Opraapmachine en
hogedruk ooraappers
geven vlasteelt
nieuwe mogelijkheden
Is het onderploegen
van stro aantrekkelijk?
7
De traditionele oogstwerkzaamheden bij vlas plaatsen een
modern gemechaniseerd akkerbouwbedrijf voor grote moei
lijkheden. Er is geen personeel voor het handwerk bij pluk
ken, opbokken, schelven en laden. Zelfs het mechanisch
plukken heeft het vlas niet een vaste plaats in het bouw
plan kunnen terugbezorgen. Met de komst van de nieuwe
opraaphaagmachine en de hogedruk opraappers lijken even
wel gunstige voorwaarden geschapen om de belangstelling
voor de vlasteelt op te vijzelen.
TWEE SYSTEMEN VAN VLASVERWERKING
Vlas kan volgens verschillende systemen worden ver
werkt. De belangrijkste systemen zijn het verwerken van
gedauwroot vlas en van groen vlas. Het groene vlas wordt
in de fabriek geroot. De oogst van gedauwroot vlas kan
reeds volledig machinaal worden uitgevoerd. Voor Neder
land worden echter de omstandigheden voor het dauwroten
ongunstig genoemd.
Voor groen vlas verkeert de mechanisatie nog in een be
ginstadium. De werkzaamheden omvatten drie onderdelen:
trekken of plukken, hagen en persen. Een plukmachine die
het vlas in het zwad legt is reeds enige jaren in de praktijk
beproefd. De haagmachine de officiële naam luidt: op
raaphaagmachine en de hogedrukpers moeten in de prak
tijk hun kwaliteiten nog bewijzen.
OPRAAPHAAGMACHINE
Een oude, vooral in België toegepaste werkwijze bij de
oogst is het vlas in „handvollen" trekken, op de grond leg
gen en een dag later in hagen plaatsen. Deze hagen hebben
een lengte van 2,5 m. Het vlas in de hagen is alleen via
de worteleinden in contact met de grond. Het aantrekken
van vocht uit de grond is daardoor minimaal. Doordat de
hagen boven tegen elkaar aanleunen, ontstaat een „dak-
vorm" waardoor het water niet indringt.
In de praktijk was gebleken dat in zwaden gelegd vlas
zich bij machinaal verwerken zich gemakkelijk laat transpor
teren mits de aanvoer niet onderbroken wordt. Het vlas kan
onder allerlei hoeken worden gekeerd door middel van een
transportband en geleidestangen. Deze gegevens en de er
varingen met de Belgische haagmethode zijn de uitgangs
punten geworden bij het bouwen van de opraaphaagmachi
ne. Deze machine neemt twee zwaden op, die tijdens het
transport in de machine niet wordien onderbroken. De zwa
den worden over een bepaalde hoek gedraaid en daarna met
de kopeinden tegen elkaar geplaatst. Na deze bewerking is
een ononderbroken haag ontstaan met een tophoek van 60°.
De viaszwaden waaruit een haag wordt opgebouwd moe
ten met de worteleinden naar elkaar toe liggen.
De opraaphaagmachine is ontwikkeld door het Instituut
voor Landbouwtechniek en Raaionalisatie (ILR) te Wage-
ningen. N.V. Machinebouw „De Blaak" te Heinenoord heeft
de eerste proefmachine gebouwd. Ter Borg en Mensinga's
Machinefabriek N.V. te Appingedam heeft de tweede en
verbeterde opraaphaagmachine gebouwd die nu in de prak
tijk wordt uitgeprobeerd.
HOGEDRUK OPRAAPPERS
Het vlas dat met de opraappers in hagen is gezet moet
daarna worden verzameld in bossen of balen. De haag wordt
door een speciale opraper opgenomen en in de machine ge
voerd. Tijdens het transport door de machine blijft het vlas
rechtop met de bol naar boven en komt ook op deze wijze
in het perskanaal en dus in het pak. Het perskanaal is 40
cm breed en 105 cm hoog. In de ingang van het perskanaal
kunnen geen messen worden gebruikt voor het verkrijgen
van een scheiding omdat het vlas daardoor te veel bescha
digd zou worden. Om toch scheidingen in die vlasstroom te
krijgen is de opraappers voorzien van een scheidingsmecha
nisme na de opraper. Er kunnen pakken worden gevormd
tot een gewicht van ca. 40 kilo.
De opraappers is gebouwd door Ter Borg en Mensinga's
Machinefabriek N.V. te Appingedam op aanwijzingen van
het ILR.
Met de brede plukker, de opraaphaagmachine en de hoge
druk opraappers is nu een vlasoogstmethode verkregen,
waarin het handwerk volledig is verdwenen. Het aantal man
uren per ha is tot een minimum teruggebracht. Deze metho
de zal ertoe moeten leiden dat het verbouwen van vlas voor
de Nederlandse landbouw aantrekkelijker wordt. Het vlas
kan dan weer een plaats in de vruchtwisseling verkrijgen.
J. KODDE, C.R.A. - Goes
Wanneer de stroprijzen laag zijn vragen veel graan-
telers zich af of dit bijprodukt de kosten van het persen
en afvoeren nog wel waard is. Is onderploegen of zelfs
verbranden dan niet een veel betere oplossing? Enkele
punten die in dit verband van belang zijn willen we in
dit artikeltje wat nader toelichten.
DE WAARDE VAN STRO VOOR DE GROND
Het is heel moeilijk om de waarde van stro als organische
stof leverancier van de grond exact vast te stellen. Verschil
len in grondsoort en bouwplan zullen op het ene bedrijf een
ander effect geven dian op het andere. Op bijna alle bouw
land in het Zuidwesten zal extra toevoer van organische
stof een gunstige invloed hebben op het opbrengstniveau
van de gewassen. Deze extra toevoer kan plaatsvinden in
de vorm van dierlijke organische mest, groenbemesters en
eventueel ook in de vorm van stro. Toevoer van stro kan
zwaardere gronden losser en beter bewerkbaar maken en
lichtere gronden minder slempgevoelig.
Bij vergelijking van groenbemesters wordt voor de waarde
van de organische stof vaak een stelpost ingecalculeerd van
0,03 per kg. Wanneer we deze waardie in stro even hoog
mogen nemen dan geeft dit bijvoorbeeld voor 1 ha tarwe
met een stro-opbrengst van 5.000 kg het volgende beeld:
organische stof 4.000 kg k f 0,03 120,00
mineralen: 10 kg P2O5 f 0,80 8,00
70 kg K20 0,35 ƒ24,50
32,50
Bruto waarde van ondergeploegd stro 152,50
De gehaltes aan kalk en magnesium hebben we verwaar
loosd omdat die vrij laag zijn en voor veel gronden niet
direct actueel.
In vergelijking met een groenbemester geeft stro geen
doorworteling van de grond. Verder is de C/N-verhouddng
van stro ruimer. Toch zijn op diverse proefvelden met de
toevoer van stro aantrekkelijke opbrengstverhogingen ge
constateerd. Op de Lovinkhoeve te Marknesse is in de jaren
1955 t/m 1971 stro onderploegen vergeleken met alleen
kunstmestbemesting. Bij het gewas aardappelen gaven de
stro-objecten, bij de optimale N-giften, opbrengstverhogin
gen variërend van 1.000 tot 5.800 kg per ha. Op de Van
Bemmelenhoeve in de Wieringermeer gaven de objecten met
graanstro over die periode 1954 t/m 1965 gemiddeld 8,1
meer opbrengst dan de objecten met alleen kunstmest.
Bij het onderploegen van stro Is hakselen en goed verdelen
gewenst. Dit hakselen kan zowel direkt op de maaidorser
als in een aparte werkgang gebeuren.
WIJZE VAN AANWENDING
Van het onderploegen van stro is alleen een gunstig
effect te verwachten als hieraan de nodige zorg en ook kos
ten warden besteed. Laat men dit na dan zal stro vooral
op de zwaardere gronden zelfs negatief kunnen werken. Van
bijvoorbeeld vlas is ook wel geconstateerd dat dit gewas
ongunstig reageert op een minder goede stro aanwending.
Stro verteert moeilijk en vraagt bovendden bij vertering
in verband met de ruime C/N-verhouding extra stikstof. Een
eerste eis bij het achterlaten van stro op het land is dat het
wordt gehakseld en zo goed mogelijk over het land verdeeld.
Naarmate de maaidorsers breder worden geeft dit laatste
meer problemen. Wordt het stro niet gehakseld maar alleen
gespreid!, dan is de vertering onvoldoende en ontstaan moei
lijkheden bij; een eventuele stoppelbewerking en bij het win-
tervoorploegen. De beste oplossing is hakselen over een
groenbemestingsgewas. De vertering komt dan in de groen
bemester al goed op gang. Bij hakselen over kaal land is
oppervlakkig door de grond werken gewenst. Voor een
goede menging van grond en stro zijn meerdere bewerkin
gen nodig.
Wanneer men begint met het onderploegen van stro dan
vraagt dit per ton stro ongeveer 7 kg stikstof extra. Het
volgende gewas moet dus wat zwaarder worden bemest om
dat voor de omzetting van het stro stikstof aan de grond
wordt onttrokken. Deze extra stikstof kan over een gras-
groenbemester of als in dat zelfde jaar nog een gewas wordt
ingezaaid, bijvoorbeeld koolzaad, reeds in de nazomer wor
den gegeven. Op andere gewassen kan dit normaal in het
volgende voorjaar gebeuren.
Een toename van bijvoorbeeld) graanziekten door het on
derploegen van stro is niet geconstateerd.
VERBRANDEN
Door het stro te verbranden verdwijpen stro en stropro
blemen als een lopend vuurtje van het veld. Deze oplossing
spreekt dan ook een aantal mensen wel aan. Toch is dit ver
branden bijna nooit aan te bevelen. Enkele bezwaren van
deze methode zijn:
Alle organische stof, ook die van een groot deel van de
stoppelresten, gaat verloren.
Verbranden gaat alleen goed bij droog weer en dan is
dit i.v.m. belendende percelen bepaald niet zonder risi
co's. Vorig jaar zijn er diverse zeer onaangename schade
gevallen voorgekomen.
Rookontwikkeling kan de veiligheid van het verkeer in
gevaar brengen.
De vrijkomende mineralen komen in stroken op het land
waardoor deze eigenlijk niet meer goed zijn te benutten
en zelfs een ongelijk bemestingseffect kan ontstaan.
Het loonwerktarief voor stro hakselen is f 55,per ha.
Verminderen we bovengenoemde bruto waarde van het stro
met deze kosten voor hakselen dan gaat met het verbranden
toch nog zo'n 100,— per ha verloren.
SAMENVATTING
De op het bedrijf aanwezige arbeid en machines bepalen
mede de prijs waarvoor men het stro nog kan oogsten.
Stro onderploegen kan opbrengstverhogend werken mits
het stro wordt gehakseld en ook verder aan deze aan
wending de nodige zorg wordt besteed.
Onvoldoende verdelen en onderwerken kan vooral op
zware gronden en op daarvoor gevoelige gewassen ge
makkelijk negatief werken.
Het verbranden van stro is niet aan te bevelen.
DE OMSCHAKELINGSREGELING
RUNDVLEESPRODUKTIE
„Het is de bedoeling het aantal melkveehouderijbedrijven
te verminderen en de produktie van rundvlees te bevorde
ren". Aldus ir. P. Hoogschagen van de direktie Veehouderij
en Zuivel onlangs in de radiorubriek van het ministerie van
landbouw en visserij.
De heer Hoogschagen stelde dit in een vraaggesprek over
de nieuwe „omschakelingsregeling" die naar alle waarschijn
lijkheid 1 oktober a.s. ingaat. 'Deze regeling die bij E.E.G.-
verordening is vastgesteld, omvat de invoering van een stel
sel premies voor de omschakeling van melkveestapel op
rundvleesproduktie. Het Ontwikkelings- en Saneringsfonds
voor de Landbouw, dat met de uitvoering van de regeling
in ons land zal worden belast, draagt 50 van de kosten
van dit premiestelsel terwijl de andere 50 voor rekening
van het Europese landbouwfonds komen. Ofschoon het er
momenteel op lijkt dat de rundvleesmarkt voldoende aanbod
heeft, moet in de toekomst toch een duidelijke toename van
de vraag in de Gemeenschap verwacht worden. De E.E.G.-
Raad van Landbouwministers heeft de volgende uitgangs
punten geformuleerd.
Voor de omschakelingsregeling komen veehouders in aan
merking die kunnen aantonen dat zij bij de landbouwtelling
in mei van dit jaar ten minste elf melk- en kalfkoeien hadi-
den.
Bedoelde veehouders kunnen een premie krijgen op de
volgende voorwaarden:
zij mogen vier jaar geen melk of zuivelprodukten meer
afleveren of kopen. Dit betekent vrijwel altijd, dat zij
him melkkoeien en de dieren bestemd voor de melkvee
houderij zullen moeten gaan verkopen;
zij moeten echter wel rundvee blijven aanhouden tijdens
die vier jaren: n.l., in grootvee-eenheden uitgedrukt,
minstens evenveel vee als zij in mei van dit jaar in
totaal, dus ook aan kalveren en pinken, hadden. Dat vee
moet bestemd zijn voor de produktie van rundvlees.
Kalfsvleesproduktie komt voor deze regeling niet in aan
merking. Bij de berekening van het totale aantal grootvee-
eenheden worden daarom de kalveren jonger dan een half
jaar niet meegeteld, zowel vóór als na de datum van om
schakeling. Ook drachtige vaarzen zijn uitgesloten. De die
ren tussen een half ën één jaar oud worden gerekend voor
een halve grootvee-eenheid, alle dieren ouder dan één jaar,
uitgezonderd dus de drachtige vaarzen, gelden als één groot
vee-eenheid. Ook op de produktie van schapevlees is deze
omschakelingsregeling van toepassing. Ooien van 12 maan
den en ouder worden op 0,15 grootvee-eenheid' gesteld.
De premie die uitbetaald wordt bedraagt 7,5 RE, d.i
27,15 per 100 kg melk, die in de periode van mei 1972 tot
mei 1973 is afgeleverd. De afrekeningen moeten worden
overgelegd. Heeft een veehouder ongeveer 4.000 kg melk
per koe aan zijn fabriek afgeleverd, dan is de premie te be
cijferen op bijna 1.100,per koe. Deze premie zal in drie
termijnen worden uitbetaald1. De helft wordt uitbetaald bin
nen zes maanden nadat de overeenkomst tot omschakeling
.is getekend. Een kwart wordt betaald ruim een jaar na on
dertekening en het laatste kwart drie jaar erna.
De regeling is vooral van belang voor bijv. akkerbouw
bedrijven die ook nog een tak melkveehouderij hebben, maar
deze door gebrek aan voldoende grond en/of gebouwen te
weinig kunnen uitbouwen, specialiseren of rationaliseren
Mestveehouderij kan op zo'n bedrijf veelal beter passen. De
premie is dan misschien een steuntje om deze bedrijfsaan-
passing door te zetten.
Geïnteresseerden kunnen zich te zijner tijd als gebruike
lijk wenden tot de D.B.H., de districtsbureauhouder van de
Stichting tot Uitvoering van Landbouwmaatregelen. Zodra
het bestuur van het O.- en S.-fonds de in ons land uit te
voeren maatregelen heeft genomen zal hierover mededeling
worden gedaan.