UIT DE PRAKTIJK Rooiverliezen en aardappelopslagbestrijding Het circuit die de aanvraag voor een bouw vergunning moet afleggen De aardappeloogst - moeilijke keus (Vervolg van pag. 5) De hoera-stemming tengevolge van de zeer goede graanoogst ebt snel weg nu men diohteir bij de oogst van de aardappelen komt. Dikwijls wordt, ook op NOORD- BEVELAND, gezegd, een droog: jaar valt altijd mee. Deze stelling zal zeker opgaan voor de granen en andere zaadgewassen. De aardappelen daarentegen hebben het dit jaar enorm moeilijk. Door de droogte is de groei oVer het algemeen zeer gering, terwijl er ook veel door was optreedt. De eerste aanzet tot doorwas vondt begin juli plaats. Ongeveer half augustus werden de aard appelen voor een tweede maal geïnduceerd. Momenteel zijn op de secundaire knollen al weer kiemen te vin den. Dit sluit de mogelijkheid niet uit dat, zodra de omstandigheden voor de groei gunstiger zouden wor den (b.v. regen), de eerstgevormde doorwasknollen ook weer gaan fungeren als een primaire doorwasknol. Dit zal het optreden van glas nog meer in de hand wer ken, terwijl de sortering er nog verder op achteruit gaat. Wanneer men een primaire en een secundaire knol doorsnijdt, 'ziet men al duidelijk verschil in kleur en struktuur. Eerstgenoemde is veel „spekkiger", dus al op weg om een glasaardappel te worden. Wat kan er nu worden gedaan om de kwaliteit van de aardappelen zo goed mogelijk te houden? Men was van mening dat het optreden van glas beperkt kon worden door het afstervingsproces geleidelijk te laten verlopen. Uit re centelijk gedane waarnemingen, mJb.t. het verloop van het ondenwatergewicht; krijgt men de indruk dat juist het tegengestelde, in één keer zo snel mogelijk dood spuiten, te preferen is. Er moet dan zo snel mogelijk worden gerooid. Ook na het doodspuiten gaat het zet- meeltransport van de primaire naar de secundaire knol gewoon door. Het komt er dus op neer dat er omwille van de kwaliteit een compromis moet worden gemaakt tussen het „vellen" en het „glas". Ondanks de lage stro- prijzen is er vrij veel stro ingeschuurd. Dit zal ruim 80 van het totale areaal aan granen bedragen. Het hakselen van het stro gaat nog niet probleemloos. Sommige typen hakselaars maakten het stro onvoldoende kort, terwijl eigenlijk geen enkele stro-hakselaar in staat is om een zwad groter dan 14 ft goed en regelmatig te versprei den. C.A.R. Goes De aardappelopslag staat de laatste jaren bekend als èèn van de lastigste onkruiden. Er zijn In het verleden reeds diverse pogingen gedaan om de verliesknollen te kneuzen of te verbrijzelen. Het probleem is echter, dat de verliezen op vele plaatsen in de machine optreden en daardoor moeilijk te verzamelen zijn voor een kriel- kneuzer. De laatste jaren spitst de oplossing voor het aardappelopslagprobleem zich toe op een niet kerende grondbewerking voor de winter, waardoor de knollen een grote kans hebben op bevriezing. Wanneer echter, zoals de laatste jaren, de vorst gering is of geheel ach terwege blijft, is het effekt van deze methode onvol doende. VERWACHTING VOOR 1973 Dit jaar is het aantal kleine knolletjes door de extreme weersomstandigheden zeer groot. Verwacht mag worden, dat de verliezen door de zeefkettingen daardoor zeer groot zullen zijn. Voorlopige tellingen hebben uitgewe zen dat bij 't rooien onder droge omstandigheden 't aan tal verliesknollen al spoedig drie- tot vijfhonderdduizend per ha kan bedragen. 'Dit houdt in, dat het aantal achter gebleven knollen al gauw het tienvoudige bedraagt van de.uitgepote hoeveelheid knollen. Ook na een zachte win ter zullen niet alle'knollen een plant kunnen leveren, maar de overlevingskans voor een zeer groot deel is dan zeker te verwachten. Het lijkt daarom nuttig het zekere voor het onzekere te kiezen en het aantal verliesknollen zo veel mogelijk te beperken. HOE KAN MEN DE VERLIEZEN BEPERKEN? Uitgaande van het standpunt, dat er geen knollenver- lies optreedt nadat ze de rooimachine hebben verlaten, zal het overgrote deel van het verlies door de zeefkettin gen op het veld terechtkomen. Om de doorval van de kleine knolletjes zoveel mogelijk te beperken zijn ver schillende mogelijkheden aan te geven. De belangrijkste bijdrag hiervoor kan worden geleverd door de afstand tussen de spijlen van de zeefkettingen zo klein mogelijk te maken. Dit kan worden bereikt door: a. rooien onder vochtige bodemomstandigheden, waar door er grond aan de spijlen kleeft en de opening tus sen de spijlen kleiner wordt; b. de rooi- en de zeefkettingen te bekleden met slangen, waardoor de spijlen dikker worden en de openingen ertussn kleiner; c. een andere rooi- of zeefketting te monteren met een kleinere spijlenafstand. Het rooien onder vochtige bodemomstandigheden zou de meest eenvoudige oplossing zijn, wanneer we deze fak- tor in de hand hadden. Als het niet spoedig wil regenen, nadat de aardappelen voldoende zijn afgestorven, tracht men ze toch te rooien om niet te laat in het seizoen te ge raken. Wanneer het rooien dan mogelijk is, zal men moe ten kiezen tussen genoemde punten onder b of c. Welke van deze punten dan de voorkeur verdient, is van diverse faktoren afhankelijk. DE GOEDKOOPSTE EN DE BESTE OPLOSSING! Het bekleden van de spijlen met slangen is in eerste in stantie de goedkoopste oplossing. Voorzover het dan de zeefband en de afvoerband betreft, geeft dit weinig pro blemen. Meestal zijn deze reeds 'bekleed met rubber en is de doorval hier gering. Voor de rooiketting zijn de problemen veel groter. Doordat deze ketting onder droge omstandigheden dikwijls in aanraking komt met de har de ondergrond, zijn de slangen snel versleten of na korte tijd verloren. Het bekleden van de rooiketting wordt om die redenen meestal niet gedaan. Wanneer het mogelijk is om de rooiketting redelijk vrij te laten lopen van de vaste ondergrond, zal onder deze omstandigheden het be kleden van de rooiketting toch te overwegen zijn. De be kledingsslangen zijn kant en klaar te koop in de handel en kunnen na verwarming in heet water gemakkelijk over de spijlen worden gedrukt. De beste oplossing tegen teveel doorval is een extra rooiketting met nauwe spijlenafstand. De laatste jaren zijn veel rooimachines afgeleverd met een spijlenafstand van 42 mm. Deze tussenruimte is onder droge omstandig heden te groot. Een extra ketting van ong. 36 mm spijlen afstand zou hier eigenlijk bijhoren, maar het extra werk voor het omleggen en het verwisselen van de aandrijf- wielen is blijkbaar voor velen een bezwaar. Toch lijkt ons, dat de hogere kosten en het extra werk ruimschoots opwegen tegen de nadelen van de eventuele meerdere aardappelopslag. Onder droge omstandigheden kleeft er vrijwel geen grond aan de spijlen. De doorlaat is dan maximaal met als gevolg veel doorval. Bekleden van de ketting of een andere ketting met nauwere spijlenafstand is dan aan te bevelen. NIET VERTROUWEN OP „HARDE" WINTER Wanneer men op één van de bovengenoemde manieren het aantal verliesknollen kan beperken, is dit in eerste instantie een winstpunt. Men mag verwachten, dat door deze voorzieningen vooral de grootste knollen van de doorval ook worden geoogst Hierdoor is als voordeel, naast een hogere opbrengst, de mogelijkheid niet uitge sloten, dat de kleinere knolletjes moeilijker een volwaar dige plant kunnen vormen. In zijn totaliteit kan dit 'bij dragen tot een geringere hoeveelheid opslag. Andere verliezen op het veld kunnen dikwijls ook sterk bijdragen tot meer opslag. Het morsen bij het vullen van de wagens en te ondiep afstellen van de rooimachine zijn hiervan enkele sprekende voorbeelden. Daarnaast kunnen in een onvoldoende af gerijpt gewas tijdens het rooien veel knollen met het loof mee op het veld terecht komen. Het is, gezien de ervaring van de laatste jaren, niet verstandig teveel te vertrouwen op een mogelijk har de winter. Op menig bedrijf is door de opslag zoveel handwerk ontstaan, dat dit meer doet denken aan een harde zomer! In een autocircuit liggen vaak vele gevaarlijke boch ten. De meeste coureurs nemen deze bochten op een manier waar je van zegt: „Hoe bestaat het?" Zij ne men de kortste weg. Zij weten immers precies hoe ze moeten rijden. Wellidht is de reden hiervan dat ze, voordat ze aan de eigenlijke race beginnen, het cir cuit vele malen hebben verkend. Herhaaldelijk blijkt ons dat verschillende agrariërs moeilijkheden hebben met het verkrijgen van een bouwvergunning. Dit dan vaak wat de tijdsduur betreft. Komt dit doordat het circuit bij hen onvoldoende be kend is? Is bijvoorbeeld de verkenning van de weg die gegaan moet worden niet goed uitgevoerd? Of lig gen de redenen van de lange duur bij andere dan de aanvrager? Vergunning. In ons dicht bevolkt land is voor het bouwen of verbouwen van een gebouw, van wat voor vorm of grootte ook, een vergunning nodig. Bouwaanvraag. De hiervoor benodigde formulieren kan men halen op het gemeentehuis of de dienst ge meentewerken van de gemeente. Bij de ingevulde aan vraag dienen te worden ingeleverd een bouwkundige tekening in viervoud schaal 1 op 100 en een kadastra le situatietekening waarop aangegeven is waar het ge bouw geplaatst zal worden. Bij een verbouwing dient zowel de bestaande toestand als de nieuwe toestand te worden aangegeven. Verkenning. Het blijkt in de praktijk van grote be tekenis te zijn, alvorens de bouwvrage officieel in te dienen, de tekening door te spreken met een medewer ker van bouw en woningtoezicht. Die is precies op de hoogte met de wettelijke voorschriften en de verorde ningen in zijn gemeente. Hij kan u beslist waardevolle tips verstrekken, en op deze manier het „circuit" be korten. Welstandcommissie. Na de officiële aanvraag bij de gemeente wordt door deze aanvraag met de tekeningen toegezonden aan de regionale of gemeentelijke wel standscommissie. Deze commissie, en we willen dit met zeer veel nadruk stellen, heeft een adviserende taak aan burgemeester en wethouders. De commissie heeft tot taak het plan te beoordelen op de uiterlijke vorm geving en het matriaalgebruik en te zien of één en ander harmonieert met de bestaande bebouwing en het landschap. Economisch gezien hebben zij jammer ge noeg geen taak, zodat het wel eens voorkomt dat door adviezen van de Welstandscommissie het bouwen duur der wordt dan noodzakelijk is! Ook B. en W. zijn gehouden aan de wet. Burgemeester en wethouders dienen, indien niet in afwijking van het bestemmingsplan wordt gebouwd, binnen twee maanden na de datum van aanvraag uitspraak te doen over de aanvraag. B. en W. kunnen deze beslissing 1 maand of ten hoogste 2 maanden verdagen, mits zij de aanvrager daarover schriftelijk bericht sturen met de opgaaf van de redenen. Wat kan er gebeuren bij weigering van een bouw vergunning?. De aanvrager kan dan in beroep gaan bij de gemeenteraad binnen een maand na de afwijzing of weigering of tegen een voorwaardelijke vergunning, b.v. als de voorwaarde gesteld wordt dat rode inplaats van grijze golfplaten e.d. toegepast moeten worden. Kan het welstandsadvies redenen zijn om een bouw vergunning te weigeren? Het advies op zichzelf kan geen reden zijn om de vergunning te weigeren, ook aj wordt in de praktijk soms gezegd: „De welstandscommis sie heeft uw plan niet goedgekeurd." Dit is een foute voorstelling van zaken, ook wel genoemd afschuif systeem! (Zie verder pag. 10)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 7