Landbouw en waterhuishouding in Nederland 7 Ir. J. A H. HAENEN, C. A. R. Zevenbergen. DE maximale grondwaterproduktie wordt in ons land gesteld op 1,5 milliard m3 per jaar. Uiteraard komt hiervoor alleen zoet grondwater in aanmerking, dat met uitzonderinng van een smalle strook onder de dui nen ialleen in de oostelijke en zuidelijke delen van Nederland aanwezig is. Bij deze grondwaterproduktie wordt dan omgerekend over de gehele oppervlakte van de betreffende gebieden( met zoet grondwater) onge veer 125 mm water in de vorm van grondwater aan de bodem onttrokken. Voor de levering van zoet water kan ook geput wor den uit Rijn, Maas, IJsselmeer len de (toekomstige) bek kens in het zuidwestelijk deltagebied. Hier is voldoende oppervlaktewater beschikbaar, maar de kwaliteit laat echter nog te wensen over. Vooral het Rijnwater is be rucht om haar organische en anorganische (chloriden) verontreiniging. Op internationaal niveau wordt er naar gestreefd hierin verbetering te brengen. In 1969 is er een wettelijke regeling van kracht gewor den, die waarborgen biedt voor de verbetering van de kwaliteit van de oppervlaktewateren in ons land. De aan leg van rioleringen en de bouw van mechanisch-biolo- gische afvalwaterzuiveringsinstallaties en afvoerleidin- gen voor gezuiverd afvalwater vinden gestadig voort gang om de problematiek van de watervervuiling tot een oplossing te brengen. Hierbij zal het gezuiverde afval water aan bepaalde kwaliteitseisen moeten voldoen. Voor de watervoorziening van de menselijke samen leving is grondwater van groot belang, maar grondwater is ook onmisbaar voor het landschap, waarvan onze land en tuinbouw een wel zeer essentieel deel uitmaken. Met dit laatste als uitgangspunt wordt in dit artikel nader op de waterhuishouding in ons land ingegaan. WATERBALANS VOOR DE PLANTENGROEI De totale hoeveelheid neerslag bedraagt in ons land ruim 700 mm per jaar. Het totale waterverbruik door de gewassen is gemiddeld minder groot. Het overschot moet dus worden afgevoerd. In de zomermaanden valt er echter niet genoeg water om in de behoefte van het gewas te voorzien. Het volgende overzicht geeft een gemiddeld 'beeld van de verdeling van de neerslag en het verbruik door de gewassen over de maanden van het jaar. t Verdeling van de neerslag in mm en de door het ge was verbruikte water over de maanden van het jaar. Neerslag: jan. 58; febr. 44; mrt 43; apr. 47; mei 49; juni 57; juli 72; aug. 76; sept. 69; okt. 72; nov. 70; dec. 65; dec. 65. Over het hele jaar 722. Behoefte: jan. 4; febr. 14; mrt 31; apr. 59; mei 83; juni 95; juli 92; aug. 76; sept. 49; okt. 23; nov. 8; dec. 3. Over het hele jaar 537. Overschot: jan. 54; febr.~30; mrt 12; apr. 0; mei 0; juni 0; juli 0; aug. 0; sept. 20; okt. 49; nov. 62; dec. 62. Over het hele jaar 289. Tekort: jan. 0; febr. 0; mrt 0; apr. 12; mei 34; juni 38; juli 20; aug. 0; sept. 0; okt. 0; nov. 0; dec. 0. Over het hele jaar 104. Jaarlijks overschot 185 mm (=289 mm 104 mm). Vtn sept. tot april valt er gemiddeld 289 mm neerslag meer dan er voor de plantengroei nodig is. In de maan den april tot augustus is er door het grotere waterver bruik van de gewassen een tekort van 104 mm. Dit betekent dat in een gemiddeld jaar de gewassen (gras land, bouwland, landschap) in hun groeiperiode aan de neerslag niet voldoende hebben. Om in dit tekort te voorzien moet het gewas over voldoende water in de bodem kunnen beschikken. DE WATERHUISHOUDING IN POLDERS EN WATERSCHAPPEN In goed ontwaterde polders en waterschappen is de hoofdontwatering gemalen, stuwen, sluizen en hoofd watergangen, kanalen, tochten, riviertjes en beken goed in orde. Op goede land- en tuinbouwbedrijven heeft de detailontwatering van de percelen via drai nage en kavelsloten een efficiënte aansluiting op de hoofdwatergang. De winterneerslag voor zover deze niet via drainage en kavelsloten wordt afgevoerd, zorgt voor het water reservoir waaruit het gewas in het komende groeiseizoen kan putten en zij verhoogt de grondwaterstand. Het is dan nodig de overtollige neerslag zoveel mogelijk op een snelle wijze uit te slaan, zodat bij een normale neer slag in de winter op goed gedraineerde percelen de grondwaterstand niet hoger komt dan 70 a 80 cm onder het maaiveld. GEWAS, GROND EN WATERVOORRAAD IN DE BODEM. Goed ontwaterde gronden zijn in het voorjaar vroe ger geschikt om te bewerken dan minder goed ontwa terde c.q. te natte percelen. De mogelijkheid om deze voorjaarsbewerkingen, inklusief zaaien en poten, goed en op het juiste moment uit te voeren verruimt boven dien de gewassenkeuze en geeft het onkruid veel min der kansen. Vooral in haar beginontwikkeling breidt de plant haar wortelstelsel relatief sterk uit. Zo kunnen de gewassen op goede vochthoudende gronden löss, klei met een klei- of zaveldek van 80 cm en meer, zandgronden met om hier te komen tot een goed waterbeheer. Dit houdt in dat het in de groeiperiode bij droog weer nodig is middels gemalen en hoofdwatergangen tijdig water in de kavelsloten in te laten of op te pompen. In de ruil- verkavelingsgebieden Altena-West en Noordwaard pas sen de boeren en het Waterschap dit in onderling over leg toe. Ook deze zomer is hier voor de gewassen op droogtegevoelige plaatgronden buitenwater in de ka velsloten ingelaten en voor zover nodig opgepompt. De gewassen met hun beperkt wortelstelsel kunnen inmid dels deze infiltratie in een droogteperiode over voldoen de vocht beschikken. De anders op een woestijn lijkende verdroging in dit gebied wordt zo voorkomen en de ge wassen beloven nu een behoorlijke opbrengst. Ook in andere gebieden o.a. de Noordoostpolder wordt infiltra tie al jaren lang met sukses toegepast. Op droogtegevoelige gronden met een doorlatende ondergrond (grof zand of veen) verhoogt het in de ka velsloten opgezette water de grondwaterstand op het perceel,, maar dit is niet het geval als de ondergrond weinig doorlatend is. Bij het verhogen van het sloot- waterpeil in de zomer kan dan met relatief lage in vesteringen eventueel ook met water uit de sloot wor- beregend. Het boren van dure putten en aankoop van onderwaterpompen zijn dan niet nodig. Bij een intensief grondgebruik, hetgeen bij dure produktiefaktoren als grond en arbeid steeds meer wordt voor het verkrijgen van een voldoend hoog inkomen op het land- of tuin- bedrijf is dit van groot belang. i t Verdroogd bietengewas op plaatgrond 30 cm kleidek op grof zandige ondergrond. Dank zij infiltratie middels kavelsloten beloven de bie ten op het zelfde bodem type (plaatgrond) hier een behoorlijke opbrengst. een dikke humeuze bovenlaag bij hun verdere ont wikkeling ook in periodes met droog weer over vol doende bodemwater beschikken. Op droogtegevoelige gronden kunnen de gewassen maar een beperkt wortel stelsel ontwikkelen. Hiertoe worden o.a. gerekend plaat- gronden, dit zijn kleigronden met een dun klei- of zavel dek van enkele dm's op een grofzandige ondergrond en met diepe grondwaterstand; verder droogtegevoelige zandgronden en gronden met een irreversibel ingedroog- Afvalwaterzuiveringsinstallatie. Het waterverbruik blijft nog steeds stijgen. Daarom mag aan het recht streeks terugvoeren van het gezuiverde afvalwater ten behoeve van land)- en tuinbouw en het landschap niet meer achteloos worden voorbijgegaan. de veenlaag of een andere storende laag hoog in het profiel. Dit houdt in dat op deze gronden bij droog weer de voorraad bodemvocht waarover de plant bij haar ontwikkeling kan beschikken, gauw uitgeput raakt. De plant lijdt dan van de droogte, waardoor de uitein delijke opbrengst te laag uitvalt. De gevolgen van aan houdend droog weer zijn ernstiger naarmate het bo demprofiel minder vochthoudend is en de droogteperio de langer voortduurt. Het is wellicht overbodig te ver melden dat hetgeen hier over de gewassen is medege deeld eveneens van toepassing is voor een vlotte groei ontwikkeling van het grasland. Het gaat immers ook hier om een kwalitatieve en kwantitatieve zin hoge plantaardige produktie. OP DROOGTEGEVOELIGE GRONDEN TIJDIG WATER INLATEN Bij aanhoudend droog weer in de zomer is een te lage grondwaterstand voor de gewassen fataal. Het is zaak GRONDWATERPRODUKTIE EN LANDBOUW Omdat water voor huishoudelijk gebruik grotendeels afkomstig uit het grondwater is, volgen hier enige ge gevens over 't gemiddelde verbruik per persoon per dag. In 1962 was dit 97 liter en voor 1972 is het geschat op 136 liter. Naar het gemiddelde van gedetailleerde be rekeningen wordt dit voor het jaar 2000 geraamd op 250 liter of anders gezegd 91 m3 water per persoon in één jaar. Voor industrieel gebruik wordt ook water aan de grond onttrokken. Bij de steeds groter wordende grond waterproduktie bekonkurreert de menselijke samenle ving steeds meer de levende natuur (land- en tuinbouw en landschap). Dit zal het sterkst tot uiting komen bij aanhoudend droog weer in de groeiperiode van de ge wassen en wel speciaal op de ten opzichte van de grondwaterstand hoog gelegen waterwingebieden. Ver der zijn er nu al gevallen bekend waar wegens te sterke wateronttrekking beregeningsputten zijn drooggevallen. ZUINIG MET WATER! In 1969 lag het totale huishoudelijk en industrieel waterverbruik in ons land even beneden de 1,5 milliard m3 en voor het jaar 2000 is dit waterverbruik geraamd op 4,5 a 6 milliard m3. Mens, dier en plant bestaan globaal gesteld voor 65 a 85 uit water. Het vraagt derhalve weinig fantasie dat in ons dichtbevolkte land met haar industrie, land- en tuinbouw, scheepvaart en andere bestaansmiddelen nu, maar nog meer in de toe komst, zorgvuldig met water moet worden omgegaan! Het uitslaan van de overtollige neerslag in de winter heeft een gunstige invloed op de kwaliteit van de op pervlaktewateren. Grotendeels is dit water afkomstig van de bij boeren en tuinders in gebruik zijnde gronden. In dit opzicht vervult de landbouw dus een zeer nuttige funktie in de waterhuishouding van ons land. In goed ontwaterde polders en waterschappen zal ten behoeve van de land- en tuinbouw op droogtegevoelige gronden in de voor gewassen kritieke periode de moge lijkheid om het waterniveau in de kavelsloten middels toevoer van geschikt buitenwater tijdig op te voeren nog meer algemeen ingang moeten vinden. In het oosten en zuiden met haar waterwingebieden is er een vrij intensieve landbouw met veel tuinbouw in de naaste omgeving van sommige steden als Breda, Ven- lo, Nijmegen e.a. Bij het bouwen van afvalwaterzuive ringsinstallaties zal er beslist meer rekening mee moe ten worden gehouden om vooral tijdens de groei van de ge,wassen het gezuiverde afvalwater een landbouw- bestemming te geven. In de betreffende gebieden kan zo bij een juiste,distribuering van gezuiverd afvalwater voor infiltratie en/of beregening schade aan de land bouw en de natuur worden voorkomen. In het buiten land zijn enkele voorbeelden, waarbij een en ander met sukses wordt toegepast. Bij de afvalwaterzuivering levert het afgezonderde slib nog een apart probleem. Mogelijk is voor dit ma teriaal of een gedeelte hiervan nog een bestemming te vinden voor de bemesting in land- en tuinbouw. Dit laatste is echter alleen verantwoord na gedegen onder zoek. (Enkele gegevens in dit artikel zijn genomen uit 't blad „De Ingenieur", jaargang 82, No. 17.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 7