Akkerbouw-varia
11
wordende prijsverschillen zich niet zal voortzetten, tenzij de afzetmethodes dras
tisch worden gewijzigd.
Dat deze grote prijsverschillen in de praktijk ook grote inkomensverschillen
voor de meeste akkerbouwers betekenen is de laatste jaren duidelijk gebleken.
Bij ons stelsel van sterk progressieve inkomstenbelasting betekent dat, ook met
een middelingsregeling, hogere (belastingafdrachten dan bij een gelijkmatiger in
komen.
Dat de teelt van aardappelen met deze sterke prijsschommelingen grotere re
serves noodzakelijk maakt dan ibij de teelt van gewassen met gelijkmatiger prij
zen als granen en suikerbieten zal duidelijk zijn.
Bovendien blijkt in de praktijk van enige vorming van reserves bij hoge prij
zen maar betrekkelijk weinig terecht te komen. Daarvoor dienen vaak te veel
investeringsachterstanden te worden ingelopen.
AARDAPPELMARKT VERANDERT
In de derde plaats wordt de landbouw geconfronteerd met steeds ingewikkel
der wordende afzetmarkten, zeker ook voor consumptieaardappelen. Prijsvor
ming en afzetmarkten vertonen daarbij steeds meer samenhang met de, uit op
brengst- en areaalontwikkelingen in het buitenland, voortvloeiende exportmo
gelijkheden.
Voor de individuele teler wordt het steeds moeilijker nog enig overzicht van
de totale marktontwikkeling te höbiben, waardoor de bepaling van het juiste ver
kooptijdstip steeds meer een gok wordt. Juist binnen de telersgroeperingen kan
hij profiteren van het inzicht en de kennis van specialisten op dit gebied, zon
der dat de daaruit voortvloeiende voordelen geheel aan andere in de produktie-
kolom toekomen.
Een laatste, zeer belangrijke, reden die pleit voor een verdere integratie bin
nen de aardappelafzet is gelegen in de toenemende vraag van zowel exporteurs,
verwerkende industrieën als grote levensmiddelenibedrijven naar grote, uniforme
partijen tegen zo stabiel mogelijke prijzen.
Indien de collecterende handel aan deze vraag wil kunnen voldoen, dan zal
ze dus verzekerd moeten zijn van een regelmatige aanvoer door individuele telers.
Er is in het verleden al meermalen gesteld dat handel en coöperatie zich niet
kunnen permitteren meerjarige prijscontracten met telers af te sluiten, indien
daar geen meerjarige afzetkontrakten tegenover staan. Dat is juist, maar het
omgekeerde geldt natuurlijk evenzeer.
De collecterende handel kan in zijn algemeenheid slechts dan langjarige af-
zetovereenkomsten voor grote, uniforme partijen afsluiten, wanneer daar een
meerjarige binding met telers tegenover staat.
De praktijk van het laatste jaar laat trouwens ook al duidelijk zien dat dit
in handelskringen wordt onderkend. Zet, zoals verwacht mag worden, deze ont
wikkeling verder door, dan houdt dit tevens in dat de markt voor de geheel
vrije teler kleiner wordt en steeds meer zal tenderen naar een overschotmarkt,
met toenemende prijs- en afzetrisico's. Natuurlijk is dit een ontwikkeling die
zich niet binnen één of twee jaar zal voltrekken, maar het is wel zaak dat de
individuele teler er bij de bepaling van zijn verkoopbeleid rekening mee houdt.
CONCLUSIE
Op grond van de hiervoor geschetste ontwikkelingen komen wij tot de slot
som dat in het belang van zowel de telers, de collecterende handel, de expor
teurs als .de aardappelverwerkende industrieën, een verdere samenwerking tus-
i t
qWJAOO WQ
1
j
1
4
Y -
7"
-V
l
—4
i
W
'se 53 'Li iH 'Ls 'LL 'te >1 '71
sen de verschillende produktiefasen binnen de aardappelkolom om tot een
stabielere prijsvorming te komen, gewenst is.
Of deze samenwerking uitsluitend via meerjarige prijskontrakten moet plaats
vinden, dan wel via de vorming van telersgroeperingen zal van geval tot geval
bekeken moeten worden. Wanneer we ook de steeds hoger wordende kwaliteits
eisen in aanmerking nemen, gaat onze voorkeur uit naar de formering van te
lersgroeperingen, die een zo groot mogelijk deel van hun afzet via langjarige
overeenkomsten met industrie, exporteurs en grote distributiebedrijven trachten
vast te leggen. Duidelijk is in ieder geval dat hier de belangen van telers en
collecterende handel in principe dezelfde zijn.
Natuurlijk is het niet zo dat er de eerstkomende jaren in het geheel geen
plaats meer zal zijn voor de vrije telers. Ongetwijfeld zullen er telers blijven
die het in de vingers hebben en financieel voldoende draagkrachtig zijn om met
succes de verkoop geheel in eigen hand te houden. De harde werkelijkheid toont
evenwel aan dat dit meer uitzondering dan regel zal zijn.
Al met al betekent deze ontwikkeling natuurlijk wel dat de lboer weer een
stukje eigen verkoopbeleid uit handen moet geven. De een zal dat als onplezierig
ervaren, de ander misschien als een opluchting.
Bedacht moet evenwel worden dat de primaire verkoopbeslissing namelijk
of er een binding wordt aangegaan en zo ja, of dat middels kontrakten, telers
groeperingen via coöperatieve dan wel particuliere weg of op een andere wijze
moet gebeuren, steeds in handen van de individuele teler blijft. Het is van groot
belang dat deze beslissing, die vaak belangrijke konsekwenties voor een reeks
van jaren kan hebben, weloverwogen wordt genomen.
In dit artikel hebben wij getracht een aantal ontwikkelingen aan te geven
die bjj het nemen van deze beslissing van belang kunnen zijn.
LUTEUN.
SUIKERPRODUKTIE IN EEG BIJNA TIEN MILJOEN TON
De negen landen van de Europese Economische Gemeen
schap zullen dit jaar volgens een schatting van de Europese
Commissie 9,85 miljoen ton suiker produceren tegen ver
leden jaar 9,5 miljoen ton. De EEG zal in het seizoen 1973/
'74 ruim 1,5 miljoen ton over hebben voor export. Bij een
normale opbrengst per hectare zal Frankrijk dit jaar naar
schatting 3,64 miljoen ton produceren met inbegrip van een
produktie van 400.000 ton in zijn Caribische gebiedsdelen.
De Westduitse produktie wordt op 2,17 miljoen ton geraamd
en de Britse op 0,97 miljoen ton. De overige ramingen zijn:
Italië 991.000 ton, België 700.000 ton, Nederland 756.000.
ton, Denemarken 383.000 ton en Ierland 170.000 ton.
Naar in Brussel is vernomen zijn er aanwijzingen dat de
opbrengst per hectare in verscheidene landen groter zal zijn
dan normaal, zodat het niet uitgesloten is dat de produktie-
cijfers hoger zullen zijn dan de ramingen. Aan de hand van
de ramingen heeft de Europese Commissie inmiddels be
sloten 840.000 ton uit te voeren met behulp van exportresti-
VOORUITZICHTEN WERELD TARWEPRODUKTIE
De tarweproduktie over de gehele wereld (zonder China)
wordt voorlopig geraamd op een record van 321 miljoen
ton, bijna 12 miljoen meer dan in het seizoen 1972/1973, zo
heeft de Internationale Tarweraad medegedeeld in het jong
ste overzicht van de wereldmatktsituatie. Op 1 juli werd
verwacht dat de Amerikaanse tarweproduktie een record
van 47,6 miljoen ton zal bereiken, 5,6 miljoen ton meer dan
verleden jaar.
De raad zegt dat het tarwe-areaal in de Canadese prairie-
provincies wordt geschat op 9.79 miljoen hectare, 16,3 pro
cent meer dan vorig jaar. Het gewas schijnt zich goed te
ontwikkelen. In sommige delen van Oost- en Westeuropa
heeft het droge voorjaar, gevolgd door de regen in die eerste
weken van juli, de omvang van de tarwe-oogst mogelijk
nadelig beïnvloed. De produktie van wintertarwe in de Sow-
jet-Unie zal vermoedelijk boven het gemiddelde liggen on
danks het kleinere ingezaaide gebied. Toch brengt het oog
sten in sommige delen van het land moeilijkheden met zich
mee als gevolg van recente zware regenbuien. De situatie
in die zomertarwegebieden wordt gunstig geacht. De uit
eindelijke produktie van zomertarwe zal natuurlijk afhan
gen van het weer in de periode voor de oogst. Men zal in
Kazakstan en West-Siberië niet eerder dan in september
beginnen met de oogst.
In Argentinië wordt verwacht dat het tarwe-areaal kleiner
GROTERE RUSSISCHE GRAANOOGST VERWACHT
Het Amerikaanse ministerie van landbouw verwacht nog
steeds dat de bruto-graanproduktie in de Sowjet-Unie dit
jaar 195 miljoen ton zal bereiken, vergeleken met 168 mil
joen in 1972. Het ministerie deelde mede dat zijn jongste
raming op gegevens over de vooruitzichten van de oogst en
het weer tot en met 20 juli steunt. Het over het algemeen
gunstige weer in de meeste streken van de Sowjet-Unie
heeft de graanoogst in positieve zin beïnvloed. Regen in het
zuiden van het Europese dieel der Sowjet-Unie kan een na
delige invloed hebben op de Amerikaanse oogstraming.
De regen heeft hier waarschijnlijk geleid tot een grotere
opslag van wintergraan dan gewoonlijk en in Noord-Kazak-
stan en de Oeral kan het koele droge weer de ontwikkeling
van het graan enigszins hebben vertraagd.
Het Amerikaanse ministerie verwacht dat, door de grotere
tuties. De suiker zal worden verkocht via een reeks van 35
wekelijkse inschrijvingen die op 22 augustus begint. De ge
meenschap zal bovendien 922.000 ton op de wereldmarkt
aanbieden zonder exportrestituties. Bij deze hoeveelheid zal
tenminste 68.000 ton uit België inbegrepen zijn. Het is zeer
waarschijnlijk dat de Belgische oogst dit jaar groter zal zijn
dan normaal.
In de EEG-landen zal niet alleen suiker rechtstreeks wor
den geproduceerd uit bieten of riet maar ook uit melasse,
in het komende seizoen naar schatting 71.000 ton. Italië zal
op deze wijze ongeveer 52.000 ton produceren en West-
Duitsland ongeveer 19.000 ton. Landbouwcommissaris Pierre
Lardinois heeft er onlangs voor gepleit produktie en uitvoer
van de EEG met 600.000 ton per jaar te beperken en aan
het nieuwe plan voor stabilisatie van de wereldmarkt mee
te werken als netto importeur van suiker. Maar Frankrijk,
de grootste suikerproducent van de gemeenschap, ging hier
mee niet akkoord.
zal zijn dan verleden jaar als gevolg van het slechte weer.
In Australië zijn de berichten over de huidige omstandig
heden over het algemeen gunstig. Verwacht wordt dat de
opbrengst per hectare boven het gemiddelde zal liggen en
dat de totale produktie minstens 11 miljoen ton zal halen.
De Amerikaanse uitvoer van tarwe, tarwemeel en andere
tarweprodukten in 1972-1973 is vermoedelijk 0,8 miljoen ton
groter uitgevallen dan de geraamde hoeveelheid van 31,3
miljoen ton. Voor het oogstjaar 1973-1974 bedroeg de Ame
rikaanse exportverkoop van tarwe op 29 juni reeds 20,4 mil
joen ton.
Voor het hele jaar wordt de uitvoer op 25,9 miljoen ton
geraamd. De verkoop aan de Sowjet-Unie bedraagt 3,8 mil
joen. Er moet nog 1,5 miljoen ton worden bijgeteld die reeds
eerder in Canada is aangekocht voor verscheping vanaf april
tot oktober 1973.
i
Blijkens een overzicht is de resterende tarwevoorraad
verminderd van 11,9 miljoen ton op 30 juni 1972 tot 11,6
miljoen ton op die datum van dit jaar. De totale graanvoor
raden in de zeven voornaamste exporterende landen (Argen
tinië, Australië, Canada, de EEG, Spanje, Zweden en de
Verenigde Staten) bedroegen aan het eind van het oogstjaar
1972-1973 naar schatting 29,1 miljoen ton, een vermindering
van 20,8 miljoen ton vergeleken met vorig jaar.
oogst die dit jaar in de Sowjet-Unie wordt voorspeld, de
totale invoer van graan gedurende het jaar eindigend op 30
juni a.s. 15 miljoen ton zal bedragen. Een deel van deze hoe
veelheid kan bestemd zijn voor de derde wereld. De kort
geleden uit Moskou ontvangen berichten hebben dei vroegere
ramingen bevestigd dat de totale contracten van de Sowjet-
Unie voor de aankoop van graan vorig jaar 27,6 miljoen ton
bedroeg, waarvan 17,7 miljoen ton tarwe, 8,9 miljoen ton
voedergraan en 1 miljoen ton graan zonder verdere aandui
ding. Van deze totale aankopen van verleden jaar kocht de
Sowjet-Unie 10,9 miljoen ton tarwe en 7,2 miljoen ton mais
van de Verenigde Staten.
Volgens het Amerikaanse ministerie van handel zal de
Sowjet-Unie op basis van nog niet verzonden exportver
kopen per 6 juli meer dan 4 miljoen ton Amerikaanse tarwt
ontvangen gedurende het op 30 juni 1974 eindigende jaar
Exporteurs hebben reeds contracten lopen met de Sowjet
Unie voor levering van 5,8 miljoen ton mais gedurende he
komende marktjaar dat op 1 oktober begint. Bovendiei
staan nog 140.100 ton Amerikaanse gerst en 415.400 toi
rogge onder contract voor verzending naar de Sowjet-Unii
gedurende het komende jaar.
BESCHOUWING ERWTENCONSUMPTIE IN
GROOT-BRITTANNIE EN EUROPA
Een studie over de vooruitzichten voor erwten in Groot
Brittannië en Europa, verricht door de Universiteit var
Cambridge, stelt dat de consumptie van verse doperwten ir
Europa waarschijnlijk evenzeer zal afnemen als dat het ge
val is in Groot-Brittannië. Een vergroting van de vraag naai
verwerkte erwten zal zich voordoen omdat steeds meer men
sen in de Europese Gemeenschap vertrouwd raken met hel
produkt en zich kwalitatieve soorten kunnen veroorloven
De omvang van de vraagexpansie hangt af van de toeneming
van de welvaart in die aangesloten lidstaten, een principieel
punt van de EEG. Maar de nationale economische groei ir
de toekomst zou aanzienlijk kunnen afwijken van de groe
van de EEG als geheel. Dat betekent dat het vraagniveau ii
ieder land anders zou kunnen zijn. Evenzeer zou de vraag
prijs voor erwten in de landen onderling kunnen afwijken
Toen Groot-Brittannië toetrad tot de Europese Gemeen
schap, bestond er in verschillende landen vraag naar ver
schillende soorten erwten en -produkten. De situatie vooi
Groot-Brittannië is gunstig om diepgevroren erwten uit U
voeren, maar de Britse erwtensector van de conservenin
dustrie wordt geconfronteerd met een grotere concurrentie
uit Europa. Tegelijkertijd moet de Britse conservenindustrie
zich aandachtig bezighouden met de uitvoer naar Europa
De Britse erwtenindustrie is de grootste in Europa, aldus
het studierapport van de Universiteit van Cambridge. De
erwtenoogst (een waarde van £95 miljoen per jaar) vormt
de belangrijkste groentenopbrengst van Groot-Brittannië
Bij de verwerking neemt het diepgevroren erwtenproduk'
een belangrijke plaats in.
In Europa zijn Frankrijk, met meer dan de helft van df
verwerkte groentenproduktie, en West-Duitsland, met meei
dan eenvijfde van deze produktie, de grote producenten
Nederland en België houden elk 10 procent van de erwten-
produktie maar in België is de produktieconcentratie hoger
dan in Frankrijk. De verwerkende erwtenindustrie in Italië
is nog maar weinig ontwikkeld, maar dit land heeft, gelijk
de Ierse Republiek, de beste ontwikkelingskansen. De han
del in erwten tussen de landen van de EEG is erg belangrijk.
West-Duitsland is de importeur en dit land voert nauwelijks
erwten uit. Frankrijk is de voornaamste exporteur, op de
hielen gevolgd door België en Nederland, waar de industrie
meer op de export is gericht dan in Frankrijk.