Kent u
de blauwgevoeligheid
van uw aardappelen?
Intensieve
veehouderij
en hinderwet
8
I.B.V.L.
Wageningen
Het is zowel voor de teler als de
handelaar erg belangrijk tijdig, d.w.z.
vóór de oogst, te weten of zijn aard
appelen al dan niet blauwgevoelig
zijn. Hij kan daarmede dan rekening
houden met het roeden en het trans
port. Erg blauwgevoelige partijen zou
hij dan reeds in de herfst kunnen ver
kopen, terwijl de weinig blauwgevoe
lige partijen voor een langdurige be
waring kunnen worden bestemd. Ook
zou hij de bewaartemperatuur aan
kunnen passen aan de blauwgevoelig
heid. Over de „blauwaktie" die ook dit
jaar weer wordt georganiseerd vol
gende bijzonderheden.
VORIG jaar is de z.g. blauwaktie gestart, waarbij het
IBVL en 'het P.A. nauw samenwerkten met enkele
keuringsdiensten van de NAK, de Landbouw voorlich
tingsdienst en enkele collecterende bedrijven. Het doel
van deze aktie is meer inzicht te verkrijgen in het blauw-
vraagstuk en tevens om reeds beschikbare onderzoekge-
gevens op praktijkschaal te testen. In het kader van deze
aktie konden, dank zij een subsidie van de Overheid, 9
kwaliteitslaiboratoria met de benodigde apparatuur wor
den uitgerust. Hiervan zijn er 5 ondergebracht 'bij enkele
grote collecterende aardappelbedrijven. Zij onderzoeken
uitsluitend de monsters van de bij hun (bedrijf aangeslo
ten telers. Daarnaast zijn er 4 z.g. regionale laboratoria,
welke de monsters van alle andere telers en handelaren
onderzoeken. Op deze laboratoria werden in de herfst van
1972 in totaal bijne 1900 aardappelmonsters met behulp
van een schudmethode onderzocht. Enkele van de ver
kregen resultaten volgen aan het einde van dit artikel.
Ook dit jaar bestaat weer de mogelijkheid dat telers
en handelaren op deze manier hun aardappelen op
blauwgevoeligheid kunnen laten onderzoeken. De werk
wijze is grotendeels gelijk aan die van vorig jaar. De
monsters dienen enkele dagen na het doodspuiten te wor
den verzameld, zodat het mogelijk is dat de teler nog vóór
de oogst bericht krijgt. Behalve de uitslag ontvangt hij
dan ook gerichte adviezen voor het rooien, transport en
de bewaring. De grootte van de monsters is dit jaar van
50 op 100 knollen gebracht, omdat de ervaring is opgedaan
dat daardoor de betrouwbaarheid van de uitslag groter
wordt.
Na opgave ontvangt de teler tijdig aanwijzingen hoe
bemonsterd moet worden, alsmede een monsterzakje, een
label, 'n aardappelmaatje (maten 45 en 55 mm) en 'n vra
genlijst welke moet worden ingevuld met gegevens om
trent de teelt. De kosten van het onderzoek bedragen
20,per monster, exclusief 4 BTW. Voorzover men
niet rechtstreeks door het Consulentschap in zijn gebied
wordt aangeschreven voor dit onderzoek, volgt onder
staand een opgave tot welke instantie men zich dan ken
wenden:
Zuid-Westen - Consulentschappen te Goes, Zevenbergen
en Barendrecht.
Noord-Holland - Consulentschp te Schagen.
IJsselmeerpolders - Consulentschap te Emmeloord en de
Keuringsdienst van de NAK te Emmeloord.
Zuid-Oosten - Consulentschappen te Roermond en Eind
hoven.
Naast deze schudmethode, wordt door het Bedrijfslabo-
ratorium te Oosterbeek een loofonderzoek verricht. Dit
wordt omstreeks half juli-begin augustus gedaan wan
neer het loof een maximale ontwikkeling heeft bereikt.
De telers krijgen dan naar aanleiding van het gvonden
kaligehalte binnen enkele weken een bepaald advies.
Men weet dan dus vroeg iets over de blauwgevoeligheid
van zijn aardappelen. Na een eventueel loofonderzoek in
juli kunnen echter weersomstandigheden zoals droogte
of veel neerslag, alsook het tijdstip van doodspuiten de
blauwgevoeligheid van de aardappelen nog beïnvloeden.
We moeten erkennen, dat wij nog niet alles weten
omtrent de faktoren welke bij het optreden van blauw
een rol spelen. Door de schudmethode kort vóór het rooi
en uit te voeren, worden ook deze, ten dele nog onbeken
de faktoren daarbij betrokken. Ook tijdens het bewaar-
seizoen kan men door middel van de schudmethode de
blauwgevoeligheid van de aardappelen gemakkelijk be
palen.
ENKELE RESULTATEN
ENKELE van de in de herfst van 1972 verkregen resul-
taten zijn vermeld in de tabellen 1 t/m 4. In deze
tabellen is steeds het matig -f zwaar blauwe knollen
vermeld; het aantal monsters staat tussen haakjes.
Uit tabel 1 blijkt dat de blauwgevoeligheid van het ras
Bintje, zeer gunstig afstak bij die van de rassen Eigen
heimer, Saturna, Irene en Furore.
De indruk bestaat toch dat in het vorige seizoen de
blauwgevoeligheid wat minder ernstig was dan in het
seizoen 1971/1972. Behalve in de IJsselmeerpolders, ble
ken bij het ras Bintje de verschillen in blauwgevoelig
heid tussen de genoemde gebieden niet zo groot te zijn
(tabel 2).
Zoals verwacht mocht worden, nam de blauwgevoelig
heid toe bij stijgend onderwatergewioht (tabel 3). Overi
gens was het opmerkelijk dat bij eenzelfde onderwater-
groep tussen de diverse gebieden soms duidelijke ver
schillen in blauwgevoeligheid worden gevonden. Ver
moedelijk speelt hierbij de celspanning (turgor) van de
knollen een rol.
Tussen het K-getal van de bodem en de blauwgevoelig
heid van de knollen was een redelijk verband (tabel 4).
Wel moet bedacht worden dat de kalibemesting hierbij
van invloed is geweest, omdat deze bij de diverse K-ge
tallen verschillend is geweest.
Gemiddeld blijken de N, P0O3 en KijO-giften, in de
proefgebieden resp. 199; 153 en 248 kg/ha te zijn geweest.
Deze cijfers zijn berekend van die bedrijven waar uitslui
tend kunstmest is gegeven. Tussen de diverse gebieden
kwamen overigens irf dit opzicht aanzienlijke verschillen
voor.
Ing. C. P. MEIJERS, IBVL-Wageningen.
Ir. C. D. VAN LOON, P.A.-Wageningen.
Tabel 1. Gem. blauw
in enkele rassen
Bintje 9.3 (1731)
Eigenheimer 29.6 78)
Saturna 26.0 0 52)
Irene 44.2 14)
Furore 31.8 20)
Tabel 2. Gem. blauw
enkele gebieden (Bintje)
Zuid-Westen
Nocrd-Holland
NOP
Flevcpolder
Limburg -
lössgrond
Limb., O. Brabant
- zand
10.4 (1004)
12.1 182)
5.5 462)
12.4 46)
10.9 37)
Tabel 3. Invloed onder
watergewicht op blauw
(Bintje)
Onderwater
gewichtsgroep
<380 gr.
380—400 gr.
400420 gr.
420440 gr.
Tabel 4. Invloed K-getal
bodem op blauw (Bintje)
>440 gr.
Gem.
blauw
5.3 265)
5.7 (471)
9.8 (544)
12.9 (319)
22.0 98)
K-getal-
groep
<17
17—22
23—28
>28
Gem.
blauw
10.5 (342)
10.1 (585)
8.1 (347)
4.8 (172)
Ir. J. VAN ENCKEVORT
C.V.P. Tilburg
Een aantal jarten geleden werd
het niet nodig geoordeeld dat var
kenshouderij-, pluimveebedrijven en
kalvermesterijen in het bezit waren
van een zogenaamde hinderwetver
gunning. Met het uitbreiden van de
intensieve veehouderij werd de in
vloed van bovengenoemde bedrij
ven op hun omgeving echter steeds
groter. Het mag dan ook geen ver
wondering wekken dat juist van
wege het feit dat ze overlast kun
nen veroorzaken, aanleiding is ge
weest om de hinderwet ook toe te
passen op hun veehouderijbedrij
ven.
DE HINDERWET
rELSTELLING van de hinderwet is te voorkomen
dat inrichtingen overlast veroorzaken voör hun om
geving. Art. 2 lid 1 van de Hinderwet luidt: „Het is ver
boden inrichtingen welke daarbuiten gevaar, schade of
hinder kunnen veroorzaken, zonder vergunning op te
richten, in werking te brengen, in werking te houden,
uit te breiden of te wijzigen".
Hieruit volgt al direct dat het voor bepaalde inrichtin
gen niet alleen voldoende is om een hinderwetvergun
ning te hebben, maar ook dat zij die hun bedrijf willen
veranderen of uitbreiden een nieuwe aanvraag voor een
vergunning moeten indienen.
Wordt dus bij het stichten van een nieuw bedrijf een
vergunning aangevraagd voor het „oprichten, in werking
houden" van de inrichting, indien er veranderingen aan
gebracht worden zal een vergunning moeten worden
aangevraagd voor het „uitbreiden" of het „wijzigen" van
een inrichting. In het zgn. Hinderbesluit worden aange
geven de inrichting welke gevaar, schade of hinder kun
nen veroorzaken.
Het Hinderbesluit geeft een grote lijst van inrichtingen
welke daaronder kunnen vallen. Ze zijn verdeeld in 26
categorieën. Kan een bedrijf onder één van die catego
rieën worden gerangschikt dan is het vergunningsplich-
tig. Tevens is het van belang dat indien een gedeelte van
het bedrijf onder de bepalingen van de hinderwet valt
dat dan het hele bedrijf hinderwetpliohtig is.
Voor veehouderijbedrijven zijn afe volgende catego
rieën van belang:
la. Inrichtingen waar een of meer electromotor en ge
bezigd worden met een verpiogen of een gezamenlijk
vermogen groter dan 2 pk, met dien verstande dat bij
de berekening van hét gezamenlijk vermogen buiten be
schouwing blijven de electromotoren met een vermogen
van niet meer dan 0,3 pk, welke deel uitmaken van
handgereedschap, ventilatoren en kantoormachines.
2a. Inrichtingen, bestemd tot bewaring, in drukhou-
ders van samengeperst, door samenpersen tot vloeistof
verdichte of onder druk in vloeistof opgeloste gassen.
8a. Inrichtingen bestemd tot bewaring, bewerking of
verwerking of vernietiging van afval, zoals oud papier,
oude metalen, voor de sloop bestemde automobielen,
glas, as, vuilnis, bagger, roet, bloed, beenderen, hoornen,
huiden, vellen, mest en meststoffen.
In het kort ikan dus gesteld worden dat ieder bedrijf
waar grote motoren of een gastank of een mestvaalt of
gierput voorkomen hinderwetplichtig is.
DE HINDERWETVERGUNNING
NORMALITER moet een hinderwetvergunning worden
aangevraagd bij het gemeentebestuur. Door het ge
meentebestuur zal alvorens de vergunning te verlenen
echter advies inwinnen bij het Districtshoofd van de Ar
beidsinspectie en vervolgens nadat er gelegenheid voor
het indienen van bezwaarschriften is geweest en de
hoorzitting heeft plaats gehad, ook bij de Inspecteur van
het Staatstoezicht op de Volksgezondheid.
Een vergunning wordt meestal voor onbepaalde tijd
verleend. Soms wordt een tijdelijke vergunning ver
leend. In de meeste gevallen wordt de vergunning ech
ter verleend onder bepaalde voorwaarden en ook na het
verlenen van de vergunning kunnen daar later nog nieu
we voorwaarden aan vehbonden worden indien daartoe
aanleiding bestaat.
Wanneer het gemeentebestuur niet binnen zes maan
den na het indienen van het verzoek om vergunning be
schikt heeft, kan de verzoeker hiervan mededeling doen
aan het provinciaal bestuur.
DE VOORWAARDEN
IYE voorwaarden die aan een vergunning verbonden
worden kunnen van velerlei aard zijn. Deze bren
gen samen met de aard van het bedrijf, de ligging van
het bedrijf t.o.v. zijn directe omgeving en de wijze van
bedrijfsvoering.
Omdat door ieder gemeentebestuur andere voorwaar
den opgelegd kunnen worden is hier weinig algemeens
FORSE PRIJSDALING VOOR SLACHTRUNDEREN
In de week tot 28 juni was zowel in de E.E.G. als geheel
als in Nederland de gemiddelde marktprijs voor slachtrun-
deren niet onbelangrijk lager dan voorgaande week. In de
E.E.G. liep de gemiddelde marktprijs met ca 5 terug en in
Nederland met ca 8.
Thans liggen zowel in Nederland als in Duitsland de ge
middelde marktprijzen beneden het peil van de oriëntatie
prijs 312,04 per 100 kg levend. In de eerste helft van juni
was de aanvoer van slachtvee op 10 grote veemarkten ca. 6
procent kleiner dan vorig jaar, nadat mei een stijging te zien
had gegeven van 9 april een daling van 1 en het le
kwartaal een toeneming van 3
In de week tot 22 juni werden 1028 levende runderen aan
gevoerd, waarvan 610 uit Engeland; 274 uit Hongarije; 75 uit
Duitsland en 69 uit Denemarken. Aan vers vlees kwam 867
ton binnen en aan bevroren vlees 356 ton. Er werd 175 ton
uitgevoerd.
Overzicht prijsverloop in de week tot 29 juni: E.E.G.-ge-
middelde 334,69 (339,35); Nederland 301,79 309,42); Bel
gië ƒ339,92 (344,73); Luxemburg ƒ347,21 (349,96); Duits
land ƒ304,74 (320,34); Frankrijk ƒ350,00 353,74); Italië
ƒ371,30 (370,63); Engeland ƒ341,11 (339,93); Denemarken
ƒ302,43 301,07); Ierland ƒ316,91 (320,32).
OOK KALVERPRIJZEN OMLAAG
In de week tot 28 juni was zowel de gemiddelde E.E.G.-
marktprijs voor kalveren als de gemiddelde marktprijs in
Nederland duidelijk lager dan voorgaande week. Opmerke
lijk was de sterke prijsdaling in België. In de week tot 22
juni werd 2063 ton kalfsvlees uitgevoerd, waarvan 1256 ton
naar Italië; 596 ton naar Duitsland en 107 ton naar Frank
rijk. De uitvoer van levende mestkalveren blijft van beteke
nis en bedroeg 1318 stuks, waarvan 1072 naar Italië en 246
naar België gingen. Er kwamen 780 nuchtere kalveren bin
nen, waarvan 519 uit Duitsland en 261 uit Frankrijk.
Overzicht prijsverloop: gemiddelde E.E.G.-marktprijs
ƒ495,56 500,29); Nederland ƒ481,45 (492,40); België
ƒ438,74 (462,09); Luxemburg ƒ487,61 (481.97): Duit
ƒ504,95 (508,26); Frankrijk ƒ483,87 (485,98); Italië 569,3'
(556,99); Engeland ƒ528,58 539,11); Denemarken 338,68
(343,45); Ierland ƒ446,44 (459,87).
COVECO-VARKENSPRIJS 5 CENT OMLAAG
De Coveco verlaagde de overnameprijs voor varkens per
29 juni met 5 cent ten opzichte van voorgaande week. Voor
die week gaat men uit van een prijs van 3,94 per kg voor
geslachte varkens van 75/90 kg kl. I af-mesterij. Voor ande
re kwaliteiten en gewichtsklassen gelden de gebruikelijke
toeslag en kortingen, zoals die ook door de NCB en de in
dustrie worden toegepast. Bovendien houdt de Coveco 1 x/i
in voor dekking van kosten van commissie en transport.
De NCB-coöperatie (Boxtel) en de inkooporganisaties
VAKO (Oss) en HOVA (Cuyk) hebben de uitbetalingsprij-
zen voor de in de week tot 6 juli over te nemen varkens met
10 cent verlaagd. Men gaat uit van een prijs van 3,80 per
kg voor geslachte varkens van 75/90 kg, kl. I af-mesterij.
Voor varkens van de kl. E geldt een toeslag van 5 cent en
voor varkens van de kl. II, III en IV gelden de gebruikelijke
kortingen van resp. 5, 10 en 15 cent per kg. Voor varkens
van 91/100 kg geldt een korting van 2 cent per kg voor elk