Klachten van bestuurders over te weinig speelruimte Aktualiteiten rondom c.a.r. - Goes de uitzaai van wintertarwe mg. j. c. van bergeijk 2. BIJ het vaststellen van de meest gewenste zaaizaadhoe- veelheid per ha moet. in de eerste plaats rekening ge houden worden met het 1000 korrelgewicht. Dit varieert van 40 tot 45 gram. Dat wil zeggen, dat we in het eerste geval, bij een uitzaai van 160 kg per ha, 400 korrels per m2 uit zaaien. Bij een 1000 korrelgewicht van 45 zouden we voor evenveel zaden per m2 180 kg zaaizaad per ha nodig heb ben. Het is dus wel van belang te weten of we met een fijne, dan wel met een grove korrel te maken hebben. 5 Drs. J. DIJKGRAAF, L.C.C. - Goes. WOORAL uit de kringen van bestuurders van coöpe- V raties, die plaatselijk en regionaal werken en van de „lagere" overheden (gemeenten) komen in toenemen de mate klachten over de geringe speelruimte in het be leidsvlak. Zo spraken wij bijvoorbeeld onlangs met een pas benoemd lid van de raad van toezicht van een kleine Rabobank. Hij had nog maar enkele vergaderingen van dit college bijgewoond, maar het was hem toch al opge vallen, dat bij bijna ieder agendapunt „Utrecht" ter spra ke kwam zo in de geest van „Utrecht" zegt dit en „Utrecht" zegt dat. Bij hem was daarom de vraag gere zen, wat hij nu eigenlijk zat te doen in zo'n college als toch alles van boven af gedirigeerd werd. Dat van boven af gedirigeerd worden nu zit vele regionale en plaatse lijke bestuurders niet lekker. Bestuurders van gemeenten niet vanwege de toezichthoudende taak door gedeputeer de staten en door de sterke bevoogding van de rijksover heid. Bestuurders van coöperaties niet, door de grote invloed die de centrales hebben. Om ons tot deze laat- sten te beperken moeten we wel constateren, dat wat dit betreft alle centrales niet vergelijkbaar zijn. De ene centrale kent ten aanzien van haar aangesloten leden-coöperaties veel ruimere spelregels dan de andere. Dit hangt nauw samen met de aard van de onderneming, de rol van de overheid en de historische ontwikkelingen om maar eens enkele aspekten te noemen. Zo is er nog al wat verschil in speelruimte voor een lid-coöperatie van Cebeco-Handelsraad en een lid-coöperatie van de Rabocentrale. Zelfs een A-lid van Cebeco-Handelsraad heeft aanmerkelijk minder bindingen met Cebeco-Han delsraad als een plaatselijke Rabobank met z'n centrale. UNIFORMITEIT tsJU zijn centrales er niet voor niets, anders waren ze beslist niet door de leden-organisaties zelf in het leven geroepen. Diezelfde leden hebben in gezamen lijk overleg ook de spelregels opgesteld, regels die be trekking hebben op taakverdeling en samenspel en soms op vrijwillig aanvaard toezicht door de centrale op de aangeslotenen. jKAAAR sedert de oprichting van de centrales is er zo- A wel in economisch als maatschappelijk opzicht veel veranderd. Die veranderingen vroegen ook om aan passing van de spelregels in deze zin, dat centrale en leden gedwongen werden tot een meer geïntegreerd en daardoor uniform beleid te komen. Het zijn vooral van buiten komende (externe) faktoren, die om een passend antwoord vroegen in de vorm van een hechtere organi satie. Daardoor werd en wordt de speelruimte inderdaad kleiner. Toch willen wij tegen een te grote uniformiteit dat wil zeggen tegen een soort eenheidsworstbeleid waarschuwen. Krijgen bestuurders het gevoel, dat ze er voor spek en bonen bijzitten en dat alle initiatief plaatse lijk gedood wordt dan zal een stuk kracht uit de organi satie wegvloeien. Willen we de coöperatie aan de voet levend houden dan zullen er duidelijk gedecentraliseer de taken in het bestuurlijke vlak moeten zijn. BELEID A AN integratie en uniformiteit is ons inziens een grens, die niet straffeloos overschreden kan wor den. Plaatselijk moet een eigen beleid gevoerd kunnen worden en moet het mogelijk zijn om rekening houdend met de plaatselijke of regionale omstandigheden van de zozeer begeerde uniformiteit af te wijken. Naast een eigen beleid zijn een goede inspraak van onderaf en goede overlegsituaties tussen centrale en le den van grote betekenis. Daardoor kan er van onderop door de leden-organisaties beleidsbeïnvloedend gewerkt worden. Inspraak en overleg moeten ons inziens echter het plaatselijke beleid niet gaan vervangen, want dan zijn we op de verkeerde weg in onze coöperatieve akti- viteiten. Wij weten, dat er veel aan de struktuur van cen trale en leden-organisaties gesleuteld wordt. Dat is een goed ding, maar laat men toch niet teveel de nadruk op de noodzakelijke centralisatie leggen doch tevens de ge wenste plaatselijke decentralisatie goed voor ogen hou den. Het vraagstuk verhouding leden tot centrale is al oud, maar het blijft tevens aktueel. Coöperatie moet van onderop blijven komen. Als we dat onderschrijven moe ten redelijke oplossingen gevonden kunnen worden! M. van gastel en De laatste jaren zijn er duidelijke Zaai alleen goedgekeurd en ont ontwikkelingen gaande bij de teelt smet zaad. van wintertarwe. En omdat vrijwel 3. Zaai zo mogelijk na 20 oktober. op alle bedrijven dit gewas een groot Dit kan het optreden van de oog deel van de oppervlakte inneemt, vlekkenziekte (één van de voet- is het nuttig een aantal punten aan ziekten) beperken. de orde te stellen, die dit najaar en 4. Zorg voor een goed zaaibed. Be komende winter van belang zijn. De werk de grond eerst zonodig met volgende adviezen kunnen daarbij aangepaste werktuigen. van nui zijn: 5. Zaai ondiep. 6. Pas de chemische onkruidbe 1. Pas de zaaizaadhoeveelheid aan strijding zo snel mogelijk na het naar tijdstip van zaaien en grond. zaaien toe. ZAAIZAADHOEVEELHEID Enkele jaren terug is men er bij het zaaien met de pendel en centrifugaalstrooier toe overgegaan om wat meer zaai zaad te gaan gebruiken dan voorheen bij de rijenzaaimachi- ne. Naar aanleiding van een onlangs gehouden enquête van goedgekeurd zaaizaad en pootgoed van ir. H. Steur, blijkt dat de zaaizaadhoeveelheid over de geënqueteerde opper vlakte van 2000 ha, 7 kg beneden de norm ligt voor ge middelde kleigrond als in de rassenlijst vermeld. Per ras waren de cijfers als volgt: Rassen Advies in kg/ha Gebruikte kg/ha of Caribo 160 163 3 Felix 160 167 7 Lely 160 159 1 Manella 170 164 6 Clement 170 156 14 Cyrano 180 163 17 Joss Cambier 180 166 14 Norda 180 168 12 Wat betreft het gebruikte aantal kg per ha is niet bekend op welke grondsoort en wanneer is gezaaid. Aangenomen kan worden, dat bij een behoorlijk zaaibed tot niet te laat in hetTseizoen een hoeveelheid die 20 kg lager ligt als het hierboven vermelde advies, als voldoende be schouwd kan worden. Dit wil dus zeggen, dat voor de boven genoemde rassen achtereenvolgens 140 tot 160 kg per ha als norm genomen kan worden. Duidelijk moet hieruit verstaan worden, dat dit alleen geldt voor die gronden, waar de omstandigheden voor die zaai gunstig zijn. Zijn de omstandigheden wat ongunstiger, als bijv. op zwaardere grond met een grove ligging of bij latere zaai op bietenland, dan zijn deze normen te laag en dient de zaaizaadhoeveelheid aangepast te worden aan die omstandigheden. Een optimaal gewas tarwe, wat standdichtheid betreft, krijgt men niet door dik zaaien. Via de uitstoeling van het gewas kan zich ook een voldoend dicht gewas ontwikkelen. Het zaad dient ten allen tijde ontsmet te worden. Kwik- houdende middelen mogen hiervoor niet meer gebruikt wor den. Uit het reeds eerder genoemde rapport is gebleken, dat van de geënquêteerde oppervlakte 22,2 gezaaid was met ongekeurd zaaizaad. Wanneer zaaizaad van zelfgeteelde par tijen gebruikt wordt, dient dit in ieder geval goed geschoond te worden. Bijmenging van onkruidzaden kan een kwalijke zaak zijn. Ook dit ongekeurd zaad dient zonder meer ont smet te worden. GRONDBEWERKING, ZAAIBED EN ZAAIDIEPTE Na het op zaaivoor ploegen kan op lichtere gronden meestal zonder voorafgaande bewerking worden gezaaid. Op de zwaardere gronden en grof liggende percelen is een voor- Vooral op bedrijven, waar veel graan verbouwd wordt moet vroeg zaaien (vóór 20 oktober) i.v.m. de grotere kans op optreden van voetziekten ontraden wórden- bewerking vrijwel steeds noodzakelijk, zeker bij breedwer- pige uitzaai. Aan het zaaibed moet de eis- gesteld worden, dat het beschikt over een gelijkmatig losgemaakte laag en dat deze ook weer niet te fijn verkruimeld is. Bij rijenzaai zal het zaad dan op de meest gewenste zaai- diepte van enkele centimeters ingebracht kunnen worden. Ook bij het breedwerpig zaaien zal dan middels een grond bewerking het zaad ingewerkt en voldoende gedekt kunnen worden. Naast eg, cultivator en schijveneg voor het zaaiklaarma- ken, kan de laatste jaren ook; de aangedreven eg worden ge noemd. De laatste kan ook onder ongunstige omstandig heden nog een goed zaaibed maken. De bovenlaag kan vol doende verkruimeld worden, terwijl met de ondergrond niets gebeurt. Rijsnelheid en toerental dienen aan de om standigheden te worden aangepast. Opgepast moet worden, dat de grond niet te fijn verkruimeld wordt, zeker niet op de lichtere gronden, om verslemping zoveel mogelijk te voor komen. Als voordelen van een goed zaaibed kunnen worden ge noemd: het zaad kan gelijkmatig op diepte ingebracht worden, het zaad kan gelijk kiemen en opkomen; door de dan regelmatige opkomst kunnen hoeveelheden N en tijd stippen van bespuitingen beter worden vastgesteld, de hoeveelheid zaaizaad kan beperkt blijven, bij niet te diepe zaai zullen de planten zich, door de dan korter blijvende halmheffer, beter kunnen ontwikkelen. Dit kan gunstig zijn voor die uitstoeling, goede mogelijkheden en slagingskansen voor de inzaai van groenbemesters en graszaad. ZAAITIJD Uit een vrij groot aantal waarnemingen is toch wel naar voren gekomen, dat op de percelen, die voor 20 oktober 1972 gezaaid zijn, de aantasting door voetziekte, vrijwel steeds de oogvlekkenziekte, duidelijk groter is geweest dan op de later gezaaide percelen. Laat u niet verleiden tot een vroege zaai. Heb geduld! De opbrengst zal er niet onder lijden. Blijven uitstellen tot bijv. in december is evenmin gewenst. De risico's, dat de opbrengsten wat dalen, alsmede de kans dat onder on gunstige (natte) omstandigheden moet of in het geheel niet meer kan worden gezaaid, worden dan te groot. CHEMISCHE ONKRUIDBESTRLJDING Binnen een vrij korte periode van enkele jaren is die toe passing van herbiciden kort na de zaai regel geworden. Dit heeft ook inderdaad grote voordelen boven voorjaarstoepas sing. Zijn er plannen om graszaad in de wintertarwe in te zaaien, dan kunnen direkt na de zaai beter geen bodemher biciden toegepast worden. Voor die percelen waar in het najaar wel een chemische onkruidbestrijding kan en mag plaatsvinden, kan een keuze uit de volgende middelen ge maakt worden. Deze mogen in alle rassen worden gebruikt, behalve het middel Dicuran, waarvoor de rassen Manella, Lely en Joss Cambier gevoelig zijn. 7—10 1 Tok E 25 34 kg Igran 50 35 kg Tribunil of AAmeryl 7—10 1 Tok Ultra 1.51.75 kg Asepta Herban 2V23 kg Dicuran Op percelen waar kleefkruid verwacht kan worden, ver dient het gebruik van Tok Ultra de voorkeur. Het effekt van de chemische onkruidbestrijding zal hoger zijn naarmate de grond regelmatiger vlak ligt, zodat de sproeivloeistof overal kan komen. De beste tijd van spuiten is zo spoedig mogelijk na de zaai. De tarwe is rond1 de periode van opkomst bijzonder gevoelig voor de verschillende bodemherbiciden. NA DE WINTER Op de problemen, die na de winter spelen, zoals de N- bemesting, de chemische onkruidbestrijding in het voorjaar, het toepassen van CCC en de bestrijding van luizen en af- rijpingsziekten, zal later worden ingegaan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 5