iT
Dicuran bestrijdt duist
langdurig en effectief.
óók in het najaar!
z;
o
LIGTERMOET
CHEMIE B.V.
D5
ffl
11
'n
keiharde werker
Duistproblèmen in de wintertarwerassen: Clement (Cebeco148),
Caribo, Cyrano, Bongo, Felix en Cama en in ALLE wintergerstrassen, worden
nu effektief en langdurig opgelost door DICURAN. Toepassing zowel
in het najaar als in het voorjaar. DICURAN is in het bijzonder werkzaam
tegen duist, windhalm en straatgras, terwijl óók breedbladige onkruiden als
kamille, muur en veelknopigen goed worden bestreden.
Bij juiste toepassing van DICURAN in de herfst is in het voorjaar geen
bespuiting tegen breedbladige onkruiden meer nodig. In het afgelopen
seizoen was DICURAN weer hèt middel met de langste werking.
14
Grondontsmetten
t.b.v. de aardappelteelt
I )at zal u zeker rendement opleveren. Massage is f~
immers goed voor het herstel van de door grote
wield ruk verziekte akkers. Denk eens aan de ver
houding grimd/water/lucht, behoud van capillairen, I
hetere vertering van organisch materiaal, goede
doorvriezing en verwering, goede aansluiting met
ondergrond en dus minder kans op uitdrogen: goede
wortelontwikkeling. Bovendien kan langer door
gewerkt worden, want snelspitten kan zelfs bij
slechtere w eersomstandigheden.
Technisch gezien: de Vicon snelspitter is
ontworpen voor stoppelen en spitten en biedt in
combinatie met (Iramoxone de oplossing voor het
onderbrengen van een groenbemester. Is snel: 1/2
hectare per uur. Is betrouwbaar dankzij vereen
voudigde konstruktie en praktisch onverslijtbare
lagering. Werkt probleemloos, dus ook onder de
zwaarste omstandigheden. Twee werkbreedtes:
1.75 meter en 2.10 meter.
Interessant? Vraagt u dan nadere informatie
met de bon. I
s: r
C X
*3
Z
a
O)
X
E
x
.5
3
E-
cc
"O
.0)
'2
Vicon Verkoop Nederland B.V.
Nieuw Vennep,telefoon02526-3041
Geregistreerd handelsmerk van Ciba-Geigy A G Basel.
Vraag onze folder of
raadpleeg een Ligtermoet adviseur.
POSTBUS 699 - ROTTERDAM - TELEFOON 010-235420
(Vervol* van pa*. 4)
U HET GEBRUIK VAN GROENBEMESTERS
11 NA DE ONTSMETTING
Door de grondbewerkingen die vóór, tijdens en na de
grondontsmetting noodzakelijk zijn kunnen moeilijkhe
den ontstaan door stuiven of verslempen der grond. Om
deze nadelen zoveel mogelijk te beperken of op te heffen
verdient het inzaaien van een groenbemester (b.v. gras
of rogge) aanbeveling. De inzaai van deze groenbemester
kan bij gebruik van een middel uit groep I of II gelijk
tijdig nu.t het terugploegen en vlakken, maar vóór het
rollen van de grond worden uitgevoerd. In sommige ge
vallen moet rekening worden gehouden met aanvanke
lijke groeiremming of enige schade in deze groenbemes-
ters. Het gebruik van vlinderbloemigen moet voor dit
doel worden afgeraden wegens hun grote gevoeligheid
voor DD. Bij gebruik van een middel uit groep III moet
een wachtperiode van enkele weken in acht worden ge
nomen voordat een groenbemester kan worden gezaaid.
De groenbemester moet in het najaar niet voor veevoeder
worden gebruikt en ook niet worden ingekuild of ge
droogd, o.a. in verband met smaakafwijkingen van de
melk.
2 HET UITVOEREN VAN DE GROND-
I# ONTSMETTING IN TWEE GEDEELTEN
Voor gronden die moeilijk te ontsmetten zijn (zeer dun
ne bouwvoren) of op gronden waarop men in verband
met besmetting een beter effect wil bereiken dan met
een éénmalige toepassing met de onder A genoemde hoe
veelheid middel mogelijk is, verdient een grondontsmet
ting in twee gedeelten van ieder 150 liter middel (van
groep I) of 100 liter middel (van groep II) aanbeveling.
D.w.z. dat de eerste keer 150 liter middel (van groep I)
of 100 liter middel (van groep II) op dezelfde wijze en
onder dezelfde voorwaarden als hierboven genoemd wor
den ingebracht.
Bij het onder G genoemde terugploegen (plus vlakken
en rollen) wordt echter opnieuw eenzelfde hoeveelheid
middel ingebracht. Voor deze 2e injectie verdient dus
de ploeginjecteur de voorkeur. Als voor deze tweede be
handeling echter van de andere typen machines gebruik
wordt gemaakt (op dunne bouwvoren dan echter alleen
de schaarinjecteur) moet de grond onmiddellijk vóór de
ze tweede behandeling op injectiediepte worden terug
geploegd en na de injectie ook weer worden aangerold.
Met middelen uit groep IH is nog geen ervaring opge
daan met gedeelde toepassing.
In gevallen van ernstige besmetting kan een zwaardere
grondontsmetting vaak in twee gedeelten, verplicht wor
den voorgeschreven.
HET WEER IN GEBRUIK NEMEN VAN
J' DE GROND
Als na de uitvoering van de grondontsmetting en het
terugploegen geen groenbemester is ingezaaid dient de
grond tot ongeveer 14 dagen na het terugploegen onge
stoord te blijven liggen. Daarna kan men elke gewenste
grondbewerking uitvoeren. Om voldoende zekerheid
te hebben dat het ingebrachte middel tijdig ontwijkt moet
voor de winter de grond worden geploegd of anderszins
worden opengetrokken. Het planten of zaaien van gewas
sen met bij gunstige weersomstandigheden na de ont
smetting niet binnen 4 weken na de injectie gebeuren
en ook niet binnen 1 week nadat de grond ter ontgassing
is opengetrokken.
Bij gebruik van middelen uit groep I en II bestaat kans
op aarafwijking bij wintertarwe. Naarmate langer wordt
gewacht met zaaien is het risico van opbrengstderving
kleiner. Bij gebruik van middelen uit groep HI is tot nu
toe geen aarafwijking bij wintertarwe geconstateerd. Als
kort na de ontsmetting de bodemtemperatuur sterk is ge
daald en/of als er langdurig regen is gevallen na de ont
smetting moet het tijdstip van zaaien of planten enkele
weken langer worden uitgesteld om schade aan de ge
wassen te voorkomen. Na een ontsmetting mogen in het
zelfde jaar nimmer aardappelen of bieten worden ge
teeld. In verband met smaakafwijkingen doet men er
goed aan aardappelen, geteeld op land waar de vorige
herfst is ontsmet, niet voor consumptie te bestemmen.
L
lié HET MELDEN VAN DE GRONDONTSMETTING
Iedere grondontsmetting ten behoeve van de aardap
pelteelt dient binnen 14 dagen na uitvoering bekend te
zijn op het districtskantoor van de Flantenziektenkun-
dige Dienst in dat gebied. De melding moet gedaan wor
den op de daarvoor bestemde formulieren, die op ge
noemde kantoren verkrijgbaar zijn. Als een grondont
smetting niet is gemeld komt men niet in aanmerking
voor de extra aard appelt eel tmogel ijkhed en na een
grondontsmetting.
OVERZICHT MOGELIJKHEDEN AARDAPPELTEELT
In 1974 kunnen de gewone, voor aardappelmoeheid vat
bare aardappelrassen alleen geteeld worden op plaatsen
waarop:
a. in 1971, 1972 en 1973 geen aardappelen stonden, of
b. voor het laatst in 1971 vatbare aardappelen zijn
geteeld en daarna een grondontsmetting is uitge
voerd en opgegeven bij de Planteziektenkundige
Dienst, of
c. voor het laatst in 1971 een aardappelmoeheidsre-
sistent aardappelras werd geteeld, of
d. voor het laatst in 1972 een aardappelmoeheidsre-
sistent aardappelras werd geteeld en vóór of na dat
gewas een grondontsmetting werd uitgevoerd en
opgegeven bij de P.D.
In 1974 kan een aardappelmoeheidsresistent aardappel
ras worden verbouwd op plaatsen waarop:
a. in 1972 en 1973 geen aardappelen stonden, of
b. voor het laatst in 1972 een voor aardappelmoeheid
vatbaar aardappelras werd geteeld en vóór of na
dat gewas een grondontsmetting werd uitgevoerd
en opgegeven bij de P.D.
(Het bovenstaande geldt niet voor percelen die met
aardappelmoeheid zijn besmet en ook niet voor particu
liere tuinen. Voor deze laatste blijft de oude regeling
voorlopig van kracht: hoogstens een derde deel van de
tuin beplanten en ieder jaar op een ander derde deel).
Nadere inlichtingen worden verstrekt door de P.D. en
Landbouwvoorlichtingsdienst.