Worden er dit najaar kopen doorgehakt VERZEKERINGSINSTELLINGEN VAN DE ZLM Over spaarbrieven gesproken 3 ONS COMMENTAAR Nu de oogst van de meeste „zomergewassen" na een bijzonder vlot verloop weer grotendeels achter de rug is, wordt het tijd ons te richten op datgene wat de land bouw dit najaar te wachten staat. Het is te hopen dat we daarbij evenveel voorspoed mogen ontvangen als deze zomer het geval is geweest Dat geldt dan niet alleen voor de produkten die nog geoogst moeten worden, maar evenzeer voor de vele vraagstukken binnen ons maatschappelijk bestel die op korte termijn om een op lossing vragen. Vraagstukken die in vele gevallen ook van groot belang voor de landbouw zijn. In de eerste plaats wachten we natuurlijk met span ning af wat Prinsjesdag ons zal brengen. Zal het kabi net bij de opstelling van haar begroting voldoende reke ning hebben gehouden met de belangen van de kleine zelfstandige? Wij denken daarbij met name aan maatre gelen in de belastingsfeer en de overheidsuitgaven voor de landbouw in het kader van de struktuurverbetering, dierziektebestrijding etc. Daarnaast zou ook een krachtige aanpak van de loon- en prijsinflatie de boer zeer welkom zijn. Wij zijn over dit alles overigens nog niet erg gerust. Met name de stijging van de collectieve uitgaven vor men een bedreiging voor ons huidige welvaartsniveau. Te weinig is iedere groepering bereid zelf reële offers te brengen en te veel wordt getracht anderen voor de kosten te laten opdraaien. We zullen evenwel moeten beseffen dat ons nationaal inkomen beperkt is en slechts éénmaal kan worden uit gegeven. Willen we toch meer verwezenlijkt zien, dan zullen we öf andere wensen onvervuld moeten laten of ons nationaal inkomen door harder werken aanzienlijk moeten verhogen. Helaas ontbreekt het in de huidige tijd maar al te vaak juist aan de wil om door grotere pres taties te leveren meer ruimte te scheppen om onze vele verlangens in te willigen. Het teruglopen van de arbeidsprestatie per manjaar, vooral in de industriële sector, is ongetwijfeld een van de belangrijkste oorzaken dat zoveel Nederlandse be drijven zich in een zeer moeilijke positie bevinden. EEG-LANDBOUWBELEID Binnen de EEG zal dit najaar vooral de vraag of het Europese landbouwbeleid drastisch hervormd moet worden, aan de orde zijn. Wij hebben ai meermalen la ten blijKen dat in de huidige situatie er geen behoefte bestaat aan grote wijzigingen binnen dit beleid. Het af stemmen van de landbouwprijzen op de wereldmarkt en aanvullende inkomenstoeslagen biedt geen redelijk alter natief, zowel voor producent als consument. Dat houdt uiteraard niet in dat ook de wijze waarop de landbouwprijzen tot stand komen dezelfde dient te blij ven. Ongetwijfeld zal de prijsvaststelling meer op de realiteit en minder op het politiek haalbare afgestemd dienen te worden. In dit EEG-beleid past zeker ook geen verdere tege moetkoming van de Amerikaanse eisen om in het kader van de GAïT-onderhandelingen een deel van onze graan- produktieprijs te geven ten gunste van de Amerikaanse graanboer. Wat de gevolgen daarvan kunnen zijn heeft ons dit jaar inmiddels wel geleerd. Hetzelfde geldt in feite ten opzichte van de suiker. Wij zijn tegen inkrim ping van het Europese suikerbietenareaal ten gunste van de suikerproduktie in ontwikkelingslanden, zolang er geen enkele garantie bestaat dat deze landen aan hun verplichting kunnen voldoen. Dat zou immers een politiek van ontwikkelingshulp be drijven zijn ten koste van de Europese akkerbouw, zon der dat de ontwikkelingslanden er reëel op vooruitgaan. Overigens vragen we ons af of ook hier weer niet de financiële konsekwenties op een bepaalde groep wor den afgeschoven. Alom praat men over ontwikkelings hulp, maar in de praktijk mogen anderen, in dit geval suikerbietentelers, voor de kosten opdraaien. OOSTER- EN WESTERSCHELDE Ook op regionaal niveau dienen op korte termijn een aantal knopen te worden doorgehakt. In de eerste plaats is er natuurlijk de Oosterschelde- kwestie die de qemoederen bezighoudt. Het gaat daar bij om de vraag of het veiligstellen van de levens der aangrenzende bewoners tegen stormvloeden opweegt te gen de door velen gevreesde verslechtering van het mi lieu binnen een afgesloten Oosterschelde. Afsluiting is ook voor ons in dit stadium de enige acceptabele mogelijkheid. Zeker waar naar onze mening de mogelijkheden om in dit gebied ook na de afsluiting een aantrekkelijk milieu te handhaven aanwezig zijn. De landbouw die zelf zo bijzonder gebaat is bij een schoon mnieu, zal ongetwijfeld volledig openstaan voor alle al ternatieve plannen, die binnen het kader van een afge sloten Oosterschelde, voor handhaving van een aantrek kelijk milieu kunnen zorgen. Ook rondom de Westerschelde wachten nog vele vra gen op een antwoord. Zo is de toekomst van Oost Zeeuws-Vlaanderen nauw verweven met de aanleg van het Baalhoekkanaal en de eventuele aantrekking van zeehavenindustrieën. Het is zaak dat hier weliswaar een weloverwogen beslissing wordt genomen, maar dat de streek niet langer dan nodig in het onzekere wordt ge laten. Hoewel op dit moment wat uit het nieuws, ligt èr daarnaast nog steeds een plan voor een vaste oeverver binding over of onder de Westerschelde. Als er één project een stimulans kan geven aan een gebied als Zeeuws-Vlaanderen met een relatief grote werkloosheid, dan is het toch wel de bouw van deze vaste oever/erbinding. Niet alleen worden daardoor tij dens de bouw vele honderden mensen van werk voor zien, maar ongetwijfeld zou dit ook een extra stimulans betekenen voor bedrijven om zich in Zeeuws-Vlaanderen te vestigen dan wel hun vestigingen daar uit te breiden. Wij dachten dat dit project bij uitstek geschikt was om in te passen in een regionaal ontwikkelingsbeleid van Den Haag. LUTEIJN. ai Een groot aantal zojuist afgestudeerde kleuterleid sters, onderwijzers en onderwijzeressen staan voor de klas. Zij hebben hun eerste benoeming aangenomen en zijn zeer enthousiast aan het werk getogen. Na een maand werken ontvangen zij hun eerste maandsalaris. Dat is een belevenis. Een belevenis is ook dat velen reeds bezocht zijn door een assurantieman. Mén tracht bij deze enthousiaste beginnelingen een levensverzeke ring dan wel een spaarbrief af te sluiten. Dat alles gaat dan veelal onder het motief van de hun ten dienste staande rijksregeling welke aan rijksambtenaren c.q. on derwijzend personeel, 25% van de premie aan betrok kene terugbetalen. Dat stimuleert de verkoop. Zojuist schrijft één onzer begunstigers, welke drie jaar geleden als onderwijzer begon, en geheel ondes kundig maar wel zeer enthousiast een spaarbrief voor zijn rekening nam, het volgende: „Ondergetekende heeft precies 3 jaar gespaard en ongeveer ƒ1600,premie voor een spaarpolis betaald. Vanwege de aankoop van een huis wenste ik met deze polis te stoppen en af te kopen. Als afkoopsom kreeg Ik ƒ441,terug. Het restant ƒ1600,minus ƒ441, 1159,mocht dienen als eerste kosten bij de ver zekeringsmaatschappij, zoals provisie tussenpersoon, administratiekosten etc. Mocht u als ZLM hieraan iets kunnen doen dan verneem ik dat gaarne". Tot zover de brief. Ons antwoord kan kort zijn, er is niets aan te doen. De kleine lettertjes worden veelal niet gelezen. Het is daarom dat wij een ieder moeten adviseren eerst de kleine lettertjes te lezen en dan pas de handtekening te plaatsen. SPAARPREMIE OOK OP ANDERE WIJZE TE REALISEREN Nogmaals onder het motief van een rijksspaarregeling probeert men u een verzekering te verkopen. Vele pas afgestudeerden worden bezocht en verbinden zich voor een periode van 15 20 jaar aan een spaarverzekering. Afgezien van het aantrekkelijke dat u 25 van de pre mie als rijksspaarpremie terugkrijgt, is het de vraag of u in 1973 (inflatieproces) nog moet sparen via zo'n spaarverzekering. Met de huidige rente bij de spaarban ken is het waarschijnlijk aantrekkelijker te sparen via uw eigen bankrekening en u komt evengoed voor 25 rijksspaarpremie in aanmerking. Als u uw geld dan no dig hebt dan neemt u het op zonder verlies. Als brief schrijver zijn geld op een bankrekening had gestort dan had hij minstens 1800,»uitgekeerd gekregen en nu slechts ƒ441, Bezint eer gij begint. Als u per se een polis van levens verzekering of spaarbrief wenst te sluiten dan is dat uw zaak. U moet er echter dan wel zeker van zijn dat u niet tot afkoop moet overgaan. Afkoop betekent altijd ver lies. Daar steeds meer rijksambtenaren en onderwijzend personeel tot onze kring van begunstigers gaan beho ren dachten wij dat het een goede zaak was deze waar schuwende woorden te laten horen. Het is en blijft zin vol om erg goed na te denken voor u uw handtekening plaatst, en tot dat stukje denkwerk willen wij u graag aansporen. Mocht het u niet duidelijk zijn vraagt ons dan om ad vies, zij is gratis en objektief. A. W. CEVAAL De eerste wijziging van ons belastinggebeuren voor het jaar 1974 is bekend. Het voorstel van de regering om de drempel wegens aftrek van ziektekosten aan te passen aan het sterk gestegen peil van deze kosten zal zonder twijfel de Staatscourant halen en per 1 januari 1974 zul len wij met (alweer) nieuwe normen moeten rekenen. De drempel werd laatstelijk als volgt berekend: 10 van het onzuivere inkomen doch ten hoogste: f 1800 indien dat inkomen f 40.000 niet te boven gaat; 2500 indien dat inkomen 40.000 te boven gaat. en dit wordt nu: 10 van het onzuivere inkomen doch ten hoogste: 4000 indien dat inkomen 55.000 te boven gaat f 3000 indien dat inkomen f 55.000 nietdoch f 24.000 wel te boven gaat. Om u een indruk te geven van de bedragen beneden welke geen aftrek werd verkregen (de drempel) is het interessant te vermelden dat deze in de jaren voor 1968 bedroeg f 500 en dat deze in de jaren 1968, 1969 en 1970 bedroeg f 750. In 1971 werd de drempel dan f 1800 en f 2500 (of 10 Wat er verder nog veranderd werd gaan toe nu maar voorbij. Het is toch al mooi genoeg. De steeds wisselende getallen in het hoofd te houden is toch al praktisch on mogelijk geworden. Schrijnend is in wezen de motivering voor de voorge stelde verhoging van de drempel waar beneden de kosten van ziekte wel als buitengewone lasten worden aange merkt. We citeren de minister in zijn Memorie van Toe lichting die het Wetsontwerp vergezelt: „De wijziging die de buitengewone lastenregeling op 1 januari 1971 heeft ondergaan, berustte op de gedachte dat uitgaven terzake van ziekte enz. niet tot aftrek als buiten gewone last behoren te leiden voorzover die uitgaven vrijwel bij iedereen voorkomen. De drempel werd zodanig vastgesteld dat een aftrek pas aan de orde kwam indien het bedrag van de verplichte ziekenfondspremie ver schuldigd door een loontrekkende belangrijk werd over schreden. Indien, zoals thans het geval is, het niveau van de zich vrijwel bij een ieder voordoende kosten van ziek te e.d. duidelijk afvnjkt van dat, waarop deze drempel in het verleden is gebaseerd, ligt het voor de hand de drem pelbepaling opnieuw in overweging te nemen. pe bij de behandeling van vorenbedoeld wetsontwerp geconsta teerde stijging van de ziektekosten in de jaren 1965 tot en met 1970 heeft zich ook nadien voortgezet. Zulks kan blij ken uit het navolgende met 1970 beginnende overzicht". De grootheden waarvan voor 1974 is uitgegaan, berus ten op schattingen. Het veronderstelde premiepercentage komt ook voor in de prognose van de Ziekenfondsraad. De premies voor de particuliere ziektekostenverzeke ringen geven over deze periode een gelijksoortige ontwik keling te zien. Deze ontwikkeling heeft ertoe geleid dat het verschil tussen drempel en ziekenfondspremie (res pectievelijk premie ziektekostenverzekering) hoe langer hoe kleiner is geworden en dat opnieuw het gevaar ont staat dat grote aantallen belastingplichtigen een beroep op de buitengewone lastenregeling zullen gaan doen voor uitgave die geen buitengewoon karakter hebben. Een duidelijke demonstratie van de inflatie is nauwe lijks te vinden. De buitengewone lastenaftrek wordt mede bepaald door de ontwikkeling van het prijsniveau van de lonen. De loongrens wordt aangepast en de ziektekosten worden voor een steeds groter bedrag als normaal aange merkt en vormen dus geen buitengewone last. De vraag kan gesteld worden of de druk van ziekte kosten bij niet loontrekkenden niet een enigszins ander karakter draagt, omdat bij de loontrekkende de premie gekoppeld is aan het loon, terwijl de zelfstandige die op een particuliere verzekering is aangewezen te maken heeft met lós van het inkomen staande tarieven. Tot slot een enigszins bittere opmerking. De minister besluit zijn memorie van toelichting met de opmerking ,Jn budgettair opzicht is het wetsontwerp in beginsel neutraal". Waarom dan nu al weer die soesa die elke wij ziging nu eenmaal medebrengt. 1 jan. 1970 1 jan. 1971 1 jan. 1972 1 jan. 1973 1 jan. 1974 Verzekerings 23.200 loongrens 14.850 17.050 18.800 20.090 Premie loongrens 12.480 14200 15.860 17.680 19.500 Premie percentage Maximum 7J5 7.7 82 8.9 9.5 premie 936 1.101 1.300 1.573 1.852 PA AU WE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 3