Het inkomen van de landbouw fs li If 53 3S I S8& 3 G '3 s - %z% n H' Sft -§> Ss S| li li Het inkomen in de tninbouw 5 schaal plaats, zij het dat er thans een versnelling merk baar. In 1959 was 15 van de bedrijven van akker bouwers en veehouders groter dan 20 ha, in 1965 17 en thans ongeveer een kiwart. De vergroting van de be drijfsomvang vindt dan ook voornamelijk plaats door intensivering van het grondgebruik. Een voortgaande schaalvergroting in de akkerbouw zal vooral afhangen van de verdere mogelijkheden tot vergroting van de organisatorische produktie-eenheden waarbinnen arbeid en werktuigen worden gecombineerd en van de mogelijkheden die nog aanwezig zijn op het teelttechnische vlak. In de melkveehouderij vindt de schaalvergroting voor al plaats door middel van intensivering en opvoering van het aantal melkkoeien van de snijmaisproduktie, in het bijzonder op de gemengde bedrijven op de zand gronden. Ook in de intensieve veehouderij t.w. in de verede- lingssectoren gaat de ontwikkeling naar grotere een heden verder. Deze schaalvergroting blijft zich echter vooral bij ce varkenshouderij grotendeels afspelen bin nen het kader van het gemengde bedrijf. De moeilijk op te lossen milieuproblematiek bij de zg grondloze bedrij ven speelt hierbij een rol. Tevens is te zien, dat de sterkste concentratie in de leghennensector heeft plaats gevonden. In de tuinbouw zijn de mogelijkheden tot schaalver groting veelal minder beperkt door de bedrijfsopper- vlakte. In de glasbloementeelt neemt het aantal kwe kers toe. Voorts vindt er een belangrijke omschakeling plaats van de glasgroenten- naar giasDioementeeit. INVESTERING EN FINANCIERING IIET Landbouw-Economisch Instituut is voornenems 1 een studie te maken over de investeringsbehoefte van de land- en tuinbouw op middellange termijn als mede over de financiering hiervan. Deze studie is be langrijk tegen de achtergrond van de snelle structu rele aanpassing die in de komende jaren in de land en tuinbouw moet plaatsvinden. De thans reeds beschikbare gegevens laten zien, dat de bruto-investeringen van bedrijf tot bedrijf grote ver schillen vertonen. Uitgaande van de actuele situatie kwamen bijv. in 1971/72 op 23 van de bedrijven netto-investeringen groter dan ƒ20.000 voor, terwijl dit percentage in het jaar daarvoor 16 was. In het bij zonder zal op bedrijven met jonge bedrijfshoofden en op sterk expanderende bedrijven aanzienlijk meer wor den geïnvesteerd dan op andere. De problematiek met betrekking tot de samenhang tussen rentabiliteit, spaarsaldo, liquiditeit, investerings behoefte en financiering is in het bijzonder bij be- drijfsoverneming en bij sterk expanderende bedrijven van zodanig belang, dat het LJE.I. hiernaar een afzon- derlyk onderzoek instelt. Dit zal niet op basis van mo delstudies geschieden, maar door het volgen van deze bedrijven met registratie van de gegevens. Voor het mc ment betekent dit, dat er nog geen algemeen geldende gegevens ter beschikking staan. Teneinde toch enig inzicht in deze problematiek te geven heeft een beperkt onderzoek plaatsgevonden. Deze cijfers laten o.m. zien, dat niet alleen het percen tage eigen vermogen bepalend is voor de continuïteit van de bedrijven maar evenzeer de rentabiliteit. Deze is onder gelijkblijvende omstandigheden voor wat be treft de prijsontwikkeling van opbrengsten en kosten weer afhankelijk van de bedrijfsomvang en van de kwa liteit van de ondernemer. Verdere berekeningen tonen aan, dat indien de toe name van de liquide middelen wordt gebruikt voor extra oplossingen het eigen vermogen met 2,5 a 3 per jaar stijgt. Dit betekent, dat zonder rekening te houden met een inflatie-ontwikkeling de financiële po sitie voor wat betreft het eigen vermogen binnen 15 jaar de beginsituatie weer bereikt. Deze gegevens ge ven een relatief gunstige indruk. Nader onderzoek is evenwel nodig over de vraag, welk aantal ondernemers en bedrijven een dergelijke expansie kunnen wagen. Hieruit moet dan tevens blijken, welke liquiditeits ruimte er is voor beginnende ondernemers, die als re gel voor wat betreft het eigen vermogen een ongunstiger uitgangssituatie hebben. Voor de goede ondernemers onder hen lijkt de situatie echter zeker perspectief te bieden. IIET inkomen van de landbouw was in het afgelopen jaar 1972/1973 zelfs iets hoger dan de belonings aanspraken van de produktiefactoren (grond, kapitaal en arbeid), hetgeen voor het laatst in 1969/1970 het geval was. Blijkens de Memorie van Toelichting waagt de minister van landbouw en visserij zich op dit moment nog niet aan een voorspelling of de gunstige inkomens ontwikkeling die de landbouw in de twee voorgaande jaren heeft gekend, zich ook in 1973/1974 zal voortzet ten. De minister wijst erop dat de inkomensontwikke ling niet alleen wordt beïnvloed door de prijsontwikke ling van eindprodukten en produktief actor en, maar ook door de ontwikkeling van de nettoproduktiviteit onder invloed van volume-mutaties in opbrengsten en kosten. In dit verband moet voor de toekomst rekening worden gehouden met een vertraging in de afvloeiing van ar beidskrachten uit de landbouw. Het is de vraag of dit geheel of gedeeltelijk zal worden gecompenseerd door een grotere groei van de produktie dan in het afgelo pen jaar. De totale opbrengstwaarde van de landbouwproduk- ten nam in 1972/1973 toe met 1.700 min. Dit is vooraJ te danken aan de prijsstijging (+'11%), die de toene ming over 1971/1972 4,5%) verre overtrof. De volu megroei bleef beperkt tot 4 AKKERBOUW IVE totale opbrengstwaarde van akkeibouwprodukten kwam ruim 20 hoger uit dan over 1971/1972. De opbrengsthoeveelheid daalde 9 na vorig jaar mét dat percentage te zijn toegenomen. Na een prijsdaling van 8 trad een prijsherstel op van niet minder dan ruim 30 dat in het bijzonder veroorzaakt werd door een zeer sterke prijsverbetering voor aardappelen. De graanoogst 1973 kan bevredigend worden genoemd en zal waarschijnlijk tegen redelijke prijzen kunnen wor den afgezet. Voor wat de aardappelen betreft is van belang dat de beschikbare voorlopige areaalcijfers niet wijzen op een belangrijke uitbreiding van de aardap pelteelt in Europa. Bovendien hebben in grote gebie den de aardappelen tijdens de groei te lijden gehad van droogte. VARKENS-, PLUIMVEE- EN RUNDVEEHOUDERIJ IYE melkveestapel breidde zidh in de loop van 1972 uit, waardoor het volume melk en zuivelprodukten ca 7 groter werd. Mede door beëindiging in het afgelo pen jaar van de schaarste op de wereldzuivelmarkt ga ven de prijzen over het gehele jaar gerekend slechts een lichte stijging te zien. Uit de forse prijsstijging van ca 15 voor rundvlees en - vee blijkt de schaarste aan vlees over de hele wereld. De rundvleesproduktie was geringer dan in het jaar ervoor, maar hiertegenover stond een sterke stijging van de aanwas als gevolg van een grote uitbreiding van de rundveestapel. Bij een prognose voor de belangrijkste sector in onze landbouw, de melkveehouderij, dient in de eerste plaats rekening te worden gehouden met de in E.E.G.-verband overeen gekomen verhoging van de melkprijs met 4 Daar naast is de prijsontwikkeling voor vlees van belang. Ge let op de toenemende internationale vraag, zullen de vleesprijzen gemiddeld over het gehele jaar vermoede lijk op een hoog niveau liggen. Hier staat tegenover dat de prijzen van vrijwel alle veevoedergrondstoffen aan zienlijk zijn gestegen. De omvang van de produktie in andere werelddelen zal in sterke mate medebepalend zijn voor het prijsverloop in de tweede helft van het thans lopende boekjaar. De prijzen van varkensvlees 15 ondervonden invloed van de geringe rundvleesproduktie, temeer daar de produktiegroei gering was na de sterke uitbreiding in de beide voorafgaande jaren. In de legpluimveehouderij deden zich de gevolgen voelen van over produktie in de E.E.G.; het prijsniveau daalde met 4 De produktie nam niettemin weer toe (+4,5%) na de afneming in de vorige jaren met resp. 3 en 5,5 De produktie in de pluimveemesterij nam eveneens toe, zij het slechts zeer weinig (+1%). De prijzen stonden door de overproduktie in de E.E.G. in het begin van het jaar nog sterk onder druk. In de loop van het jaar viel ook hier, mede door de algemene vleesschaarste, een verbetering ten opzichte van 1971- 1972 te constateren. RESULTATEN NATIONALE BOERDERIJ POSITIEF IVE resultatenrekening Voor de landbouw als geheel de „nationale boerderij" is in onderstaande ta bel kort samengevat en toont de ontwikkeling van de opbrengsten, de kosten en het inkomen in de landbouw (exclusief tuinbouw). Gemiddeld arbeidsinkomen per ondernemer (in min guldens) Opbrengsten 1970/'71 1971/72 1972/73 (voorlopige cijfers) Akkerbouwprodukten 1800 1800 2200 Melk- en zuivelprodukten 3250 3750 4025 Rundvlees en -vee 1725 1950 2475 Produkten varkenshouderij 2125 2375 2850 Produkten legpluimveehouderij 450 500 500 Produkten pluimveemesterij 800 775 800 10150 11150 12850 Af: kosten: produktiefactoren buiten de landbouw 7200 7350 8075 Totaal landbouwinkomen 2950 3600 4775 Beloningsaanspraken op eigen produktiefactoren 3900 4175 4675 Akkerbouwbedrij ven 2 T3 Noordelijk Kleigebied Droogmakerij en en IJsselmeerpoJ M W "S "G V Veenkoloniën (50 ha) (35 ha) (40 ha) (37 ha) 1966/'69 12.300 19.600 27.200 30.200 1969/70 29.900 49.400 48.200 18.900 1970/71 22.100 30.200 17.750 27.150 1971/72 38.200 39.600 32.850 34.650 1972/73 40.000 55.000 55.000 35.000 Rundveehouderij en veredeling Veredeling en rundveehouderij c O) f> <u 73 tXO a <u 3 Deze zgn. non-factorkosten omvatten: aangekochte grondstoffen, veevoeders, zaaizaad en pootgoed, voorts meststoffen, kosten werktuigen, afschrijving en onderhoud gebouwen, enz. Deze cijfers tonen aan, dat de gunstige inkomensont wikkeling van 1971/1972 zich in 1972/1973 heeft ge handhaafd. Dez gunstige ontwikkeling is vooral het gevolg van de prijsontwikkeling. Weliswaar stegen de prijzen van de non-factorkosten niet minder dan 6,5%, maar de opbrengstprijzen liepen met 11 aanzienlijk sterker op. Voor een kleiner deel hangt deze ontwikke ling samen met de uitbreiding van de produktie in de rundveehouderij. Mede daardoor was er na de bijzon der grote toeneming van de produktiviteit in 1971/72 ook in 1972/73 een belangrijke produktiviteitsgroei. Het in het bovenstaande geschetste gunstige beeld van de economische ontwikkeling in de landbouwsector als geheel, komt ook tot uiting in de inkomenscijfers voor de verschillende bedrijfstypes in de onderscheidene ge bieden. <u T3 G ex> <y c <u ö-S <D ai •S a> 1968/'69 1969/70 1970/71 1971/72 1972/73 bfl - T5 G qj t- g W G (16 ha) T3 (D Ntsl 018 ha) 73 <U <u tuo C S dj.'E? «J •7-t r—I CD (12 ha) *8 •G1 O) •o-O (12 ha) 1968/'69 1969/70 1970/71 1971/72 1972/73 10.200 14.000 7.300 19.100 25.000 17.000 14.300 10.100 17.350 26.000 17.100 18.000 9.400 19.800 38.000 20.200 27.000 12.000 21.300 40.000 g <V :g» H "1 3 '<u V .8 i txD <D 3 'a> 'S <v 3 "5 -ö <u rG, <u SI 3-53 M 1u CL) <U vS M TJ 9 c It3 *3 3 a> <u (27 ha) (29 ha) (21 ha) (23 ha) 1968/'69 1969/70 1970/71 1971/'T2 1972/73 20.800 18.300 16.800 30.950 36.000 20.400 17.700 19,700 37.150 38.000 14.200 13.600 13.200 22.750 26.000 12.300 12.300 14.700 27.150 31.000 Gemengde bedrijven Weidebedrijven (-1 3 co <u 73 v (11 ha) 8 ha) 8.300 7.100 5.500 9.000 12.000 12.400 13.700 3.750 13.600 18.000 G T3 <V a> *2 i <D T3 •H 1 (12 ha) (11 ha) 8.800 8.500 9.500 8.400 9.100 7.100 14.200 13.950 17.000 17.000 IjyE toename van de produktiewaarde van de tuinbouw in 1972 vergeleken bij het voorgaande jaar met in totaal ƒ235 min (+6,7 tot bijna 3 min gulden komt volledig voor rekening van de siergewassen- en de fruit teelt. Enerzijds wordt dit in de Memorie van Toelich ting toegeschreven aan de overleefde moeilijke periode, waarin de fruitteelt zich in de zestiger jaren bevond; an derzijds aan de aanhoudend sterke groei van de bloem kwekerij. Dit beelt weerspiegelt zich in de voorlopige cijfers voor 1972 van het gemiddelde arbeidsinkomen per ondernemer. GEMIDDELD ARBEIDSINKOMEN PER ONDERNEMER (gld. per jaar) Z.H. Glasdistrict Verw. glas onverw. tomaten komkommers glas 1971 12.700 23.300 11.500 1972 17.000 8.600 17.000 1971 1972 BLOEMENTEELT ONDER GLAS ZJH. Glasdistrict Aalsmeer e.o. Ter Aar e.o. 50.100 21.700 66.800 29.000 Boomkwekerij Boskoop 33.600 38.000 Bloembollenteelt N. Holl. Bloemb. (klei) streek 34.800 17.900 37.000 21.500 Fruitteelt gespeciali seerd 5.500 35.000 1971 1972 Groenteteelt volle grond (gespecialiseerde bedrijven) Noord-Holland Zuid-Holland Noord-Brabant/ Limburg 1971 11.700 19.700 11.100 1972 23.000 33.500 16.500

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 5