De realisatie bedrijfs- voornemens landbouw kundig onderzoek Beraad over de gezamen lijke financiering gezondheidszorg voor dieren De situatie in de groenteteelt volle grond op de daar in gespecialiseerde bedrijven _is in 1972 zeer gunstig ge weest. Voorts blijkt dat de telers van glaskomkommers bepaald een zeer ongunstig jaar hebben gehad, daaren tegen de telers van tomaten vooral die onder on verwarmd glas een tamelijk voorspoedig jaar. Dit jaar werd voldaan aan het Nederlandse verzoek tot een betere bescherming van de tomaten- en kom- kommermarkt tegen de sterk toenemende en prijsdruk- kende invoeren uit Oost-Europa, door het instellen van referentieprijzen voor komkommers en kastomaten. Dit heeft in de afgelopen maanden reeds enkele malen tot tijdelijke heffingen op de invoeren uit Bulgarije en Roe menië geleid. De traditionele markten voor de „grote drie" tomaten, komkommers en glassla zijn min of meer verzadigd. Mede gelet op het feit dat de produktiviteit van de glasgroenten jaarlijks nog met enkele procenten toe neemt, zal een aanpassing van het produktie-areaal aan de afzetmogelijkheden plaats dienen te vinden. In ons land worden al in toenemende mate andere groen ten onder glas geteeld. Met name valt hierbij te wijzen op paprika en koolrabi, evenals op dereeds enkele jaren toenemende augurkenteelt. Deze grotere ver scheidenheid in het aanbod heeft ook voor de handel gunstige aspecten. AARDGAS |\E omschakeling op aardgas in de glastuinbouw heeft een bevredigend verloop. Verwacht wordt dat eind 1973 70 van de verwarmingsenergie in de tuinbouw uit aardgas wordt verbruikt.In de loop van 1973 zal het gasleidingnet in de aaneengesloten tuinbouwgebieden, met name in het Westland, worden voltooid zodat het aardgasaandeel van het energieverbruik tot 80 a 90 kan oplopen. Hiermede is een wezenlijke bijdrage gele verd aan de verbetering van het milieu, met name door de verlaging van het zwaveldioxyde-gehalte in de lucht en van andere rook- en roetbestanddelen. Zoals bekend, komt in verband met de harmonisatie van de accijnzen in Benelux-verband met ingang van 1 januari 1974 de accijnsrestitutie op olie voor de tuin bouw te vervallen. Dit heeft tot gevolg dat de prijscom pensatie voor het aardgas eveneens zou vervallen. Zo als reeds is medegedeeld in de Memorie van Toelich ting op het wetsontwerp inzake goedkeuring en uit voering van de Benelux-overeenkomst tot unificatie van accijnzen wordt een zodanige regeling getroffen dat .het niet bedoelde nadeel ten aanzien van de glas tuinbouw wordt gecompenseerd. VOLLEGRONDSTEELT I rde vollegrondsgroententeelt tekenen zich steeds dui delijker twee gescheiden produktierichtingen en markten af. Enerzijds de teelt op tuinbouwbedrijven in hoofdzaak voor directe afzet aan de consument en in beperkte mate de contractteelt van bepaalde produkten voor de verwerkende industrie, anderzijds op de akker bouwbedrijven een sterk gemechaniseerde contractteelt van verschillende groenten bestemd voor de verwer kende industrie. In deze laatste groep nemen de dop erwten onder druk van sterke buitenlandse con currentie een steeds kleinere plaats in. Ook slabo- nen komen onder een steeds grotere concurrentiedruk. Enkele andere groenten echter worden in toenemende hoeveelheid verwerkt, zodat ook in deze sector van ae verwerkende industrie een wat grotere diversificatie wordt bereikt. Onze afzet van champipignons overwegend in ver werkte vorm is sterk eenzijdig gericht op de Duitse markt. Deze markt vertoonde gedurende de laatste ja ren een zeer grote groei, waarvan ons land in belang rijke mate profiteerde. Ook in 1972 nam onze uitvoer weer met bijna 30 toe, maar de middenprijs daalde zeer scherp met ruim 18 De sterke prijsdaling, die mogelijk een aanwijzing is voor een zekere marktverzadiging, kon over het alge meen door de goede bedrijven worden opgevangen door nog steeds toenemende produktiviteit en grotere effi- ciëncy. De sterke uitbreiding van de Franse teelt geeft alle aanleiding de ontwikkelingen op de markt voor champignons met aandacht te blijven volgen. FRUIT ANZE appeloogst 1972/'73 was circa 20 kleiner dan die van het voorgaande jaar. Aangezien ook in de andere lidstaten van de E.E.G. met name in de Bondsrepubliek de oogsten aanzienlijk kleiner wa ren, resulteerde dit in een aanzienlijk hoger prijsniveau dan in jaren was bereikt. Hoewel het effect van de E.E.G.-rooiregeling en de veel kleinere aanplant in de laatste jaren zeker tot enige oogstafname hebben geleid, werd de relatief kleine oogst vooral veroorzaakt door het te koude weer. D thans afgesloten E.E.G.-rooiregeling geeft als voor lopig resultaat, dat in de E.E.G. ongeveer 3/4 van het aangevraagde areaal ook inderdaad werd gerooid. Voor ons land ligt dit aandeel aanzienlijk lager. De indruk is gevestigd, dat onze fruittelers ten tijde van de aan vragen in aanzienlijke mate hebben gemajoreerd. Hier bij dient in aanmerking te worden genomen, dat in de voorafgaande periode onder de nationale rooiregeling reeds een zeer aanzienlijk areaal verouderde boom gaarden was gerooid, terwijl de wat gunstiger markt situatie van vooral het laatste seizoen een remmende invloed zal hebben gehad op het rooien van aangemel de oudere, doch nog redelijk produktieve arealen met een gevraagd assortiment. Als resultaat van de xooiactie is zowel bij appel als bij peer het voorheen grote assortiment zeer sterk ver kleind. Vele oude rassen zijn niet of nauwelijks meer te krijgen. Vooral de verwerkende industrie, die voorheen veel van de oude rassen opnam, is hiervoor thans op invoer aangewezen. De bewaarcapaciteit in ons land is de laatste jaren sterk uitgebreid, waarbij voor fruit aan gasbewaring de voorkeur wordt gegeven, wakke punten in de fruit sector vormen de bewaring (waarbij men in sommige gevallen te lang bewaart) en in het algemeen de or ganisatie van de afzet (waarbij met name aan aan bodsconcentratie meer aandacht geschonken dient te worden). Verbetering hiervan zou de positie van ons land op de E.E.G.-fruitmarkt kunnen versterken. BLOEMBOLLEN ANDER invloed van een aantal factoren, zoals een v extra goede bloembollenoogst naar omvang en kwaliteit, de valutaproblematiek, afnemende belangstel ling voor de broei van tulpen in Duitsland en de fi nanciële gevolgen van de vrijwillige plantgoedinleve ring, ontstond in het bedrijfsleven een verscherpte dis cussie over het op lange termijn te volgen beleid. Ener zijds is er een stroming, die de harde lijn zoekt naar volledige vrijheid, terwijl anderen de voorkeur geven aan produktie-geïnvloedende maatregelen. Met grote belangstelling wordt gevolgd waartoe de discussie op het nieuwe platform de Raad van Nederlandse Bloembollenondernemers zal leiden. By het zoeken naar een evenwichtige ontwikkeling staat een gezonde structuur van de bedrijfstak voorop. In samenwerking met het ministerie van economische zaken zal van de kant van de minister van landbouw en visserij alle me dewerking worden verleend aan een structuuronderzoek in de bloembollensector. Het weinig bemoedigende prijs peil dwingt tot toenemende arbeidsbesparende investe ringen en beter gebruik van de beschikbare arbeid, het geen zich uit in de toename van het trekken van tulpen. Door toetreding van de nieuwe lidstaten heeft onze concurrentiepositie ten opzichte van de produktie van bloembollen in het Verenigd Koninkrijk en in mindere mate in Denemarken de volle aandacht. Met name de narcissenteelt in Engeland is daarbij van veel betekenis. Voor onze tulpenexport wordt de concurrentie minder groot geacht. Gerooid areaal (in hectaren) appel peer perzik totaal ha Duitse Bondsrepubliek 16116 1074 139 17329 Frankrijk 16183 3630 2755 22568 Italië 5785 13221 2994 22000 Nederland 4448 1212 6 5666 België 2812 316 32 3160 Luxemburg 223 2 0 225 70948 ■fc): De verdeling van het gerooide areaal voor elk van de drie genoemde fruitsoorten berust op ramingen. vergunning verleend. vermindering van de formatie van het landbouw kundige onderzoek over de jaren 1972, 1973 en 1974 met in totaal 250 plaatsen heeft een grote druk gelegd op het onderzoekapparaat. De Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek treft thans voorbereiding voor een verdere onderbouw van de nieuwe organisatie-structuur van het landbouw kundige onderzoek. Bestaande adviesorganen zoals de zogenaamde objectassociaties, waarin vertegenwoor digers van het bedrijfsleven zitting hébben, zullen in de nieuwe structuur worden opgenomen. Steeds meer aandacht wordt besteed aan onderzoek op het gebied van landinrichting, milieu, ontwikkelings samenwerking e.d. Voor de programma's in het land bouwkundige onderzoek bestaat een overlegsituatie waarbij beleidsinstanties, belanghebbenden en onder zoekwereld betrokken zijn. De mogelijkheden worden thans onderzocht andere departementen en belangheb benden in het werk van besturen, advies- en program meringscommissies te betrekken. Van algemeen planologische aard is het onderzoek project „Midden Randstad", geëntameerd door de Rijks planologische Dienst, de Cultuurtechnische Dienst en het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappe lijk werk, waarvan het vooronderzoek is afgerond en de doelstellingen zijn geformeerd. Als uitvoerders van dit onderzoek treden een Engelse stedebouwkundig bureau en twee Nederlandse ingenieursbureaus op. Nieuwe mogelijkheden van coördinatie van onderzoek ten aanzien van het milieu worden geboden in de Com missie T.N.O. voor het onderzoek ten dienste van het milieubeheer, waaraan het ministerie van landbouw en visserij zowel op onderzoekbeleids- als op onderzoek- uitfvoeringsniveau meewerkt. Een ander aspect van coördinatie is het tot stand brengen van een pool van bijzondere apparatuur, waarvoor nu reeds een bedrag van 300.000 voor de komende vijf jaar is uitgetrok ken. De Technische en Fysische Dienst voor de Land bouw zal deze instrumentenpool beheren. Het laat zich aanzien dat de internationalisering van het onderzoek vordering kan maken, mede dank zij Nederlandse inspanningen. Zo is aan de Raad van E.E.G.- ministers een ontwerpverordening voorgelegd over de coördinatie van het landbouwkundige onderzoek. In afwachting van een formeel besluit tot de instelling van het Permanent Comité voor het landbouwkundige onderzoek heeft een groep vertegenwoordigers van de Negen de voorkeur uitgesproken voor samenwerkings projecten op de volgende gebieden: mest, gier en stank problemen; vogelleucose; verbetering van de kwaliteit van plantaardige produktie; verhoging van vleespro- duktie; produktievermogen van de grond; marktstruc tuur. Het is mogelijk dat de E.E.G. financieel aan het onderzoek zal bijdragen. IN het kader van het Meerjarenplan 19721976 voor het landbouwkundige onderzoek en de mede hier aan ten grondslag liggende onderzoeknota's voor de verschillende sectoren van agrarische produktie, wordt het geleidelijk doorvoeren van de gestelde prioriteiten gerealiseerd door verschuivingen binnen de totale on- derzoekcapaciteit. In de tuinbouw is een sterk accent komen te liggen op verbtering van onderzoek ten dienste van de bloementeelt. Van groot belang wordt een nauwe sa menwerking tussen het Proefstation voor de Bloemiste rij te Aalsmeer en het Proefstation voor de Groente- en Fruitteelt onder glas te Naaldwijk geacht, gezien de grote overeenkomst tussen beide takken van tuinbouw. De materiële toerusting voor beide teelten wordt in 1973/1974 op het Proefstation te Naaldwijk in belang rijke mate verbeterd. Aan het praktijkonderzoek zal de definitieve vesti ging van het Proefstation voor de Akkerbouw en het Proefstation voor de Rundveehouderij te Lelystad (die als landelijk centra voor het onderzoek in deze produk- tietakken fungeren) nieuwe impulsen geven. Ten be hoeve van het centrum voor veeteeltkundig onderzoek in de Flevopolder is het onderzoek van de C. R. Wai- 'boerhave te Millingen reeds dit jaar naar de polder overgebracht. De bouw van de proefbedrijven voor de andere instellingen, waaronder het Instituut voor Vee voedingsonderzoek zal in 1973 gereedkomen. In sa menwerking met het bedrijfsleven werden in 1973 ten behoeve van het praktijkonderzoek voor de rundvee houderij zes regionale proefboerderijen gerealiseerd. Twee varkensproefboerderijen werden uitgebreid en verbeterd; zes pluimveeteeltproefbedrijven verminderd tot vier. TENEINDE de continuïteit te waarborgen van die elementen in de door de Stichting Gezondheidszorg voor Dieren en de Provinciale Gezondheidsdiensten uit te voeren werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de diergeneeskundige verzorging van de Nederlandse vee stapel, is het streven erop gericht de financiering van een nog nader te bepalen deel van de kosten van de preventieve gezondheidszorg op pariteitsbasis door overheid en bedrijfsleven te doen plaatsvinden. Hiertoe zullen in ieder geval de kosten van het apparaat van voornoemde diensten behoren. Voorts is het van groot belang dat het bedrijfsleven meer betrokken raakt bij de financiële consequenties van de uit te voeren politionele bestrijdingsmaatregelen. Het ligt in de bedoeling met het bedrijfsleven een ge meenschappelijk fonds te creëren, dat op pariteitsbasis tot een bepaald maximum zal worden gefinancierd. Voor de eerstvolgende drie jaar zal het jaarbedrag voor beide partijen worden gesteld op 8 min. Overschrijden de kosten van afslachtmaatregelen en noodentingen in deze driejarige periode het gestelde maximum, dan financiert de overheid het meerdere voor 100 Na afloop van deze periode zal door partijen in gezamenlijk overleg een nieuwe financieringsnorm worden vastgesteld. Ter realisatie van een en ander zal het komende jaar in overleg tussen overheid en het georganiseerde be drijfsleven worden bepaald op welke wijze dit dient te geschieden. Vooruitlopende hierop zijn de beide tot nog toe in de begroting voorkomende posten, t.w. scha deloosstellingen en andere uitgaven in verband met de dierziektenbestrijding en bijdragen in verband met bestrijding van dierziekten, gecombineerd tot één ar tikel. De verhoging van de bijdrage voor de preven tieve gezondheidszorg zal worden gerealiseerd, wan neer overeenstemming tussen overheid en bedrijfsleven wordt bereikt. Aan het vorig jaar aangekondige voornemen, het ont werp van wet met betrekking tot de kanalisatie van diergeneesmiddelen, ter vervanging van de zgn. Anti- bioticawet 1964, alsmede van die op sera en entstoffen voor dieren en het veterinaire tuchtrecht nog voor sep tember 1973 bij de Kamer in te dienen, is nog geen ge volg gegeven. De afronding van deze ontwerpen vor derde meer tijd dan voorzien. In de Raad voor Veterinaire Aangelegenheden werd de gedachten wisseling over de identificatie van de var kensstapel voortgezet. Aangezien de praktijkproeven in dit opzicht tot gunstige resultaten hebben geleid, mag binnen afzienbare tijd een eerste regeling worden ver wacht. INTERNATIONALE ASPECTEN MA de opheffing van de veterinaire controle aan de Benelux-binnengrenzen is nog geen uniform Be- neluxbeleid voor doorvoer van vlees verwezenlijkt. Ge zocht wordt naar aansluiting bij de betreffende bepalin gen van de „derde landen richtlijn" van de E.E.G. Deze richtlijn treedt per oktober a.s. in werking voor wat be-' treft de doorvoer van vlees en uiterlijk op 1 januari 1977 voor wat alle overige bepalingen betreft. Dan zal de in voer van vee en vlees uit een derde land in de gehele Gemeenschap onder uniforme voorwaarden geschieden. Invoercontrole wordt dan nog slechts aan de buiten grenzen, ook die op het binnen de E.E.G. verhandelde vee, maar op de plaats van bestemming blijven controles mogelijk. Voorts is een richtlijn van de Raad in voorbereiding

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 6