1972 wordt o.m. vermeld dat de belangstelling voor de brouwgerst- teelt toenam als gevolg van het continueren van de brouw- gerstteeltcontracten. In het Z.W. kleigebied werd voor 97 van het gerstareaal met brouwgerstrassen ingezaaid.' Berac was met 70 daarbij het belangrijkste ras. Buiten het Z.W. kleigebied is het meeldauwresistente ras Mazurka het be langrijkste ras geworden, maar dit ras is niet als brouw- gerstras erkend. Bij de niet resistente rassen tegen meeldauw kon door behandeling met Milstem en Calaxin zowel opbrengst als korrelgrootte gunstig worden beïnvloed. Bij vergelijkende rassenproeven bleek het ras Berac opnieuw hoge korrelop brengsten te geven. In zaaitijdstippenproefvelden bleek evenals in 1971 Berac bij late zaai de hoogste opbrengst te geven. De nieuwe rassen Aramir, Drossel en LBW 6104-1 komen wat de opbrengst betreft op hetzelfde niveau als Berac en zijn meeldauw-resistent. Helaas hebben zowel Aramir als Drossel onvoldoende brouwkwaliteit. toonde. Aangenomen wordt dat de weersomstandigheden, in de laatste afrijpingsperiode in Nederland een kafwering hebben veroorzaakt die aanleiding heeft gegeven tot het optreden hiervan. Desondanks kon een redelijk goed mout worden verkregen dat geen bijzondere moeilijkheden in de brouwerij gaf. |N het NIBEM Jaarboekje 1973 bespreekt ir. W. Wilten ook de resultaten van de veldproeven in 1972. Zowel rassenproeven, zaaitijdenproef enz. worden onder de loep genomen. Bij de rassenproeven maakten wat betreft korrel opbrengsten en gerstanalyse in het gehele sortiment Berac, Delisa en Zephyr kwalitatief de beste indruk. Het ziet er niet naar uit dat er onder de nieuwe rassen kwalitatief bete re aanwezig zijn dan thans van het huidige sortiment. Be treffende de resultaten van de stikstoftrappenproefvelden (aangelegd na droge winter) wordt erop gewezen, dat de hoogte van de stikstofgift meer dient afgestemd te worden op de hoeveelheid die op 1 maart nog in de grond aanwezig is. Bovendien is duidelijk gebleken dat een hogere N-gift niet steeds een hogere korrelopbrengst tot gevolg heeft. Vaak is het tegendeel het geval! Op de lichte gronden dient de bemesting zorgvuldiger te worden gekozen dan op de zware. Door het geven van een extra N-bemesting in Feekes sta dium 10 kon voor bepaalde brouwproeven weer een eiwit gehalte worden verkregen dat 3 hoger lag dan het nor maal behandelde object! Nogmaals werd nagegaan of het gebruik van meeldauw- bestrijdingsmiddelen invloed zou hebben op het vermouten. Vergeleken werd een perceel waarvan van het Berac zaaizaad behandeld werd met Milstem en 2/,-s deel onbehan deld. Van dit 2/3 deel werd weer de helft met Calaxin be spoten, en die andere helft onbehandeld gelaten. De objecten verschilden, zo bleek, niets op het niveau van het eiwitge halte en weinig in uitschoningspercentage. De korrelop brengst van de beide behandelde objecten lag 300500 kg hoger dan die van het onbehandelde object. Zowel in de gerstanalyse als in de moutanalyse werden in de vermouting in de proefmouterij geen verschillen tussen de objecten ge constateerd. BI. |R. W. WILTEN geeft in het NIBEM Jaarboekje 1972 een uitvoerig overzicht over de brouwgerst oogst 1972. De korrelopbrengsten lagen gunstig, het gemiddelde opbrengstniveau op 4700 kg/ha. Het gemiddelde eiwitgehal te 10y2 wederom iets hoger dan voorgaande jaren. Als reden wordt in de eerste plaats de droge winter '71/'72 aan gegeven, waardoor weinig stikstof uit de grond is gespoeld. Niettegenstaande de stikstofgift werd verlaagd blijkt over het algemeen de N^gift in 1972 toch nog te hoog te zijn ge weest. De kwaliteit van de gerst was matig. De tóemkracht daalde naarmate het seizoen vorderde. De vermouting gaf nogal wat problemen als gevolg van optredende schimme ling, waarbij de neiging bestond het ras Berac te verdenken van een speciale gevoeligheid van deze „afrijpingsziekte". Voorlopig, zo schrijft ir. Wilten, nog ten onrechte daar een goede vergelijking met andere partijen ontbreekt. Wel werd geconstateerd diat de Franse Berac dit verschijnsel niet ver- BIJDRAGEREGELING OMSCHAKELING OP RUNDVL Het Bestuur van het O. en S.-Fonds voor de landbouw deelt in een persbericht van 3 oktober JX bijzonderheden mede betreffende de onlangs vastgestelde omschakelings premieregeling 1973 van de melkveestapel op de rundvlees- produktie. In het artikel hierover van de heer J. Markusse in ons blad van vrijdag 21 september werd op de voorwaar den enz., waaraan voldaan moet worden om voor een pre mie in aanmerking te komen, reeds uitvoerig ingegaan. Er is echter één belangrijke verandering in hetgeen ge publiceerd werd gekomen n.1. in de hoogte van de premie! In verband met de revaluatie van de gulden en de daarmee samenhangende lagere omrekeningskoers van de rekeneen heid vermindert het premiebedrag per 100 liter melk. Deze was op oude basis 27,15 per 100 liter en is nu 25,80 (7,5 R.E. ƒ3,44). Deze correctie moet dus alsnog in het betreffende artikel (pag. 9) worden aangebracht, terwijl de in het gegeven voorbeeld het totaalbedrag van de premie natuurlijk eveneens verandert De aanvraag om een premie kan tot uiterlijk 31 december 1974 worden ingediend bij de Districtsbureauhouder op een daartoe vastgesteld formulier. Bij de aanvraag moet onder meer een bedrijfsplan worden ingediend waaruit blijkt op welke wijze de producent het op zijn bedrijf aanwezige melk vee op de vleesproduktie wil omschakelen en indien hij op zijn bedrijf koeien blijft houden op welke wijze hij zijn bestand wil aanpassen. Voor nadere inlichtingen kan men zich wenden tot de Districtsbureauhouder of tot de Provinciale Dienst voor de Bedrijfsontwikkeling en, zoals altijd, bij de voorlichters van de ZLM! AKKERBOUWNIEUWS Om de waarde van een ras te kennen moet de teler van jaar tot jaar met grote aandacht de „gedragingen" van een variëteit blijven volgen: immers de eigenschap pen van onze rassen zijn niet constant en aan verande ring ondelhevig. Is het nodig zijn volle aandacht te hebben en te houden bij de gevestigde rassen, dubbele aandacht vragen de nieuwkomers! Deze moeten we nog leren kennen. Want al is de kweker nog zo verrukt over zijn nieuwe kwekeling, we weten dat pas de confrontatie met de harde praktijk zal beslissen of een ras waardevol is of niet, of het nieuwe ras werkelijk een vooruitgang is in vergelijking met de gangbare rassen. Slechts dan en pas wanneer de gewone teler boer of vlasser enige malen we zouden dit de examentijd van een ras kunnen noemen geconstateerd heeft dat de nieuweling duidelijke plus punten heeft boven zijn collega's, zal hij voor hem kiezen. Aldus schijft ons A. Ch. J. Wijffels van de Friese. Mij van Landbouw. NATASJA GESLAAGD Als alle tekenen niet bedriegen dan is de blauwe Na- tasja geslaagd voor zijn candidaats-examen. Zijn opmars was zeer snel in Nederland. De volgende hectares wer den op contract vermeerderd: in 1970 3 ha; in 1971 27 ha; in 1972 205 ha en in 1973 450 ha. Nu zijn de voorwaarden voor vermeerdering door vele telers niet erg gewild, omdat die nu eenmaal beperkin gen en onzekerheden met zich meebrengen (geen vas te prijsafspraken). Was de uitzaai van Natasja tot 1973 hoofdzakelijk in Friesland en de NOP met een enkel perceel in het Zuidwesten, in 1973 zijn de proef-uitzaai- ingen sterk opgevoerd: in het Zuidwesten en Frankrijk, ook kwamen er praktijkbestellingen uit Zuid-Amerika, Polen en Nieuw-Zeeland. Voorlopig zijn vooral van belang, voor een doorbraak van het ras, dat de resultaten in het Zuidwesten en Frankrijk zeer bevredigend waren. Deze zomer zagen wij de vlasvelden in frankrijk en de grote stevigheid van Natasja werd in de vlasstreken geroemd al moest men wennen aan de iets tragere beginontwikkeling, die diep groene kleur en het iets latere afrij pen. Van be lang is echter de grote resistentie tegen ziektes, vooral fusariosum en de grote produktiviteit in stro, zaad en vezel. Het is bekend dat de vlasoogst 1973 veel goede eigenschappen heeft, maar dat de opbrengsten in veel streken danig zijn tegengevallen. Zo niet bij Natasja, want ofschoon we een droog jaar hadden wat ongun stig genoemd werd voor Natasja is de productie, van een kleine 60 ha die wij in Noord en Zuid exact kon den controleren, zeer hoog. In Friesland en de Wieringermeer hadden 37.71 ha een gemiddelde opbrengst van 9136 kg, in Zeeland 23.95 ha een gemiddelde opbrengst van9.420 kg. In Zeeland brachten de gecontroleerde partijen 1520 pet zaad op. Deze cijfers zijn in absolute zin zeer hoog, maar de produktiviteit is zeker voor dit jaar zéér opmerkelijk, daar de gemiddelde productie volgens het CBS voorlo pig op plm. 8.500 kg per ha gesteld is, dat naar het oordeel van vele praktijkmensen eerder aan de hoge kant is, daar men op grond van eigen waarnemingen, verwacht dat het gemiddelde niet boven de 8.000 kg per ha zal komen, aldus de heer Wijffels.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 7