X De oogst van onze zaai uien ï-A 1..v® Het onderhoud van bewaarplaatsen 7 - s S.N.Ui.F Middelharnis Van de in ons land geteelde zaai-uien moet 80 a 90 op de buitenlandse markt worden afgezet. Het produkt ondervindt daar veel konkurrentie van uien uit andere Europese landen. Voor een vlotte afzet is daarom een goede kwaliteit van groot belang. Dit moeten we vooral in het oog houden bij het rooien en oogsten, omdat de uien bij deze werkzaamheden gemakkelijk beschadigd worden. Beschadigde uien gaan meestal tot rotting over, waardoor het tarra-percentage sterk kan toenemen. Voorbeelden van de gévolgen van mechanische be schadiging zijn tegenwoordig helaas niet zo moeilijk te geven. Zo kwamen in seizoen 1972/73 einde december vele partijen voor met 1520 uitval als gevolg van wondrot. Bij de hoge prijzen in dat seizoen resulteerde dit uiteraard in grote financiële verliezen. Nu de oogst weer zo vlak voor de deur staat is het goed ons nog eens te bezinnen op een aantal punten, die van groot belang zijn voor het afleveren van een kwalitatief goed produkt. DE ROOIMACHINE Het rooien gebeurt overwegend met de Rumptstad uienrooier. Deze machine kan afhankelijk van de rijen- afstand uitgerust worden met staande of liggende rooi schijven. Bij slordig rooien worden vaak uien kapot gesneden en in- of uitwendig beschadigd. Dit geeft uiteraard ver liezen tijdens de bewaring. Door een nauwkeurige af stelling van de rooischijven op de rijenafstand kan deze beschadiging tot een minimum worden beperkt. Als de rooischijven te diep zijn afgesteld komt er te veel grond in de legger, waardoor de velddroging wordt bemoei lijkt. Rustig rijden (maximum snelheid 3 km per uur) bevordert de kwaliteit van het rooiwerk. Er treedt dan minder beschadiging op, terwijl de zeefkapaciteit van de machine optimaal benut wordt. Behalve met de Rumptstad rooier wordt tegenwoordig ook gerooid met de Amac-aardappelrooier. Van dit merk is zowel een getrokken als een zelfrijdende machine te koop. De iooikapaciteit van de zelfrijdende machine, aangeduid als Amac ZR, is aanmerkelijk groter dan van de overige voor uien gébruikte rooiers. Door de grotere zeefkapaciteit van deze machine komen de uien luchti ger en schoner op de legger te liggen, waardoor minder kans op kleurverlies aanwezig is. Bovendien is het met de Amac ZR piogelijk om het rooien en oprapen in één werkgang uit te voeren, het geen voor de oogst van o.a. vroege uien een groot voor deel kan zijn. VELDDROGEN De huidige bewaarplaatsen hebben niet de vereiste outillage om de uien al direkt na het rooien op te slaan. Om het loof en de halzen enigszins te laten verdrogen is na het rooien een veldddroogperiode nodig. Uit een oog punt van kwaliteit is een dergelijke droging in ons kli maat in feite een noodzakelijk kwaad. De droogduur dient dus zo kort mogelijk te zijn. Dit is alleen mogelijk als de uien in de bewaarplaats in korte tijd goed nage- droogd kunnen worden. Een ventilator met de voor uien gewenste kapaciteit en een goede warmtebron zijn hier voor een vereiste. Indien de bewaarplaats aan deze voorwaarden voldoet kan 'het produkt 710 dagen na het rooien worden binnengebracht. machine naar de meerijdende wagen moet uiteraard de valhoogte zo gering mogelijk zijn. DE OPSLAG Ter voorkoming van ventilatiemoeilijkheden en druk plekken moet het produkt gelijkmatig en niet hoger dan 3 meter worden gestort. Voor het vullen van de bewaar- ruimte gaat daarom de voorkeur uit naar automatisch zwenkende transporteurs of boxenvullers. Evenals bij het rooien dienen ook bij het binnenbrengen alle werktui gen op een zo klein mogelijke valhoogte te zijn afge steld. NADROGEN IN DE BEWAARPLAATS Zodra de opslagruimte gevuld is dient men te begin nen met het nadrogen van de uien. In de praktijk wor den hiervoor verschillende werkwijzen gevolgd. De beste methode is het drogen met warme lucht na een korte velddroogperiode. Onder deze omstandighe den zijn de uien nog vrij groen (vochtig) en is dus een snelle droging nodig. Uitgaande van een storthoogte van 3 meter gelden voor deze droging de volgende eisen: ventilatorkapaciteit: 150 m3 lucht per m3 produkt/uur bij een tegendruk van 30 mm waterkolom. kapaciteit warmtebron: ongeacht de buitentemperatuur moet de warmtebron een opwarming van de lucht tot konstant 30° C kunnen garanderen. maximale droogduiur: 3 dagen of zoveel korter als de temperatuur in de bovenlaag van het produkt is opgelopen tot 25° C. Gezien de nogal zware eisen voor ventilator en warm tebron wordt deze droogmethode helaas slechts op be scheiden schaal toegepast. Veel meer treffen we de dro ging met onverwarmde lucht of met enigszins opge warmde lucht aan. Het nadrogen van met onverwarmde lucht is wel mo gelijk, doch dan moeten de uien bij het binnenbrengen goed droog zijn. Na een geslaagde velddroging kan dan Zorg voor een juiste afstelling van de rooischijven. Met een haspel voor de zeefketting verloopt het oprapen vlotter, waardoor minder beschadiging optreedt. TIJDSTIP VAN ROOIEN Uit een in 1972 uitgevoerde rooitijdstippenproef bleek dat rooien bij nog volledig groen loof geen optimale op brengst geeft. Bovendien moet een dergelijk produkt te lang op het veld blijven liggen om de juiste hoedanigheid voor opslag te verkrijgen. Bij een lange velddroogperio- de treedt er vrijwel altijd kwaliteitsverlies op. Het rooien van een volledig afgestorven gewas resul teerde dit uiteraard in grote financiële verliezen. Nu de oogst weer zo vlak voor de deur staat is het goed ons nog eens te bezinnen op een aantal punten, die van groot belang zijn voor het afleveren van een kwali tatief goed produkt. Het reeds lang geadviseerde rooitijdstip n.l. als ge deelte van het loof is afgestorven, bleek ook in deze proef weer het juiste tijdstip te zijn voor het behalen van het grootste netto-rendement. HET OPRAPEN Voor het oprapen van uien kunnen in principe alle typen aardappelverzamelrooiers gebruikt worden. Van wege de geringere kans op beschadiging hebben de ket- tingverzamelrooiers echter veruit de voorkeur. Bij het oprapen lijden de uien het meest bij het opnemen van de leggers en van het storten op wagens of in kisten. Als aan de opraapmachine geen voorzieningen voor het opnemen van de uien worden getroffen is de kans op beschadiging erg groot. De uien blijven dan voor de zeefketting rollen, waardoor kneusplekken op het pro dukt ontstaan. Dit is te voorkomen door vóór de zeefket ting een opraaprol of haspel aan te brengen. De draai snelheid van de haspel moet dan wel aangepast zijn aan de rijsnelheid van de machine. Om dezelfde reden is het nodig, dat alle kettingen steeds vol met uien liggen. Dit is alleen te bereiken als de snelheid van de kettingen is aangepast aan de rijsnel heid van de machine. Bij het transport van de opraap- na 3 a 4 weken konstant ventileren worden aangenomen dat voldoende vocht is afgevoerd. Het moeilijke punt bij deze werkwijze ligt bij de velddroging. Het is in ons kli maat namelijk slechts zelden mogelijk om zelfs na een lange velddroogperiode (2 a 3 weken) een voldoende droog produkt binnen te halen. Het is daarom aan te bevelen de in te blazen lucht wat op te warmen teneinde het drogend effekt te ver groten. In de meeste gevallen is een verwarming van de buitenlucht met 5° C reeds voldoende. Voor het behoud van de huidkwaliteit is het ventileren met lucht van meer dan 20° C onder deze omstandigheden af te raden. Zodra de hals van de uien geheel droog is dit is het geval als deze bij wrijving tussen duim en wijsvinger niet meer rolt kan de droging beëindigd worden. De minimum ventilatorkapaciteit voor deze werkwijze be draagt 150 m3 lucht per m3 produkt/uur bij een tegen druk van 20 mm waterkolom. Aan een zwaardere venti lator ('b.v. 150 m3 lucht per m3 produkt/uurVij een te gendruk van 30 mm waterkolom) moet evenwel de voor keur worden gegeven. J. H. VAN NIEUWENHUIZEN. C.A.R. - Goes. Om mogelijke teleurstellingen bij de bewaring van aardappelen en uien te voorkomen, is het verstandig om de bewaarplaats grondig na te zien. Hieronder vol gen een aantal punten waarop speciaal gelet moet wor den. 1. Controleer al het houtwerk, zoals de wanden, de in- laatluiken, de interne ventilatiekokers, de latten- roosters en de luchtkanalen. In veel oude bewaar plaatsen zijn met name de lattenroosters en soms ook de bovengrondse luchtkanalen aan vervanging toe. 2. Controleer ook het houtwerk en de isolatie van de zolders of de plafonds. Door de vochtige omstandig heden in een bewaarplaats kan ook hier vervanging nodig zijn. 3. Controleer de sluiting van de deuren en de luiken. In veel gevallen zijn de tochtstrippen in de sponnin gen volledig versleten. Hierdoor komt door tocht veel koude en warme lucht in de bewaarplaats. 4. Controleer de bevestiging van de ventilatoren in de interne ventilatiekokers en de ventilatiekisten. Eén en ander is soms los getrild. 5. Controleer de gazen horren en de sloten vóór de ventilatoren. In veel gevallen ontbreekt één en an der! 6. Controleer de ventilatoren op roest en kiemrem- mingsmiddelen. Vooral bij de toepassing van kiemremmingsmidde- len in „gasvorm" vinden we op ;de bladen van de ventilatoren een harde laag aangekoekt. Deze laag moet beslist geregeld worden verwijderd (slijtage van de lagers) 7. In bijna alle gevallen worden tegenwoordig zelf- smerende lagers toegepast. Controle hierop is ge wenst, wanneer ventilatoren lange tijd niet zijn ge bruikt of wanneer de herkomst niet precies bekend is. Verder zijn er moeilijkheden mogelijk, wanneer vóór de ventilatoren een verwarmingsbron is ge bruikt 8. Na een aantal jaren is het verstandig om Uw instal lateur de hele electrische installatie eens na te laten zien. 9. Elk seizoen moeten de regelapparatuur en zeker de thermometer(s) gecontroleerd en opnieuw geijkt worden. De thermometer kunt U laten ijken bij de leveran cier of door zelf een goede ij kthermometer te kopen. 10. Controleer alle binnen- en buitenwanden nog eens zorgvuldig. Misschien is het beter om de storthoogte wat te beperken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 7