Ureum in de rundveevoeding biedt slechts beperkte mogelijkheden Vergadering Produktschap voor Aard appelen 5 C. DEN ENGELSEN C.A.R. GOES Het sterk gestegen prijspeil voor de eiwitrijke voeder middelen plaatst de gedeeltelijke vervanging van eiwit door ureum in de volle belangstelling. Het is al jaren lang bekend dat ureum onder bepaalde voorwaarden ten dele de plaats van ihet eiwit in de rundveevoeding kan innemen. Zo wordt in de V. S. van Amerika meer dan 300.000 ton ureum per jaar voor dit doel aangewend. In Nederland is het gebruik van ureum ter besparing van voedereiwit tot dusver niet op gang gekomen. Dat komt omdat in ons land de rantsoenopbouw van het rundvee een geheel andere is dan in Amerika. Bij ons ligt de nadruk op de winning van ruwvoeders van goede kwa liteit in de vorm van kuilvoer en hooi. Naast deze ruw voeders van grasland heeft ureum geen effect. Wel heeft ureum een duidelijk positieve werking bij voedering van veel eiwitarme granen, vooral mais. Zodanige rant soenen worden in ons land echter niet gevoederd. Bij de gebruikelijke rantsoenen voor melkvee, met volop gras- landprodukten en daarnaast A-brok, heeft het gebruik van ureum geen enkele zin. Wel kan het op z'n plaats zijn in rantsoenen met weinig eiwit. Dat zou dan 't geval kunnen zijn in rantsoenen met veel snij mais, voederbie ten of aardappelen en droge pulp. Proeven met toe voeging van ureum aan snijmaiskuilvoer geven echter een minder goed effect dan toevoeging van ureum aan maiskuilvoer geven echter een minder goed effect dan toevoeging van ureum aan maismeel. Vermoedelijk is in maisensilage ihet aanbod van gemakkelijk omzetbare koolhydraten nog te gering. Wil toevoeging van ureum aan snijmais effect hebben, dan zal dit de beste kansen hebben naarmate de mais in een rijper stadium wordt ingekuild en een hoger droge stof gehalte heeft. De belangstelling om ureum of een mengsel van ureum en mineralen aan snijmais toe te voegen is zeer groot. Uit het voorgaande volgt reeds dat men geen overdre ven verwachtingen van het effect moet hebben. Hoewel voeder-ureum slechts circa 40 ct/kg kost en de toevoe ging gering is wordt per ha snijmais voor circa 100 a 120 toegevoegd. Daar boven komen de kosten van het toevoegen. Ureum moet namelijk zeer gelijkmatig aan de snijmais worden toegevoegd. Toevoeging met de hand of een onvoldoende regelbaar doseringsapparaat is on verantwoord. Immers indien het vee voer moet opne men waarin de ureum onregelmatig is verdeeld is er grote kans op het optreden van ammoniakvergiftiging doordat 'n dier in 'n te korte tijd teveel ureum opneemt. Ureum wordt na opname door het dier zeer snel in am moniak omgezet. Het dier moet daarom niet in zeer korte tijd veel ureumhoudend voer kunnen opnemen. In dit opzicht is toevoeging van ureum aan snijmais wel gunstiger dan aan krachtvoer, mits de verdeling nauw keurig en de dosering niet te groot is. Bij toevoeging van ureum aan snijmais kan op de hakselaar een doseringsapparaat worden geplaatst. Zo als vorig jaar in Noord-Brabant bleek werkt het Franse apparaat „Cocentall" onder droge oogstomstandigheden bevredigend. Het apparaat is echter vrij prijzig en ver hoogt derhalve het oogsttarief. Bij toevoeging van ureum aan krachtvoer is de wijze van aanwending van be lang. Wordt de gehele dag door krachtvoer beschikbaar gesteld zoals bij mestvee wel voorkomt dan kon in een eiwitarm krachtvoermengsel met minder dan 10 verteerbaar ruw eiwit de opname van ureum wel zin hebben. Wordt dit zelfde voer echter naast ruw voer één- of tweemaal daags in aanzienlijke hoeveelheid ge voederd dan is het gevaar aanwezig dat de ureum weer tot de snelle ammoniakvorming aanleiding geeft en dus giftig werkt. Als aan het krachtvoer ureum is toe gevoegd moet dit dan ook duidelijk op de verpakking of label zijn vermeld! Het gébruik van ureumhoudend krachtvoer komt voor mestvee eerder in aanmerking dan voor melkvee, daar aan mestvee relatief meer krachtvoer dan ruwvoer wordt verstrekt. Aan krachtvoer met ten hoogste 10 verteerbaar ruw eiwit zou ten hoogste 2 ureum toegevoegd kun nen worden. Aan snijmaisensilage bij voorkeur ook niet meer dan 2 ureum op de droge stof of 4 van mengsel ureum-mineralen dat voor de helft uit ureum bestaat. Dit betekent voor droge snijmais met 30 ds circa 0,6 ureum op het verse produkt of bij 25 dro ge stof 0,5 or. het verse produkt. Als maximaal te vervoederen hoeveelheden ureum per dag worden genoemd 3050 gram per 100 kg le vend gewicht. Dat betekent dat in de droge stof van het totaal op te nemen rantsoen door mest- of melkvee maximaal circa 1,5 ureum mag voorkomen en dat nog alleen als zowel het ruw- als het krachtvoer weinig eiwit bevatten. Dat zijn rantsoenen met minder dan 10 verteerbaar ruw eiwit in de droge stof of wel een verhouding vre ZW groter dan 1 8. f f .Ét I SAMENVATTING: Bij het gebruik van goede graslandprodukten (kuil voer, hooi), heeft toevoeging van ureum geen zin. Snijmaiskuil is arm aan eiwit en moet met eiwitrij ker voer in de rantsoenen voor mest- en melkvee worden aangevuld. Het gebruik van ureum past bij proeven in binnen- en buitenland niet mee. Het beste effect van ureum naast of in snijmais kuilvoer is te verwachten naarmate de snijmais dro ger is en in een rijper stadium is geoogst (meer zet meel). Toevoegen van ureum aan snijmais is met een do- seerapparaat in de praktijk redelijk goed te verwe zenlijken. Krachtvoer met ureum is gevaarlijker dan ruwvoer met ureum, daar het gevaar groter is dat er in korte tijd veel van wordt genuttigd. Ureumhoudend voer moet steeds zeer geleidelijk worden opgenomen. Aan krachtvoer en snijmais maximaal 2 vre in de ds of met een vre/ZW kleiner dan 8 heeft niet alleen weinig of geen zin maar kan al spoedig tot een am moniakvergiftiging leiden. In verband met zijn pensionering heeft het bestuur van het Produktschap voor Aardappelen in zijn verga dering van 30 augustus afscheid genomen van de direk- teur van de afdeling Konsumptie-aardappelen, de heer J. M. Glotzbach. Tot zijn opvolger werd benoemd ir G. v. d. Berg. Maar voordat dit gebeurde behandelde het bestuur nog een agenda, waarbij o.a. de marktsituatie en de maatregelen, die in België zijn genomen, ter spra ke kwamen. NOG VEEL ONZEKERHEDEN Hoewel er nog geen beursnoteringen worden gegeven, zijn de prijzen de laatste weken wat vaster geworden, aldus de mededelingen bij de agenda, doordat wat lage re opbrengsten worden verwacht dan vorig jaar. Dit komt ook tot uitdrukking in de termijnmarktnotering, die gemiddeld voor de 4e week van augustus was op gelopen tot 21,90. Een redelijk inzicht in de landelijke opbrengsten ontbreekt echter nog; alleen voor Flakkee werd een 10 lagere opbrengst geraamd dan vorig jaar nog afgezien van de gevolgen van doorwas. Dit cijfer mag beslist niet gezien worden als een lan delijk cijfer. Opmerkelijk is wel dat de bintjes dit jaar veel ronder zijn dan andere jaren, wat weer tot gevolg zal hebben dat relatief meer aardappelen zullen voldoen aan de eisen voor de maatsortering. Bij een eventueel lagere opbrengst per ha moet ook rekening worden ge houden met het feit, dat het areaal dit jaar in ons land is uitgebreid. Voor de klei-aardappelen inklusief de vroege en de pootaardappelen is de uitbreiding 7 en voor de zandaardappelen 10 Ook waren er in de mededelingen wat voorlopige ge gevens opgenomen over de arealen in de negen EEG-landen met uitzondering van Italië en Ierland. Voor deze landen zijn de cijfers nog niet bekend, maar wanneer wordt aangenomen dat daar hetzelfde areaal geteeld zal worden als vorig jaar, dan zou het totale areaal in de E.E.G. met ongeveer 3 zijn ingekrompen. Daarbij doet zich dan altijd de onzekerheid voor in wel ke mate deze vermindering gevonden is in de teelt van voeraardappelen. Verder moet bedacht worden dat het gaat om voorlopige cijfers, die dus met de nodige voor zichtigheid gehanteerd dienen te worden. De vele onzekerheden in aanmerking genomen is er dan ook o.i. terecht op gewezen, dat het gewaagd zou zijn om uit een vergelijking van het areaal van dit jaar met dat van 1972 thans reeds konklusies te trekken met betrekking tot het verloop van de marktsituatie in het komende afzetseizoen. DE AARDAPPELPRIJS IN BELGIE Volgens informaties van het roduktschap zou er in België overeenstemming bereikt zijn tussen de land bouworganisaties en de ministeries van Economische Za ken en van Landbouw over een prijsregeling. Deze zou inhouden dat er gewerkt wordt met een maximum te- lersprijs, voor september ƒ15,per 100 kg, die maan delijks verhoogd wordt en een garantieprijs voor de te lers te effektueren door een toeslag aan de telers of door •het uit de markt nemen van aardappelen. De toeslag zou maximaal begrensd worden tot 7,15 per 100 kg. Om dit beleid te realiseren zou België bij lagere prijzen de grens moeten sluiten voor import. De export zal dan zoveel mogelijk moeten worden opgevoerd, hetgeen betekent dat, wanneer de teler tegelijkertijd een toeslag ontvangt, de uitvoer wordt gesubsidieerd. Het handhaven van de maximumprijs kan alleen ge realiseerd worden door de export af te remmen of zelfs stop te zetten. De voorzitter merkte op dat deze regeling veel verder gaat dan voorheen in België gebruikelijk was. Naar zijn mening is zo'n regeling niet mogelijk binnen het kader van de EEG en zeker niet binnen de Benelux-overeen- komst. Hierover is al kontakt geweest met het Ministerie van Landbouw, waarbij is toegezegd dat deze zaak in Brussel aan de orde zal worden gesteld. AFSCHEID VAN DE HEER GLOTZBACH In zijn afscheidsspeech merkte de voorzitter op dat de heer Glotzbach niet alleen afscheid neemt als direk- teur van het Produktschap voor Aardappelen, maar dat hij tevens nog menige andere funktie neerlegt. De voor zitter veronderstelde dat de heer Glotzbach deze dag met bijzonder veel weemoed heeft zien naderen. „U ge noot van uw werk, van uw levenstaak, en daar u zich nog fit voelt naar lichaam en naar geest, kan ik mij voorstellen dat het u spijt uw werk voor het overgrote deel te moeten neerleggen", aldus de heer Van Beuke ring. Hij herinnerde er vervolgens aan, dat de heer Glotz bach, na aanvankelijk in Friesland werkzaam te zijn ge weest, in de oorlogsjaren zijn werkzaamheden naar het westen verlegde om daar een belangrijke rol te spelen bij de distributie van konsumptie-aardappelen. In de eerste na-oorlogse jaren vroeg vooral de export van poot- en konsumptie-aardappelen zijn aandacht. Na 1947 zien wij de overgang naar meer normale tijden en om streeks 1960 een snelle strukturele ontwikkeling. Dit al les overziende kan niet beweerd worden, zoals buiten staanders misschien geneigd zijn te veronderstellen, dat de heer Glotzbach een monotone werkkring heeft ge had. Hoogtepunten in de carrière van de heer Glotzbach noemde de voorzitter zijn benoeming tot direkteur van de sektie Konsumptie-aardappelen van het Bedrijfsschap voor Aardappelen, de benoeming tot direkteur van de sektie Pootgoed van het Bedrijfsschap voor Zaaizaad en Pootgoed en tenslotte, in begin 1956, zijn benoeming tot direkteur van het Produktschap voor Aardappelen, sek tie konsumptie-aardappelen. Ook memoreerde dgs voor zitter zijn belangrijke rol in de Pootgoed-Kontakt-Kom- missie. Door de veelvuldige reizen naar het buitenland voor deze sektor, meende de voorzitter de heer Glotzbach te mogen typeren als reizend ambassadeur, maar dan een ambassadeur, die tevens van alle technische feiten vol ledig op de hoogte was. Na hem te hebben dankgezegd voor al het werk, dat hij heeft verricht, wenste de voor zitter de heer Glotzbach en zijn vrouw, die ook bij dit afscheid aanwezig was, namens het bestuur nog vele goede jaren toe. Vervolgens gaven de vertegenwoordigers van de ver schillende groeperingen in het bestuur, ieder vanuit hun gezichtspunt, uiting van een grote waardering voor het werk van de heer Glotzbach. VALORISATIE VOOROP In zijn antwoord stelde de heer Glotzbach o.m. bij zijn werk steeds voor ogen gehouden te hebben er voor te moeten zorgen dat de valorisatie van de aardappelen op de beste wijze kon gebeuren en zodanig dat alle scha kels daarvan voordeel zouden hebben. Het verheugde hem dat er binnen de landbouw toch wel waardering voor zijn werk is, wellicht door het inzicht dat als het afzetapparaat goed is, dit ook van belang is voor de landbouw. Vroeger werd er veel over tegenstrijdige be langen gesproken. Wij hebben wel geleerd dat wij elkaar nodig hebben. Hij bekende nog graag langer te hebben willen werken voor de pootaardappelen, zijn grote lief de, maar al ver op weg te zijn te aanvaarden dat dit niet kan. Het stemde hem dankbaar dat veel mensen vinden, dat hij zijn werk goed gedaan heeft, wanneer daarbij dan nóg goede verhoudingen bestaan, is dit een reden temeer tot dankbaarheid. In zijn dankwoord betrok de heer Glotzbach ook het sekretariaat en de administratie, waarvan hij steeds veel steun had gekregen. De bestuursleden zegde hij dank voor de prettige verhoudingen, die steeds hebben be staan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 5