De ruwvoederbank is een goede schokel tussen producent en consument Vooruitzichten nieuwe aardappeloogst 0 0 9 C. R A. TILBURG P. M. VAN RIJSWIJK Het gaat goed met de vier voerbanken in het Consu lentschap Midden-Brabant. De voerbanken zijn werk zaam in de plaatsen: Udenhout - Boxtel - Gilze en Baarle- Nassau. De oppervlakte snijmais die door deze voer banken „verhandeld" wordt in circa 200 ha en het aan tal deelnemers is 75. De komst van de voerbank heeft de mogelijkheid, om snijmais te telen voor de handel, aanlokkelijk gemaakt. De teler ontvangt een goede prijs voor zijn produkt en de koper-verbruiker is verzekerd van goed voer voor een aanvaardbare prijs. WAT IS EEN VOERBANK? In de voerbank zijn een aantal ruwvoeraankopers ver enigd met een aantal ruwvoertelersverkopers. Deze twee verschillend gerichte ondernemers vormen samen een vereniging die met elkaar afspraken maken over voor waarden verbonden aan de ruwvoederteelt en ruwvoeder aan- en verkoop. Zo worden prijzen en hoeveelheden vastgesteld in on derling overleg en hiervoor worden via de vereniging contracten opgesteld en ondertekend door beide partij en. Deze afspraken worden gemaakt per groeiseizoen en jaarlijks kunnen vooral de prijzen worden herzien. Ook kan de voerbank zelf voedergewassen telen. Hiervoor wordt dan ook zaaiklaar land gehuurd. De afnemers krij gen dan het voer tegen kostprijs. In de praktijk schijnt de contractteelt het best te be vallen. De meeste gegadigden voelen voor deze teelt het meest. EENVOUDIGE ORGANISATIE De vereniging heeft een eenvoudig reglement dat door de leden gezamenlijk is opgesteld. De voornaamste pun ten zijn: 1. Er wordt een werkcommissie gekozen uit de leden. 2. Het opstellen van contracten. 3. Het bepalen van de telers- en afnemersprijs. I 4. Het heffen van een voorschot. De voerbank is eigenlijk een bemiddelingsorgaan tus sen ruwvoertelers en ruwvoeraankopers, welke orgaan uitstekend kan functioneren. Was het aanvankelijk de bedoeling om de omzet van de voerbank uit meerdere soorten ruwvoeder te laten bestaan in de praktijk is het alleen bij de teelt van snij mais gebleven. Andere soorten ruwvoeder zoals gras, aardappelen enz. gaven meer moeilijkheden en hadden niet de opbrengsten aan geld en aan kg voedingswaarde zoals de snijmais. De snijmais bevalt goed bij de voerbanken. De op brengsten zijn hoog en het voer is van goede kwaliteit. De teelt is voldoende overzichtelijk en ook controleer baar. Het voornaamste werk van de commissie is het bepa len van de opbrengst aan kg voedingswaarde van het ge was en het toewijzen aan de deelnemers. De vereniging heeft een begroting van jaar tot jaar; De mais belooft een uitstekende opbrengst te geven ook het lidmaatschap loopt van jaar tot jaar, maar de ondervinding is dat de vereniging een blijvende plaats zal krijgen. De oudste vereniging werkt thans voor het derde jaar. WAT ZIJN DE RESULTATEN? Bij de voerbanken die genoemd zijn, worden de prij zen vastgesteld naar geschatte opbrengsten aan voe dingswaarde, te weten: per kg zetmeelwaarde (ZW) op het veld aanwezig. Deze prijsrichting is gekozen omdat: a. de kopers kunnen begroten of de aankoopprijs goed ligt voor hun omstandigheden. De te verwachten prijzen van andere ruwVoedermiddelen kunnen hiervoor als vergelijking worden genomen; b. het de teler de beste toepasbare vergoeding geeft voor het geteelde gewas. De goede verzorging en het juiste teeltplan worden beloond; c. het voor de vereniging de meest betrouwbare en goedkope opbrengstbepaling is, terwijl ze ook het best controleerbaar is voor beide partijen. Bij de meeste voerbanken is de prijs dit jaar vastge steld op 23 ct per kg ZW veldgewas. De aankoper moet het gewas oogsten, wat met de overige kuilkosten 6 a 8 ct per kg ZW zal kosten. Rekent men hierbij de 10 a 15 procent kuilverliezen, dan zal de prijs voor de verbrui ker liggen op 33 ct per kg ZW gekuild produkt. Voor de teler met een goed gewas snijmais met een geschatte opbrengst van b.v. 7.500 kg brengt een dergelijk gewas 1,725,per ha op. Deze opbrengsten zijn dit jaar zeker geen zeldzaamheden; integendeel: vele percelen zullen beduidend meer opbrengen. Aan de inbrenger van zaai klaar land kan ook door de vereniging een flinke prijs worden betaald. Alle land is natuurlijk geen maislar.d, maar voor iets goeds wordt ook op de laaste gulden niet gekeken. VOOR WIE IS DE VOERBANK BEDOELD? t Bij begrotingen voor goed opgezette, wat kleinere melkveebedrijven blijkt bij de huidige kosten en op brengstenverhoudingen, dat op bedrijven waar op eigen grond b.v 40 koeien met jongvee kunnen worden ge houden, 10 koeien meer, vaak een hoger inkomen geven. Voor de laatste IJ moeien oenoeven weinig vaste kosten in rekening te worden gebracht en brengen in verhou ding weinig meer arbeid met zich mee. Voor dergelijke bedrijven is aankoop van ruw voer en deelname aan de voerbank een goede zaak. Zij zijn dan verzekerd dat zij goed voer krijgen voor een redelijke prijs. Speculeren op de vrije markt van ruwvoer is een te gevaarlijke zaak. Voor grondbezitters die op hun bedrijf gewassen moeten telen voor de handel, kan ook het telen van mais een goede zaak zijn. Speciaal bedrijven die over veel organische mest beschikken, kunnen met lage kosten een flink gewas snijmais telen. Ook zij moeten verzekerd zijn van de afname van hun produkt. Hier voor zijn goede afspraken nodig en een contract met de voerbank geeft allicht voor meerdere jaren een goed houvast. Ook voor grondeigenaren die zelf weinig of geen actief aandeel in de werkzaamheden van hun grond willen besteden, is de voerbank een goede ver zekering om een goede vergoeding voor de grond te ont vangen. WAT BRENGT DE TOEKOMST? Er komt veel „werk" voor de voerbanken. Het kracht voer wordt weer duur en het ruwvoer neemt weer een erg belangrijke plaats in bij de rundveevoeding. De spe cialisatie van de bedrijven gaat steeds door. Menig vee houder wil graag of is economisch verplicht zijn vee stapel uit te breiden. Daar grond kopen of pachten niet mogelijk is en er toch zekerheid moet zijn omtrent de ruwvoederaankopen, is een voerbank voor deze boeren de aangewezen weg. Veredelingsbedrijven die over maisgronden beschikken, kunnen in de voerbanken een goede gesprekspartner vinden voor hun voer. Maar te vens kan ook voor de overtollige mest een goede be stemming worden gevonden. Bezitters van gronden die niet meer aan het normale proces van bedrijfsontwikkeling meedoen, kunnen hun gronden inbrengen bij de voerbank en daar dit soort gronden de laatste jaren sterk toeneemt, zijn door de activiteiten van de voerbank nog vele voordelen te be halen. Bij de voerbank staat voorop het devies: Men ont vangt met zekerheid waar voor zijn geld of geld voor zijn waar. Aan een overzicht van het Produktschap voor Aardappe len ontlenen we de volgende gegevens: DE MARKTSITUATIE Doordat wat lagere ha-opbrengsten worden verwacht dan vorig jaar hebben de prijzen zich de laatste weken goed ge houden en zijn zelfs wat vaster geworden. De Rotterdamse •beurs geeft nog geen noteringen maar aangenomen kan wor den dat de prijs voor Bintje af produktiegebiedi ca. 20, per 100 kg bedraagt. In vergelijking met de eerste beurs noteringen van eind augustus begin september vorige jaren i3 dit bevredigend, genoteerd werd toen 19,50 in 1972, 8,— dn 1971 en 12,75 in 1970 voor Bintje 35/opw. De vastere stemming komt ook tot uitdrukking in de noteringen van de termijnmarkt waarin de voortuitzichten van het bedrijfsleven tot uitdrukking worden gebracht. De volgende cijfers zijn gewogen gemiddelde weeknote- ringen van op de termijnmarkt gedane zaken op april voor Bintje 40/opw. 3e week juni 3e week juM 3e week augustus 1973 16,40 16,90 18,40 1972 17,50 ƒ20,70 25,15 per 100 kg 1971 1970 14,90 16,25 14,55 19,55 19,15 15,60 Naarmate meer gegevens bekend worden over de opper vlakten en een inzicht ontstaat in de opbrengsten en markt verhoudingen gaan de noteringen verder uiteenlopen. Zo zijn de noteringen van juni in hoofdzaak gebaseerd op de kostprijs, terwijil in augustus als bepaalde inzichten over de marktverhoudingen zijn ontstaan de van jaar tot jaar be staande verschillen groter zijn geworden. De termijnmarkt is verdler aangetrokken. Zo werden op 23 augustus voor Bintje 40/opw. zaken gedaan tot 23,50 en voor Bintje 50/ opw. zelfs tot f 29,per 100 kg. De vooruitzichten zijn dit jaar sterk beïnvloed door twee warmteperioden gepaard gaande met droogte. De internationale markt is flauw en grote kopers zijn er niet. Tot 18 augustus zijn rond 10.000 ton aardappelen uit gevoerd waarvan bijna 6.000 ton naar West-Duitsland is gegaan en 1.800 ton naar Zweden. Ook in vorige jaren was de uitvoer in juli en augustus van nog weinig betekenis. DE OPPERVLAKTEN IN NEDERLAND Volgens de voorlopige uitkomsten van de landbouwinven- tarisatie is het areaal kleiaardappelen (incl. vroege en poot- aardappelen) in 1973 4.800 ha d.w.z. 7,4 hoger dian in appelen) is toegenomen met 1.400 ha hetgeen 9,2 bete- 1972. Het areaal zandaardappelen (incl. vroege en pootaard- kent. Gezamenlijk bedraagt de toename 7,9 Het areaal fabrieksaardappelen (incl. pootaardappelen) is gestegen met 1.300 ha, oftewel met 2 Het volgende overzicht geeft een beeld van de areaalont wikkeling gedurende de laatste 10 jaren, waarbij bij de in dexcijfers 1964/1968 is gesteld op 100. Oppervlakte aardappelen (incl. vroege- en pootaardappelen) in ha klei zand samen 1964 56.400 24.800 81.200 1965 56.500 22.700 79.200 1966 60.700 26.200 86.900 1967 67.100 24.900 92.000 1968 66.800 22.000 88.800 1969 62.900 20.000 82.900 1970 69.200 21.500 90.700 1971 67.100 18.000 85.100 1972 64.600 15.200 79.800 1973 69.400 16.600 86.000 Is ingekrompen, zowel in de oude E.E.G. als in de nieuwe lidstaten. De volgende voorlopige cijfers laten dit zien. E.E.G. arealen aardappelen x 1.000 ha 1971 1972 1973 verandering t.o.v. 1972 Nederland 154 149 156 4,7 België/Luxemburg 45 39 45 15,0 West-Duitsland 554 503 481 4,4 Frankrijk 372 336 314 5,4 Italië 238 209 oude E.E.G. 1.363 1.236 Groot Brittannië 256 236 223 5,5% Denemarken 38 29 29 0 Ierland 52 44 346 309 Indien het areaal aardappelen in Italië en Ierland ongeveer gelijk zou zijn dan dat van vorig jaar zouden de cijfers als /olgt zijn oude zes 1.363 1.236 1.205 2,5 nieuwe drie 346 309 296 4,2 9 landen 1.709 1.545 1.501 2,9% Uit deze cijfers blijkt dat het areaal kleiaardappelen dit jaar hoger is dan in de voorafgaande negen jaar. DE OPPERVLAKTEN IN DE E.E.G. Een eerste indicatie voor de verhouding tussen vraag en aanbod in de E.E.G. geeft de grootte van het aardappe'areaal. Behalve van Italië en Ierland zijn de voorlopige areaalcijfers per land bekend waaruit zou moeten worden afgeleid dat het aardappelareaal ten opzichte van vorig jaar weer verder Deze voorlopige onvolledige cijfers geven uiteraard geen enkel houvast voor de marktsituatie in het komende seizoen. In de kringen van het bedrijfsleven bestaat de opvatting dat de Franse cijfers niet juist kunnen zijn omdat ook in Frank rijk zelf de mening overheerst dat in bekende produktiege- bieden het areaal groter is geworden. De oppervlaktecijfers hebben betrekking op alle aardappelen d.w.z. op consumptie aardappelen, pootaardappelen, vroege aardappelen, industrie aardappelen en voeraardappelen. In dit verband moet erop worden gewezen dat niet bekend is in welke mate de voeraardappelteelt is ingekrompen, ter wijl onder invloed van de gunstige marktsituatie vorig jaar verondersteld mag worden dat de teelt op bedrijven en in gebieden die alleen of bijna voor de markt telen zal zijn uit gebreid. Ook mag niet verwacht worden dat de vraag op de internationale markt die vorig jaar een gunstige marktsfeer tot stand bracht, weer zo goed zal zijn en de concurrentie van andere landen weer zo klein zal zijn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 9