Boer en tuinder
dupe van
revaluatie
LANDBOUWPROTEST
3
ONRECHTVAARDIG
ONVERANTWOORD
ONZORGVULDIG
PROTESTBIJEENKOMST BESTUREN
GEORGANISEERDE LANDBOUW
IN HET ZUID-WE STEN
Niettegenstaande het vele werk dat op de bedrijven
nog gebeuren moet, waren enkele honderden Hoofd-
bestuurs- Kring- en Afdelingsbestuursleden van ZLM,
CBTB enNCB, rayon Zeeland, maandagochtend naar de
„Prins van Oranje" te Goes getogen om van hun groot
ongenoegen blijk te geven betreffende de volkomen
ontoereikende compensatiemaatregelen van de regering
in verband met de revaluatie van de gulden. Zowel
ZLM-voorzitter J. B. Becu, als de voorzitter van de
NOB, rayon Zeeland, G. A. Claeys en de voorzitter der
CBTB, sectie Zuid, G. J. de Jager, voerden het woord
en protesteerden tegen het gevoerde regeringsbeleid.
Ook ir. C. S. Knottnerus, voorzitter van het Landbouw
schap en het KNLC, die deze vergadering bijwoonde,
sprak een kort woord tot de vergadering.
Zowel de heer Becu, als de heer De Jager gingen
ieder op zijn eigen wijze uitvoerig in op de bij
zonder nadelige gevolgen van de revaluatie van de
gulden voor de land- en tuinbouw. De landbouw juicht
de inf latiebestrij ding, waar de regering zo hard naar
streeft, toe en is bereid daarvoor offers te brengen.
Maar dan dienen deze offers door alle groepen van
de bevolking gedragen te worden en niet groep oneven
redig zwaar belast. Men moet als overheid niet de
zwaarste lasten op de economisch zwakke schouders
leggen. Inf latiebestrij ding over de ruggen van boeren
en tuinders is een onrechtvaardige zaak. Dat de boer
meer gaat betalen wordt zijn straf voor het feit dat
hij zo flink heeft bijgedragen tot het overschot op de
handels- en betalingsbalans, waardoor deze revaluatie
mogelijk werd, zo merkte de heer De Jager op.
„De historie herhaalt zich", zo zei de heer Becu.
Reeds vele malen is door de landbouworganisaties
in deze zaal vergaderd, om, in verband met de slechte
siuatie in de landbouw, van hieruit een beroep te doen
op regering en volksvertegenwoordiging. Ook nu zijn
'wij weer bijeen om bij het parlement met klem aan
te dringen op maatregelen, die de discriminerende ge
volgen van de revaluatie van de gulden voor de land
en tuinbouw, te niet te doen. Het is niet de agrarische
sector die de inflatie het meest en hardst hebben aange
zwengeld, zo merkte de heer De Jager op. Met name in
de akkerbouwsektor hebben we telken malen de ver
zuchting moeten slaken: ,.Aan het prijzenfront geen
nieuws". De vrijwel komplete prijsbevriezing van de
gegarandeerde produkten, betekent dat we in feite al
jaren aan inf latiebestrij ding meewerkten, zodat de con
sument tegen aanvaardbare prijzen kon beschikken
over het voedselpakket!
Beide sprekers waren het er volkomen over eens,
dat n.l. door de revaluatiemaatregelen de inkomens
positie van de land- en tuinbouw sterk wordt aange
tast. De heer Becu wees er in dit verband op, dat tij
dens de revaluatie-afkondiging het Ministerie van
Landbouw niet voldoende was ingelicht en het Ministe
rie van Economische Zaken van mening was dat in
het geheel geen compensatie aan de landbouw gegeven
diende te worden. Een prijsverlaging van 5 van alle
interventieprijzen van de melk- en suikerprijs, enz.,
zonder enige compensatie zou het gevolg geweest zijn.
Minister Lubbers heeft zich, na de van de kant
het Ministerie van Landbouw gerezen bezwaren in de
landbouwregelingen moeten verdiepen en na vele uren
doorgekregen hébben dat zijn standpunt moeilijk te
handhaven bleef. Echter het publiek was reeds toege
zegd dat bijv. de melk goedkoper zou worden en dit
moest en zou worden doorgevoerd!
De heer De Jager maakte een ruwe taxatie van
het rervaluatiéverlies in de aigrarische sector. Eén van
de vele rekensommen die er al gemaakt zijn! Het verla
gen van interventieprijzen, verminderd met mogelijk
goedkopere import en de BTW-compensatie, geeft nog
altijd een inkomensverlies van ca 150 a 200 miljoen
gulden. Gemiddeld per boer een inkomensverlies van
1000 a 1500 per jaar! Dit, aldus de heer Becu, terwijl
de loon- en salaristrekkenden een brutoverhoging van
lonen of salarissen van 10 wordt toegedacht, waar
bij de koopkracht met 2 zal stijgen! Waarbij wij op
merken, dat de legering het zou bestaan om de lo
nen en salarissen met de bedragen te verlagen die de
boeren en tuinders door de revaluatieverliezen, een
ieder wel kan voorspellen wat er in ons landje zou
gebeuren!
Het is duidelijk dat een en ander hard aankomt
en in boerenkringen als een onrechtvaardige zaak
wordt ervaren. Daarbij komt de vraag of deze inkom
stenderving overeenkomt met het inkomensbeleid dat
dit kabinet zegt na te streven. De heer De Jager plaat
ste daarbij de opmerking dat bij dit soort inkomensher
verdelingen alle klappen zich concentreren op de on-
dernemerssector
Het is in de EEG normaal dat bij een verandering
van de waarde van één van de nationale valuta's
aan de grens maatregelen worden genomen om het
effekt daarvan op het boereninkomen te neutraliseren.
Bij voorgaande revaluaties in Duitsland, zo merkte de
heer Becu op, zijn de gevolgen opgevangen door even
redige verhogingen van heffingen en restituties aan de
grens en is de prijs in guldens voor de gegarandeerde
produkten het zelfde gebleven en voorzover dit niet
mogelijk was, volledig compensatie gegeven via extra
BTW-uitkering aan de boer. Onze regering, aldus de
heer De Jager heeft deze voor de hand liggende weg
niet gekozen, uiteraard omdat de revaluatie wat betreft
de land- en tuinbouw geen betekenis zou hebben voor de
inf latiebestrij ding. Daarom is gekozen voor de BTW-
compensatie, waarvan gezegd kan worden:
volgens deskundige berekening, onvoldoende;
werkt te globaal en daardoor ongelijk;
mag niet beperkt worden tot 1 april.
Het is duidelijk dat de land- en tuinbouw een bijzon
dere positie innemen in dit revaluatieproces en dat der
halve bij de parlementaire behandeling bijzondere aan
dacht aan onze sector moet worden besteed. En dan niet
alleen maar met de constatering dat het zo moeilijk is,
of dat men er begrip voor heeft. Daar kopen we niets
LANDBOUWSCHAP VRAAGT OP KORTE
TERMIJN WEER OVERLEG MET KABINET
Het dagelijks bestuur van het Landbouwschap
dat woensdag 10 oktober vergaderde heeft het
kabinet weer om een onderhoud gevraagd. In
een telegram aan minister-president Den Uyl
verzocht het Landbouwschap op korte termijn
opnieuw overleg over aanvullende compensatie
maatregelen voor de land- en tuinbouw in ver
band met de revaluatie van de gulden. Dit op
grond van nadere berekeningen die separaat
aan het kabinet worden toegezonden waarin
wordt aangetoond dat de 2 B.T.W.-compen
satie ten enenmale onvoldoende is om de na
delige gevolgen van de revaluatie voor de agra
rische sektor te compenseren.
voor en met „begrip" wordt de portemonnaie niet ge
vuld!
Voorzitter Becu las de vergadering het schrijven van
het Landbouwschap voor, dat zowel aan de fraktievoor-
zitters van de Tweede Kamer alsmede aan de vaste com
missie voor landbouw, met het oog op de te houden alge
mene beschouwingen over Troonrede en Miljoenennota,
verzonden werd. Ook daarin wordt er op gewezen dat,
zoals door het Landbouwschap meermalen tot uiting is
gebraclh't, de land- en tuinbouw grote waarde hecht aan
het terugdringen van de inflatie. De agrarische beroeps
bevolking kan zich n.l. niet of nauwelijks verweren te
gen de geldontwaarding, omdat de prijsvorming van de
agrarische produkten in de regel onvoldoende compen
satie biedt voor de kostenstiigingen.
Het Landbouwschap acht het anderzijds echter niet ac
ceptabel indien maatregelen ter beteugeling van de in
flatie onevenredige offers zouden vragen van de land
en tuinbouwondernemingen. Een ernstige aantasting
van de inkomensvorming in de agrarische bedrijfstak
die door de wijze van prijszetting van zijn produkten
bepaald niet als een veroorzaker van de geldontwaar
ding kan worden aangemerkt zou ook in strijd zijn
met het door de regering beoogde inkomensbeleid.
Het Landbouwschap heeft zicih in besprekingen met
een delegatie uit het Kabinet ernstig verzet tegen voor
genomen of reeds doorgevoerde prijsverlagingen voor
zover deze onvoldoende worden gecompenseerd door een
hogere aftrek van omzetbelasting voor afnemers van
boeren en tuinders. Het Landbouwschap is dan ook
voornemens om, zodra het wetsontwerp inzake de com
pensatie voor de gevolgen van de revaluatie aan de
Staten Generaal is aangeboden, in een gedocumenteerd
schrijven aan het Parlement aanvullende maatregelen
te bepleiten.
(Zie verder pag. 7.)
willen werken. Vooral in de akkerbouw- en fruitteeltsec
tor zien we dat de gunstige financiële resultaten van
1972 en 1973 een enorme stijging van de investeringen
in gebouwen, machines en werktuigen tot gevolg hebben
gehad. Het gaat daarbij in de meeste gevallen om het in
halen van de achterstand, doordat in de jaren 1970 en
1971 nogal wat investeringen zijn uitgesteld. Toen moest
immers het voor investeringen bestemde inkomensdeel
veelal worden aangesproken om toch nog tot een rede
lijk verteerbaar inkomen te komen. Het is dan ook zeker
geen overbodige luxe dat deze achterstand nu kan wor
den ingehaald!
Dat betekent inmiddels wel dat, nadat ook de forse na-
heffingen van de inkomstenbelasting zijn betaald, er voor
zeer velen maar zeer weinig voor rocorvering zal over
schieten. We mogen ons dan ook zeker niet blind sta-
Vervolg van pagina 1)
ren op de hoge bruto-inkomens van vandaag als gevolg
van de goede prijzen der vrije produkten.
Het tij is gauw gekeerd en dan komt een verlaging van*
de garantieprijzen extra hard aan. Garantieprijzen die ook
in minder gunstige jaren de boer althans enige inkomens
basis moeten verschaffen.
Het scherpe protest van de georganiseerde landbouw
tegen de huidige overheidsmaatregelen is dan ook ze
ker niet bedoeld om een dubbeltje meer of minder te
vangen.
Wat de landbouw in feite van de overheid verlangt is
een zodanige behandeling dat de doorsnee boer- en tuin
der, desnoods door hard werken, in staat wordt gesteld
naar evenredigheid te delen in onze welvaart. Niet meer,
maar ook niet minder!
LUTEIJN.
7V A over een aantal nieuwe belastingplannen en wat
L daar allemaal omheen zit geschreven te hebben
willen wij nu weer teruggaan naar het wat rustiger ge
bied van de belastingrechtspraak. Niet dat dit terrein al
te rustig is. Daar is de wetgeving en daar is onze samen
leving te veel voor in beweging. Maar er is in dit opzicht
toch verschil. Verschil soms ook in de beoordeling van
ongeveer dezelfde kwesties door verschillende Gerechts
hoven die in een belastingprocedure hun mening en hun
beslissing geven. Moeten geven, want een rechter mag
niet weigeren om recht te spreken. Dat brengt niet alleen
zijn ambt mee, het staat ook uitdrukkelijk in een wet die
al van 1814 dateert, uit de begintijd dus van het Konink
rijk der Nederlanden. Daarin staat dat een rechter die
weigert recht te spreken onder het voorwendsel van het
stilzwijgen, de duisternis of de onvolledigheid van de wet,
vervolgd kan worden, omdat hij zich schu^ia ma^kt aa*
„rechtsweigering". U ziet dat ze in die tijd nog het idee
hadden dat een wet volledig en duidelijk kon zijn en dat
alles wat er moest staan er ook inderdaad in stond. Als
een rechter n.l. op dit punt anders dacht dan was dit
een „voorwendsel".
IN 1973 denkt men hierover wel heel anders. Nu weet
men dat voor elk geval dat hem voorgelegd wordt,
de rechter het recht moet vinden. Het ligt niet pasklaar in
de wet. Aan de hand van de woorden, de geschiedenis en
het doel van de wet en verder het verband met andere
bepalingen in het oog houdend moet de rechter bepalen
wat in een bepaald geval als recht zal gelden. Gemakke
lijk werk is dit zeker niet. En niet iedere rechter heeft
over een bepaalde zaak dezelfde mening. Dat wordt weer
eens gedemonstreerd door uitspraken van het Gerechts
hof Arnhem en het Gerechtshof Leeuwarden over dezelf
de wetsbepalingen in gevallen die in wezen niet van el
kaar verschillen. Het ging over de vrijstelling van over-
drachtsrecht van „naburige landerijen". In de wet belas
tingen rechtsverkeer is een bepaling opgenomen dat als
men landerijen koopt tot een oppervlakte die niet groter
s dan die van de NABURIGE landerijen, die de koper
van de nieuwe al 5 jaar in eigendom heeft, men vrijstel
ling va overdrachtsrecht krijgt als tenminste de nieuwe
verkrijging in het belang is van een verbetering van de
landbouwstructuur.
Of dit laatste, dus die verbetering van de landbouw
structuur gebaat is door de nieuwe verkrijging moet wor
den bekeken door de Hoofdingenieur-Directeur voor de
Landinrichting in de provincie waar de landerijen liggen.
Deze geeft daarover een verklaring af. Daar zijn dan ook
jn moeilijkheden over.
)VER de vraag of bepaalde landerijen „naburig" wa
ren, ging het in procedures voor de genoemde Ge
rechtshoven. In Arnhem ging het over nieuw gekochte
landerijen die op 'n afstand gelegen waren van 5 tot 6 km
van de „oude" landerijen, die men dus al langer dan 5
jaar in eigendom had. In Leeuwarden waren de nieuw
'ekochte gronden ongeveer 3 km van de „oude" verwij
derd.
Het Hof Arnhem meende dat in de gevallen die zij
moest bèslissen de vrijstelling niet van toepassing was.
Zij beriep zich voor haar opvatting op de geschiedenis van
het wetsvoorschrift. Die geschiedenis dat is dus wat hier
over geschreven en later gezegd is in de Tweede Kamer,
toen de wet belastingen rechtsverkeer werd behandeld.
Nu zaten de leden daarvan ook al met de vraag „Wat is
nu eigenlijk „naburige" grond?" Het kamerlid Konings
die met zijn mede-lid Kieft deze bepaling bij amendement
heeft voorgesteld heeft toen gezegd „Dat woord (nabu
rige) moet naar mijn gevoel worden opgevat in de zin var.
het tweede boek van het Burgerlijk Wetboek".
Het tweede boek van het B.W. handelt over het zaken
recht. De vierde titel van dat boek handelt over de rech
ten en verplichtingen van naburige erven. Wat naburig
is hangt af van de omstandigheden. Het is geen vast om
lijnd begrip. Met het gevoel van het kamerlid Konings
wordt de zaak dus niet duidelijker!
II
nET Hof Arnhem dacht op grond van de historie, zo
als zij die las, in kilometers en vond het nieuwe land te
ver afgelegen van het oude om van naburig te kunnen
spreken. Geen vrijstelling dus.
Het Hof Leeuwarden pakte de zaak anders aan. Zij zag
een nauw verband tussen de twee eisen voor de vrijstel
ling, n.l. die van naburigheid en van structuurverbete
ring. In haar uitspraak valt de nadruk op goede bereik
baarheid van de nieuwe gronden en van de grootte van
het complex. Op technisch-economische factoren dus.
Leeuwarden meent daarom dat een redelijke wetstoevar-
sing meenbrengt dat aangenomen moet worden dat aav
de eis van „naburigheid" is voldaan. Wel vrijstelling dus.
Als men het doel van de bepaling in het oog houdt is de
benadering van het probleem door het Hof Leeuwarden
wel de juiste. Men moet hier niet denken in termen van
het metriekstelsel, van zo en zoveel meters, maar van de
mogelijkheden tot rendabele exploitatie van de nieuwe
gronden ten opzichte van de oude. Zoals het Hof Leeu
warden deed.
PAAUWE