Beroepsverandering
in de
landbouw
Nogmaals één dag
bij de schadeafdeling
4
Indien een boer besluit om een ander beroep te gaan
uitoefenen, dan zal dat tal van problemen met zich mee
brengen. Deze problemen kunnen betrekking hébben op
de boer en zijn gezin, maar ook op zijn bedrijf. Boven
dien kan het vinden van een geschikt ander beroep
eveneens met moeilijkheden gepaard gaan. Om over het
een en ander wat meer inzicht te verkrijgen, is door het
Landbouw-Economisch Instituut in de Friese Veen- en
Kleiweidestreek en De Wouden onderzoek verricht bij 70
melkveehouders, die overwegen van beroep te veran
deren. Naast enkele persoonlijke gegevens werd ook in
formatie verzameld over de bedrijfssituatie. Het gaat
hier over het algemeen om al wat oudere boeren die ge
middeld zo'n 27 stuks melkvee op ongeveer 19 ha heb
ben.
Bij de overweging om van beroep te veranderen spe
len zowel de mening van de boer over zijn inkomen, als
ook de hoogte van het inkomen een belangrijke rol. On
geveer de helft van de geënqueteerde melkveehouders
bestempelde hun inkomens als onvoldoende of slecht;
naarmate men ouder was, lag dit percentage hoger. Het
gemiddelde inkomen lag op ongeveer 16.500,vooral
jonge maar ook enkele oudere boeren hadden nogal eens
een lager inkomen.
Volgens de geënqueteerden staan de meesten uit de
omgeving vrij positief tegenover een eventuele be
roepsverandering. Overigens namen man en vrouw in
diverse gevallen niet hetzelfde standpunt in: soms was
alléén de man dan wel alléén de vrouw voor een ander
beroep van de man, soms waren beiden ervoor. Dege
nen die beroepsverandering overwegen blijken vaak vrij
lang te wachten met het inwinnen van advies over ge
schikt ander werk. De neiging bestaat om bij familie en
kennissen te gaan informeren terwijl men zich pas later
wil wenden tot de officiële instanties die zich met de
beroepsovergang bezighouden.
Van degenen die beroepsverandering overwegen, zou
60 een omscholingscursus willen volgen: de meesten
van hen zijn jonger dan 50 jaar en hebben lager agra
risch dagonderwijs gehad. Verder zou slechts 13 na de
beroepsverandering willen verhuizen. Ongeveer drie
vierde is er voor na de aanvaarding van een ander 'be
roep de grond, de bedrijfsgebouwen en het vee ineens af
te stoten.
De bij de enquete gevonden voorkeur voor beroepen
als plantscenarbeider, bosarbeider, vertegenwoordiger,
chaufffeur e.d. kan verband houden met een onvolle
dige informatie over ander mogelijke beroepen. Dit zal
echter vooral samenhangen met de gevolgde agrarische
opleiding, de in het boerenberoep verkregen kennis, de
wijze van werken (zelfstandigheid, vrijheid), enz. Aldus
een samenvatting van L.E.I.-publikatie No 2.48 „Plan
nen tot Beroepsverandering", die onlangs verschenen is
en besteld kan worden bij het L.E.I., Den Haag door
overmaking van ƒ4,50 op no. 41.22.35 onder vermelding
van 2.48.
BEROEPSOVERGANG UIT DE LANDBOUW
IN NOORD-BRABANT
Aansluitend hierop willen we in het kort aandacht be-
Kandidaten die voor- omscholing in aanmerking
komen kunnen nog van alles worden, van elek
trisch of autogeen lasser tot automonteur of met
selaar. Op het Centrum voor Vakopleiding, van
Volwassenen wordt de opleiding gegeven die zij
nodig hebben.
steden aan de werkzaamheden van een werkgroep in de
provincie Noord-Brabant, n.l. de „Commissie Beroeps-
overgang uit de landbouw". Een werkgroep die sinds no
vember 1970 deze beroepsovergang uit de landbouw in
Noord-Brabant begeleid, samengesteld uit vertegenwoor
digers van ZDM, NCB, OBTB, werknemersorganisaties,
Prov. Direktie Arbeidsvoorziening, Prov. Direktie Be
drijfsontwikkeling en RLC Complementaire Sociale
voorzieningen, wordt in deze commissie regelmatig de
problematiek van de afvloeiende agrariër besproken.
Nauw samenwerkend met de GAB.'s wordt getracht de
behoeften van deze agrariërs en de mogelijkheden van
vraag en aanbod van de kant van het bedrijfsleven zo
goed mogelijk op elkaar af te stemmen. In het meren
deel der gevallen leidt een en ander tot plaatsing in het
vrije bedrijf.
Daarnaast bieden omscholingsregelingen de mogelijk
heid een nieuw beroep te leren. Door middel van aan
vullende vergoedingen (suppleties) heeft het Ontwikke-
lings- en Saneringsfonds voor de landbouw de beroeps-
overgang van agrariërs via deze omscholingsregelingen
aantrekkelijker gemaakt.
Tenslotte bestaat er in sommige gevallen een moge
lijkheid tot plaatsing in Aanvullende werkgelegenheid
(A.W.) dan wel in het kader van de Wet Sociale Werk
voorziening (W.S.W.). Een goede voorlichting daarbij
is essentieel. Deze voorlichting dient vooral individueel
gericht te zijn. Uit de aard der zaak stelt deze arbeids
intensieve benadering hoge eisen aan alle hierbij be
trokken instanties.
Een duidelijk inzicht in de problematiek van de af
vloeiende agrariërs krijgen we als de beroepsovergang
uit de landbouw in de provincie Noord-Brdbant gedu
rende het jaar 1972 onder de loupe genomen wordt. Uit
gangspunt hierbij zijn de agrariërs die zich ter bemidde
ling of voorlichting op een G.A.B. hebben laten in
schrijven. Het aantal agrariërs dat buiten de G.A.B.'s om
een werkkring zoekt en vindt is vooralsnog geen grijp
bare kategorie.
De beroepsovergang uit de landbouw in Noord-
Brabant in 1972
Het aantal inschrijvingen op de arbeidsburo's in N.Br.
bedroeg in 1972: 181. Van de inschrijvingen in 1971 wa-
Omschakeling tot bankwerker is een grote stap,
maar geeft mogelijkheden voor de toekomst.
ren per 1 januari 1972 nog 282 ingeschrevenen in behan
deling, zodat totaal 463 (ex)-agrariërs door de G.AB.'s
bemiddeld werden en/of voorlichting ontvingen. Uit de
leeftijdsverdeling blijkt dat daarvan 239 personen ('52
jonger waren dan 45 jaar. Van deze 463 personen waren
er eind 1972 182 (40 geplaatst door de bemiddeling
van de G-AJB.'s. Dit gebeurde: in het vrije bedrijf: 81;
in de W.S.W.: 61 en in de A.W.: 40. Worden hierbij die
genen bijgeteld die einde 1972 op een Centrum voor Vak
opleiding geplaatst waren voor omscholing (26 perso
nen) dan werden totaal 208 ex-agrariërs of 45 van de
ingeschrevenen bemiddeld naar werk of omscholing.
Voor 167 ex-agrariërs (36 kwam aan de bemiddeling
c.q. voorlichting van de G.A.B.'s een eind doordat: men
zelf werk vond: 43; men besloot het bedrijf voort te zet
ten: 58; men geen werk kon vinden i.v.m. arbeidsonge
schiktheid: 14; men de inschrijving bij de G.AjB.'s niet
verlengde: 52.
Uit voorgaande cijfers volgt dat einde 1972 nog 88 ex-
agrariërs (19 bij de G.A.B.'s in Noord-Brabant wa
ren ingeschreven. Daarvan was van ruim de helft be
kend dat zij pas op een later tijdstip hun bedrijf wensten
te beëindigen, zodat zij nog niet beschikbaar waren voor
plaatsing of omscholing.
Situatie in 1973
De ter beschikking staande gegevens over 1973 van de
afvloeiende agrariërs die door bemiddeling van de
GAB.'s naar een nieuwe werkkring zoeken, laten een
afnemende belangstelling tot bemiddeling zien. De toe
nemende werklóosheid in andere bedrijfstakken en het
minder vlot verlopen van plaatsingen hebben een ver
minderde belangstelling voor beroepsovergang uit de
landbouw tot gevolg. Ofschoon de voorlichting door de
G.A.B.'s aan de afvloeiende agrariërs goed te noemen
is, blijkt er meer behoefte te bestaan aan informatie over
de verschillende sociale facetten die aan een beroeps-
overgang verbonden zijn. Hiervan kunnen o.m. genoemd
worden:
sociale wetgeving
sociale werkvoorziening
omscholingsmögelijkheden
instanties die hulp bieden indien zich problemen
voordoen.
(Vervolg van pag. 3)
31. Hond voor bromfiets de weg opgeschoten. Door
krachtig remmen gevallen. Hond verdwenen. Schade
200,—.
32. Geen voorrang verleend aan wielrijdster die op voor-
rangsweg reed. Tegenpartij hersenschudding.
1.500,—?
33. Voorrangsweg overgestoken. Snelheid tegenpartij
verkeerd geschat. Enorme klap. Schade ƒ5.000,
34. Portier geopend om uit te stappen. Echter op het
verkeerde moment. Er passeerde juist een andere
auto. Schade 700,
35. Aangereden door kerende auto. Schade ƒ400,(is
te verhalen).
36. Met bromfiets langs linksafslaande auto geschaafd.
Schade ƒ100,
37. Voorganger moet plotseling remmen. Verzekerde
reageert iets te laat. Schade ƒ1.000,
38. Zelfde geval als bij 37. Nu bij stoplicht. Verzeker
de dacht dat tegenpartij nog door zou rijden. Deze
stopte echter. Schade 850,
39. Bij het maaien, stenen van onder de cirkelmaaier ge
vlogen. Hierdoor niet één maar drie ruiten gesneu
veld n.l. 2 voorruiten van auto's en één ruit van een
voordeur. Schade 500,
40. Voorrijdende vrachtauto verliest kratten limonade.
Stukken van fles door de voorruit. Schade 500,
(is te verhalen).
41. Geslipt door hevige windstoot, en van de weg ge
raakt. Schade ƒ3.500,
42. Tegenpartij staat op een helling rechts van de weg.
Verzekerde te laat uitgeweken en nog juist de lin
kerachterzijde geraakt. Schade 3.000,
43. Vrachtautochauffeur denkt dat auto vanaf een zijweg
rechts de voorrangsweg wil oprijden en wijkt naar
links uit. Verzekerde passeert vrachtauto, schrikt,
remt, slipt en komt tegen een boom tot stilstand.
Schade 2.000,
44. Vanuit parkeerstand achteruitgereden tegen een juist
vertrekkende bus. Schade 850,
KONKLUSIES
Van de 44 schadegevallen zijn er 11 niet voor rekening
van onze maatschappij n.l. de nummers 6, 10, 11, 12, 15,
16, 22, 27, 29, 35 en 40. Deze zijn verhaalbaar op der
den.
De overige schades gaan ons een bedrag van ƒ31.750
kosten of mogelijk zelfs meer. De bedragen zijn n.l. ge
schat aan de hand van hetgeen op de formulieren is om
schreven. 'Deze omschrijvingen zijn soms verre van vol
ledig. Ook uit deze lijst blijkt weer dat parkeren en ach
teruit rijden evenals voldoende afstand houden uiterst
moeilijk schijnt te zijn.
Naar onze mening is onoplettendheid die voortspruit
uit verregaande nonchalance echter de hoofdoorzaak van
de meeste schadegevallen. Het is niet onze bedoeling
van deze rubriek een soort schriftelijke kursus autorijden
te maken doch gezien het enorm aantal schades, zijn wij
wel genoodzaakt u steeds tot grotere oplettendheid te
blijven manen. En bovendien zult u beter gaan begrijpen
waarom de premies omhoog moeten!
J. VISSCHER.
BIJDRAGEREGELING SAMENWERKINGSVORMEN
IN DE LAND- EN TUINBOUW
Door het Bestuur van het O. en S.-Fonds heeft onlangs de
goedkeuring gehecht aan een nieuwe bijdrageregeling sa
menwerkingsvormen in de land- en tuinbouw. Het wachten
is nu op het fiat van Brussel, omdat de plannen ingepast
moeten worden in het E.E.G.-landbouwstruktuurbeleid.
De bijdrageregeling komt in het kort erop neer dat als
twee of meer ondernemers besluiten om samen te werken,
zij een bedrag ontvangen dat afhankelijk is van het aantal
punten (volgens puntenwaardering) en het aantal deelne
mers in de samenwerking. De subsidie bedraagt 22 cent per
punt (met een minimum van 9.050,en een maximum van
27.150,en vervolgens 1.990,per deelnemer tot een
maximum van vijf deelnemers. Belangrijk is het feit dat men
kan samenwerken zonder dat de deelnemende bedrijven hun
zelfstandigheid prijsgeven. Er kan dus sprake rijn van ge
meenschappelijk gebruik van werktuigen, gemeenschappelijke
inzet van arbeid en het op elkaar afstemmen van teeltplan
nen. De samenwerking zal bij schriftelijke overeenkomst
voor tenminste zes jaren moeten gelden. Hoewel Brussel
nog de goedkeuring moet geven, zouden wij alle belangstel
lenden willen verwijzen naar onze E.S.V.-voorlichters van
de ZLM, die reeds over de nadere bijzonderheden en gege
vens van deze voorgesteldie regeling beschikken.
HANDELSVOORWAARDEN LANDBOUWWERKTUIGEN
Duidelijkheid bij de handel van landbouwwerktuigen is
een wens die vele malen geuit is en nu eindelijk in vervulling
is gegaan. Alle bij het werktuig betrokken sectoren (zoals
importeurs, handelaren, coöperaties, landbouwmechanisatie-
bedrijven, enz.) hebben met de federatie „Het Landbouw
werktuig" en het Landbouwschap overleg gepleegd en met
hulp van de Stichting Mechanisatie-Centrum zogenaamde
Algemene Handelsvoorwaardien Landbouwwerktuigen vast
gesteld. De voorwaarden zijn van toepassing op alle aanbie
dingen, opdrachten en verkoopovereenkomsten met betrek
king tot werktuigen. Voor menig boer en tuinder zullen de
handelsvoorwaarden een verlichting betekenen in het vaak
onoverzichtelijke en gevarieerde handelsklimaat voor werk
tuigen.