KNLC Krisis in S.E.R.-beraad Bij het nieuwe schooljaar Belang van pool-afzet neemt nog steeds toe Een jaar langer naar school Het overleg in de Sociaal Economische Raad is de vo rige week, voor de tweede maal dit jaar, in een krisis- achtige situatie terecht gekomen. Eerder dit jaar meende het N.V.V. daarin gevolgd door het Nd4.V. zijn deelname aan het werk van de Raad en van de Stichting van de Arbeid te moeten op schorten. De Centrale Werkgeversorganisaties zo werd gesteld gedragen zich niet loyaal bij de toepassing van het centraal akkoord 1973. Inzet van het conflict was de centen/procenten-kwestie bij het doorvoeren van loonsverbeteringen in de c.a.o.'s. OOK KROONLEDEN ZWARTE SCHAAP De vorige week meenden de raadsleden aangewezen door het N.V.V. niet te kunnen meewerken aan de vast stelling van het 18e halfjaarlijkse rapport over de eco nomische situatie. De inhoud van dit rapport stond het N.V.V. niet aan omdat te weinig rekening was gehou den met de opvattingen van de vakbeweging. oenaive ae werxgevers moesten nu ook de kroonleden het ontgelden. Hun werd verweten eraan te hebben mee gewerkt dat het conceptrapport was geworden tct een „aangevertje" voor de werkgevers om zich straks bij het overleg over mogelijke centrale afspraken voor 1974, af te zetten tegen de verlangens van de vakbeweging. Een verwijt overigens dat niet voor serieus kon door gaan. Dit keer evenwel werden de N.V.V.-leden in hun besluit het overleg te verlaten niet door hun collega's van het N.K.V. gevolgd. De houding van de N.V.V.-leden valt moeilijk te rij men met de positie welke een SJ2.-R.-lid inneemt. Im mers ieder lid wordt geacht aan de discussies in de Raad deel te nemen zonder last of ruggespraak van zijn ach terban. Dit- is de formele kant. Maar de praktijk is dat regelmatig met de organisaties die de leden aanwijzen over bepaalde onderwerpen wordt gesproken voordat in een Raadsvergadering besluiten tot stand komen. BETREKKELIJKE WAARDE De waarde van het z.g. voorjaarsrapport dat uiteinde lijk tot stand kwam moet om meer dan één reden in twijfel worden getrokken. Het bevat geen concrete aan bevelingen. Bepaalde uitspraken dragen een compromis achtig karakter. Aan de inhoud is feitelijk niemand ge bonden. Dus ook de vakbeweging niet, die dit overigens reeds duidelijk heeft doen blijken. Het rapport kjvam bovendien te laat om nog van invloed te zijn op het re geringsbeleid voor het jaar 1974; waarover het parle ment zich weldra zal kunnen uitspreken. Intussen is door de gang van zaken in de S.E.R. scha de toegebracht aan het overleg op centraal niveau. Van werkgeverskant is hierop gewezen. Maar ook in de kring van de kroonleden wordt de vraag gesteld of deelneming aan 's-Raadswerk nog wel zin heeft. Een jammerlijke ontwikkeling voor de instandhouding van het centraal overleg dat in het verleden meestal goede vruchten af wierp en dat onmisbaar is wil men voorkomen dat ons land op sociaal economisch gebied in een chaos verzeild raakt. Helaas lijkt het in de S.E.R. steeds moeilijker te wor den om tot een objectieve analyse te komen van de pro blemen waarvoor wij in conjunctureel opzicht op een gegeven moment staan. Het opstellen van objectieve diagnoses moet worden gezien als een eerste vereiste om vervolgens in gezamen lijk overleg beleidslijnen te kunnen uitstippelen. Ook het vraagstuk van de inkomenspolitiek vraagt een ge degen onderzoek om waar nodig wijzigingen in de inkomensverdeling te bevorderen. De moeilijkheid is evenwel dat de S.E.R.-leden in het bijzonder aan werk nemerskant te veel gebonden zijn aan de opvattingen van de achterban. Dit belet hun in feite mee te werken aan objectieve uitspraken in ons hoogste orgaan van ad vies. VAKCENTRALES BONDEN Het heeft er veel van weg dat niet langer de vakcen trales, maar de bonden het voor het zeggen hebben. Maar wie weet zijn het straks de werknemers in de on dernemingen en bedrijven die niets meer willen weten van de bonden. Verschenen voorjaar bleek de positie van de ondernemingsraden ten opzichte van die van de bonden hier en daar al in het gedrang te komen. POSITIE S.E.R. De omstandigheden van vandaag hebben er toegeleid dat de S.E.R. in feite is lam gelegd. Dit blijkt ook uit de vertraging welke een aantal werkzaamheden van de Raad de afgelopen maanden hebben ondergaan. Er wordt wel eens gezegd dat de invloed van de S.E.R. te groot zou zijn en dat hierdoor het parlement teveel voor de voeten wordt gelopen. De ervaring van vandaag leert dat een dergelijke opvatting onder de huidige om standigheden niet goed strookt met de feiten. Wij zijn het er dan ook mee eens dat de Raad zich op haar positie en taak nader gaat beraden. N. A. V. Op 1 augustus j.l. is het nieuwe schooljaar officieel begon nen. Voor verschillende vormen van onderwijs is dit een bijzonder jaar. Het lager beroepsonderwijs bijv. heeft nu over de gehele linie een vierjarige cursusduur. Een aantal scholen voor voortgezet wetenschappelijk onderwijs (gym nasium en atheneum) kent vanaf nu het zgn. ongedeelde v.w.o., hetgeen wil zeggen dat de vanouds a en b richtingen in de vierde en vijfde klas van deze scholen worden afge schaft. Deze beide nieuwigheden duiden duidelijk aan dat de onderwijsvernieuwing nog steeds bezig is en ook nog niet spoedig een einde zal nemen. MIDDENSCHOOL Uit de pers hebben wij kunnen vernemen dat de Minister van Onderwijs van plan is om met ingang van 1974/1975 een aantal experimenten te beginnen met de middenschool. In de loop van het volgende jaar zal een tiental scholen wor den uitgenodigd om aan zo'n experiment mee te doen. Ook wat dit betreft valt het op dat steeds meer wordt gestreefd naar een horizontale structuur binnen het voortgezet onder wijs, waardoor de schotjes tussen de verschillende school typen wat lager zullen worden gemaakt of helemaal zullen worden weggebroken. In het algemeen kan men zeggen dat er duidelijk wordt gestreefd naar een verdere stroomlijning van de structuur van het voortgezet onderwijs, niet alleen van de buitenkant, maar ook van binnen. VIJF JAAR MAMMOET De Mammoet is net 5 jaar oud. Wat hebben die 5 jaar ons kunnen leren? Wat is er van de nieuwe plannen terecht gekomen en in welk opzicht zou er meer hebben kunnen gebeuren? Op verschillende onderdelen bestaat er achteraf kritiek. Zo kan men constateren dat de brugklas vaak niet als zodanig functioneert. Ook kan men zien dat er betrek kelijk weinig gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om scholengemeenschappen te vormen, en daar waar zij wel zijn gevormd is het de vraag of zij als een scholengemeen schap d.w.z. als een eenheid functioneren. Ondanks de instelling van studielessen en van taakuren voor leraren is het de vraag of van dit soort nieuwigheden voldoende en op de juiste wijze gebruik is gemaakt. Deze opmerkingen overziende kan men tot de conclusie komen dat de Mammoetwet en de bijbehorende maatregelen ons in het algemeen voldoende ruimte hebben geboden om het on derwijs te vernieuwen. De instrumenten zijn gegeven, maar de vraag is of er voldoende goed gebruik van is gemaakt. En als dat inderdaad niet het geval is, waar kan dit dan aan liggen. Onze indruk is dat terwijl de wettelijke structuren zijn aangebracht, te weinig is gekeken naar de vraag of de men sen in het veld de leerkrachten, schoolleiding enz. voldoende opgewassen zijn geweest tegen alle op hen afkomende ver anderingen. De wijze van kennisoverdracht, van vorming, de doelstelling van het onderwijs: dit zijn zaken waarover te weinig in de praktijk is nagedacht. Het ontbrak de leraren enerzijds aan opleiding, anderzijds aan tijd om in de vorm van bijscholing dieper op deze zaken in te gaan, terwijl bovendien de geboden leerstof vaak nog onvoldoende was vernieuwd. Het wordt tijd dat in deze tweede fase van de vernieuwing van het voortgezet onder wijs bijzondere aandacht wordit besteed aan zaken als leer stofplanning, didaktische aanpak van het onderwijs, samen werking tussen leraren met verschillende vakgebieden, pro- jektonderwijs, toepassing van moderne hulpmiddelen. Het is daarbij van het grootste belang dat de scholen zelf bij deze nieuwe ontwikkeling worden betrokken, en dat niet als het ware van bovenaf de ontwikkeling over de hoofden heengaat. POSITIEF Toch heeft de Mammoetwet in zijn eerste lustrum ook veel goeds gebracht. Wij zijn van mening dat het een juiste be slissing is geweest om in 1968 de Wet van kracht te doen worden, ook al gingen er toen stemmen op om de invoering «ïog een jaar uit te stellen omdat het onderwijs er niet rijp voor zou zijn. Het feit dat de veranderingen zijn ingezet, heeft op zichzelf al de waarde dat er dynamiek is ontstaan in het voortgezet onderwijs. Men behoeft alleen maar te denken aan onderwerpen als democratisering in het onder wijs, het betrekken van ouders bij de school, de akties van werkende jongeren voor beter onderwijs om te constateren dat in de laatste paar jaar de belangstelling voor het onder wijs met sprongen is vooruit gegaan. Deze belangstelling zal in de toekomst waarschijnlijk blijven bestaan nu er aan verdere vernieuwing wordt gewerkt: ingaande 1974 een ex periment met de middenschool, omstreeks 1975 uitbouw en afronding van het partieel onderwijs voor werkende jonge ren, omstreeks 1980 leerplicht tot 18 jaar, dat zijn plannen waar nu al rekening mee moet worden gehouden. In 1970 hebben wij gesteld, tegen sommige sceptische op merkingen in, dat wij verwachten dat in 1975 de midden school er zou zijn. Nu, drie jaar later lijkt het erop dat dit inderdaad het geval zal zijn. Dit betekent voor ons dat schoolbesturen en organisaties daarvan bij hun denken over de ontwikkeling van het onderwijs heus wel een extra staje voor mogen zijn op de ontwikkeling, om mede richting te kunnen geven aan die ontwikkeling. Voor deze organisaties is het van bijzonder belang dat zij lijnen blijven uitstippelen naar de toekomst waarvan het zeker is dat die nieuwe veranderingen in het onderwijs zal brengen. J. R. WESTERHUIS. De afzet in pool-verband is in het zuidwesten een vertrouwde methode geworden. De start lag bij de gra nen en de peulvruchten en in latere jaren zijn daar de aardappelen en uien bijgekomen. De achtergronden wa ren en zijn nog steeds om de telers een doorsnee-prijs te kunnen betalen, waarin de ups en downs voor de individuele telers zijn afgevlakt. Maar dat niet alleen, want het gezamenlijk optreden bij de afzet versterkt de marktpositie en maakt bovendien een optimale benut ting van opslag, bewerkings- en vervoerscapaciteit mo gelijk. De gespreide, gezamenlijke afzet leidt dus tevens tot een betere prijszetting enerzijds en een kostenverla ging anderzijds. Dit zijn in een notedop de belangrijk ste motieven, die pleitten en nog pleiten voor gezamen lijke afzet in poolverband. KIEZEN Toch zijn er telers, die dit systeem niet erg aanspreekt. Zij voelen niet veel voor een jaarmarktmiddenprijs. Ze doppen liever hun eigen boontjes en „gokken" daarbij op de „ups", waarbij ze uiteraard trachten de downs zoveel mogelijk te vermijden. Soms lukt het en soms niet, maar dat risico nemen ze. Natuurlijk kan ook een individuele teler gespreid trachten te verkopen en des gewenst contracteren, maar ook dan liggen z'n risico's in een individueel vlak en is z'n onderhandelingspositie niet sterk. Uiteindelijk gaat het om een beleidskeuze, die mede beïnvloed wordt door de geaardheid en de inzichten van de individuele teler. Er komen vragen bij aan de orde als: voor welke afzetmethode of methoden kies ik en als ik gekozen heb met welke hoeveelheden en kwali teiten stap ik er dan in. Ook bij afzet in poolverband komt men voor beleids beslissingen te staan. Bijvoorbeeld kontrakteren we van tevoren een deel van het produkt en zo ja hoeveel dan en voor welke periode. Hierbij spelen vanzelfsprekend de te kontrakteren prijzen en de marktvooruitzichten een grote rol (en wie kan op markten voor agrarische produkten vooruit kijken?). Dit zijn belangrijke beslis singen, die in gezamenlijk overleg genomen moeten wor den. En U zult begrijpen, dat ook de overige pool- quanta zo maar niet automatisch verkocht worden, maar dat hierbij eveneens overleg nodig is om tot verant woorde beslissingen te komen. Tenslotte gaat het om tevreden telers en tevreden afnemers. Laten we dit laatste vooral ook niet vergeten. Je kunt tenslotte niet blijven afwegen, zodat er wel degelijk een keuze ge maakt moet worden. VERTROUWEN Ons bereikten berichten, dat de Oebeco Zuidwest pools voor aardappelen en uien goed zijn uitgevallen. Cebeco Zuidwest draait nu twee jaar en het is duidelijk, dat men op de nieuwe situatie moest inspelen. Dat blijkt goed gelukt te zijn, waarbij we mogen stellen, dat het prijsverloop 1972/1973 duidelijk mee heeft gezeten. De kostenstijgingen konden zeer bevredigend worden op gevangen, zodat het beruchte onderste regeltje geen al te grote problemen behoeft op te leveren. Het geeft teler en coöperatie moed om op de ingesla gen weg verder te gaan. En dat verder gaan slaat te vens op het meedoen van de telers in het zuidwesten. Een nog grotere bundeling, een nog betere benutting van de apparaat en een nog verfijnde werkwijze kun nen er het gevolg van zijn. Wij hopen voor de zuidwes telijke telers, dat ze zich gezamenlijk steeds sterker kun nen maken en door de inspraak hun positie zullen uit bouwen. En nu maar werken aan een goede pool uit slag 1973/1974. J. D. Op 1 augustus 1973 is een nieuwe onderwijsmaatregel in werking getreden, waarbij voor alle scholen voor la ger beroepsonderwijs de cursusduur op vier jaar wordt gesteld. Lager beroepsonderwijs wordt gegeven op tech nische scholen, huishoud- en nijverheidsscholen, agrari sche scholen, scholen voor middenstandsontjerwijs en scholen voor economisch en administratief onderwijs. Dit betekent voor de leerlingen die aan het begin van het schooljaar 1972/*73 werden toegelaten tot de eerste klas van een toen nog driejarige school voor lager be roepsonderwijs, dat zij een jaar langer naar school zullen moeten gaan, voordat zij eindexamen zullen kunnen doen. De leerlingen die in 1973 tot de eerste klas van een school voor lager beroepsonderwijs zullen worden toege laten moeten vier klassen doorlopen, voordat zij eind examen kunnen doen. Voor de ouders is het natuurlijk van belang te weten dat hun kind geen drie maar vier klassen van het lager beroepsonderwijs zal moeten doorlopen, als het tenmin ste een leerling betreft die in 1972 of later tot de eerste klas van een school of afdeling voor lager beroepsonder wijs is toegelaten. Bovendien moeten de ouders er reke ning mee houden dat zij schoolgeld naar draagkracht verschuldigd zullen zijn, zodra hun kind in de vierde klas van een school voor lager beroepsonderwijs komt. Een aantal scholen voor middelbaar beroepsonderwijs zal rekening moeten houden met een relatief kleiner aanbod van leerlingen aan het begin van het cursusjaar 1975/'76. Voor het bedrijfsleven geldt dat als gevolg van de verlenging van de cursusduur van het lager beroeps onderwijs zich in 1975 minder gediplomeerden van deze onderwijssector op de arbeidsmarkt zullen melden. Pas in 1976 zal het aanbod gediplomeerden van het lager beroepsonderwijs weer op Deil komen. Men moet er ech ter wel rekening mee houden dat deze gediplomeerden een andere, d.w.z. bredere opleiding hebben genoten dan hun voorgangers.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 4