Landbouwbeleid en
wereldvoedselschaarste
HOOFDBESTUUR DER ZLM VERGADERDE
3
LDEN is de wereld na de oorlog zo veelvuldig en
op zo'n indringende wijze met het wereldvoedsel-
vraagstuk geconfronteerd als juist dit jaar. Waren het
in de zestiger jaren voornamelijk ontwikkelingslanden
die incidenteel met, soms zeer schrijnende, voedselte
korten te kampen hadden, de huidige schaarste aan voor
al grondstoffen treft ook de ontwikkelde landen.
Men kan erover twisten of het nu gaat om een opsta
peling van toevallige gebeurtenissen of dat het een
meerjarige ontwikkeling betreft, het feit ligt er dat de
voedselvoorraden zo laag zijn geworden, dat een mis
oogst in één of meer grote produktielanden gevolgen
kan hebben. Zo bedraagt de overgangsvoorraad aan
tarwe en voedergranen nauwelijks 65 miljoen ton. Dat is
evenveel als in 1952, terwijl intussen de wereldbevolking
met 50 is toegenomen. Het is dan ook niet verwon
derlijk dat de meeste landen zich zoveel mogelijk probe
ren in te dekken, waardoor de wereldmarktprijzen tot
ongekende hoogte blijven stijgen. Moest in mei 1972 op
de zachte tarwe nog een heffing aan de E.E.G.-grenzen
van ca 24 gulden/100 kg worden gelegd, in mei 1973
kon met een heffing van 8 gulden worden volstaan.
Met andere woorden het prijspeil op de wereldmarkt
is ten opzichte van het E.E.G.-prijspeil met 16 gulden!/
100 kg gestegen. En wanneer in navolging van de V.S.
meer landen hun export aan banden zouden gaan leg
gen, behoort een wereldmarktprijs voor granen die bo-
van het E.G.-prijspeil ligt, zeker tot de mogelijkheden.
Kunnen voor granen vooral een aantal inicidentele
faktoren als veroorzakers van de gestegen prijzen wor
den aangemerkt, de prijsstijgingen voor suiker lijken
meer een gevolg van het achterblijven der produktie bij
de gestegen consumptie over een langere periode be
zien.
ZELFVOORZIENING
I-IET zijn natuurlijk in de eerste plaats de ontwikke
lingslanden die van de schaarste en hoge prijzen
de dupe worden. Tot op heden is de ontwikkelingshulp
er vooral op gericht geweest de produktie van export
artikelen in de ontwikkelingslanden te bevorderen. Met
het geld van deze export van vooral landbouwgrond
stoffen diende dan vervolgens de industriële ontwikke
ling op gang gebracht te worden. Veel te weinig aan
dacht werd besteed aan de voedselproduktie voor de
eigen bevolking. Een bevolking die door het terugdrin
gen van de kindersterfte bovendien snel in aantal groei
de en nog groeit.
Dit had onder meer tot gevolg dat van de inkomsten
uit de export weer een belangrijk deel voor voedselaan-
kopen moest worden besteed. Vele ontwikkelingslanden
werden daardoor niet alleen voor wat hun export betreft
van de wereldmarkt afhankelijk, maar ook voor een deel
van hun voedselvoorziening.
Bij lage wereldmarktprijzen zoals gedurende de afge
lopen jaren kon weliswaar betrekkelijk goedkoop voed
sel worden verkregen, maar ook de export bracht slechts
weinig op. Het huidige prijsniveau betekent natuurlijk
veelal hogere exportinkomsten, maar daar staan weer
gestegen kosten voor de voedselimporten tegenover.
De kringloop is als het ware gesloten en van enige
wezenlijke vooruitgang is in de meeste ontwikkelings
landen dan ook nauwelijks sprake. Naar onze mening is
een radicale ombuiging van het ontwikkelingsbeleid dan
ook noodzakelijk. De kennis en het kapitaal, door de
westerse wereld ter beschikking gesteld, dient in de
eerste plaats gebruikt te worden om de in de ontwikkel
de landen de op de eigen voedselvoorziening gerichte
landbouwproduktie te stimuleren. Een verschuiving dus
in deze landen van de produktie van grondstoffen voor
de export naar landbouwprodukten voor eigen consump
tie. Dat betekent dan natuurlijk wel dat er voor de ont
wikkelde landen minder grondstoffen uit de derde we
reld beschikbaar zouden komen.
In wezen betekent voorgaande dus een stapje terug
in de wereldhandel. De mooie theorie die leert dat er
naar gestreefd dient te worden de produktie, mondiaal
gezien, daar te laten plaatsvinden waar de omstandig
heden het gunstigst zijn, blijkt in de praktijk voor velen
ONS COMMENTAAR
vooral in de ontwikkelingslanden, letterlijk levensge
vaarlijk te zijn.
AFHANKELIJKHEID BEPERKEN
CTEEDS duidelijker wordt dat de E.G.-landbouwpo
litiek, met zijn grotendeels beschermde produktie,
de enig juiste is geweest. Een politiek die, zeker op korte
termijn bezien, soms veel geld heeft gekost. Het heeft
er evenwel steeds meer de schijn van dat deze „inves
tering" er vandaag de dag voor de Europese consu
ment weer dubbel en dwars uitkomt. Het laat zich im
mers raden wat ons voedsel zou kosten indien we, zo
als dat voor een produkt als sojabonen het geval is, vol
ledig van de wereldmarkt afhankelijk waren.
Dankzij de vrij stabiele garantieprijzen kan de EG-
landbouw nu voor een groot deel de eigen bevolking
van belangrijke produkten als suiker, broodgraan en zui-
velprodukten voorzien. Hoe gevaarlijk het is om te veel
van de wereldmarkt en import afhankelijk te zijn, ervaart
vandaag de dag onze veredelingsindustrie via de sterk
gestegen krachtvoerprijzen. Krachtvoerprijzen die onge
twijfeld nog veel hoger zouden liggen indien de EG niet
de huidige beschermde maatregelen voor zijn voer-
graanproduktie kende. Dat ook de veehouderijsektor
groot belang heeft bij een redelijk prijspeil en daardoor
goede toekomstmogelijkheden voor deze akkerbouw-
produkten, komt hier wel heel duidelijk naar voren.
Hoe de wereldvoedselpositie zich in de eerstkomende
jaren zal ontwikkelen valt zeer moeilijk te voorspellen.
Enerzijds mag een wat hogere produktie in de ontwik
kelde landen, vooral van granen verwacht worden, maar
anderzijds zijn de tekorten in de onderontwikkelde lan
den niet te voorspellen.
Op grote produktieoverschotten behoeven we niet te
rekenen, al zal er zeker ook binnen de EEG doorlopend
voor gewaakt moeten worden dat er een zeker evenwicht
tussen plantaardige- en dierlijke produktie blijft. Meer
dan normale botervoorraden laten zich op de lange ter
mijn nu eenmaal moeilijk verenigen met voergraantekor-
ten. Duidelijk bij dit alles is evenwel dat ook anno 1973
in onze welvarende westerse wereld een gezonde eigen
landbouwproduktie onmisbaar is. Dat betekent ook dat
de belemmeringen die de landbouw om allerlei redenen
vandaag de dag worden opgelegd, tot een minimum be
perkt dienen te worden.
LUTEIJN.
ren hebben ook een verlaging moeten ondergaan, maar
toch niet in die mate. De slachtdieren die ten opzichte
van de vaarzen niet zo hoog stonden genoteerd, hebben
toch nog een prijsverlaging moeten ondergaan.
Het oude spreekwoord ,,ls de markt rood (bessen en
aardbeien) dan is de vleeshandel dood" komt dit jaar
wel sterk uit uiting, want ook op de varkensmarkt zijn
de prijzen dalende en men vraagt zich af welke gevol
gen de moeilijkheden op de geldmarkt nog op de prij
zen zullen hebben.
Het voornaamste op het gebied van de zuivel is, dat
de lang verwachte fusie van Brabantse Zuivelbond en
de CZNZ een feit is geworden en per 1 juli ingegaan is.
De fabriek in Kloosterzande is per 16 juni gesloten. De
melk daar naar geleverd, wordt nu verwerkt in IJzen-
dijke. De tank melk wordt vervoerd naar die fabriek waar
ze het beste verwerkt kan worden, want als de melk
in de rijdende melkontvangst zit, speelt afstand geen
grote rol meer. De melkaanvoer is over de top heen en
het ziet er naar uit dat de produktiestijging iets minder
groot zal zijn dan de laatste jaren het geval was. Of de
prijsverhoging van het krachtvoer hier een rol in speelt
is zonder meer niet te zeggen. Ook de hardheid van het
gras kan daarop van invloed zijn.
Verder wordt er momenteel druk overleg gepleegd
over de financiering van de gezondheidszorg van dieren.
Het blijkt dat de overheid de kosten hieivan voor een-
groot gedeelte op de veehouders wil afwentelen.
TUINBOUW
Het aanbod van tomaten en komkommers was groot
gedurende de laatste weken, maar het mooie weer sti
muleerde de vraag, zodat de prijzen bevredigend ble
ven voor de glastuinders. Aldus de heer M. J. Goud in
zijn tuinbouwoverzicht. Hij deelde mede dat ook de vraag
naar sla toenam, mede dankzij export naar West-Duits-
land. De aardbeienteelt leverde teleurstellende resulta
ten op, zowel onder glas als in de volle grond. Door het
warme weer rijpten de vruchten erg snel en het grote
aanbod kon slechts tegen vrij lage prijzen worden ge
plaatst. Thans staat de pluk van de frambozen voor de
deur; de stand van het gewas is matig en men verwacht
veel kleine vruchten, zeker als de droogte aanhoudt. Ook
de oogst van rode^ bessen is begonnen; hiervan wordt
een goede produktie verwacht. De laatste Golden Deli
cious van de oogst 1972 werden tegen afbrokkelende
prijzen verkocht, zodat lang bewaren dit seizoen geen
succes werd.
Wat de oogstvooruitzichten voor oogst 1973 betreft,
deelde de heer Goud mede dat de peren een kleine
oogst zullen geven. Misschien zelfs zo klein dat we vele
jaren terug moeten gaan om een vergelijking te vinden.
Van de appels kan een goede oogst worden verwacht,
maar zeker geen topoogst.
De Cox's valt plaatselijk tegen, vooral op sterke on
derstammen. In mindere mate geldt dit ook voor Goud-
reinette en Benoni. Verder is er een zo sterke rui aan
de gang bij het hoofdras Golden Delicious dat er soms
te weinig vruchtjes overblijven. Verder merkte de heer
Goud op dat de Zure Morellen ook dit jaar een slechte
oogst geven en dat de pruimen een zeer wisselvallig
beeld bieden.
WERKGEVERSZAKEN
Naar aanleiding van een notitie betreffende de aan
sprakelijkheid van de werkgever voor schade aan de
werknemer overkomen, benadrukte de vergadering de
noodzaak dat ieder bedrijf een W.A.-verzekering
bedrijf heeft afgesloten. Een groot aantal bedrij
ven blijkt, alhoewel de premie gering is, niet W.A. ver
zekerd te zijn. In dat geval worden grote risico's gelo
pen. In het bijzonder geldt dit bij gelegenheidsarbeid, in
dien geen dienstbetrekking voor de sociale verzekering
aanwezig wordt geacht. Een vrijwillige verzekering tegen
arbeidsongeschiktheid voor seizoenarbeid kan worden
afgesloten bij o.a. de F.B.T.O.; Agra-Noord; N.F.O. dan
wel Interpolis N.V.
JMfET gespannen verwachtingen wordt er uitgezien
naar de ontwikkelingen op het terrein van de be
lastingheffing onder het nieuwe kabinet. Er zijn zoveel
verkiezingsbeloften gedaan dat meer geld nodig zal zijn
dan voorheen. Dit terwijl alleen, al om dezelfde taken uit
te voeren, zoals in elke onderneming en in elke huishou
ding, toch al meer geld voor de staatshuishouding nodig
zal zijn.
Bespiegelingen en beloften zijn al maanden lang aan
de orde van de dag. Eén van de eerste uitspraken van en
kele bewindslieden is geweest dat de omzetbelasting niet
zal worden verhoogd. Andere opmerkingen betroffen te
verwachten verhogingen in de vermogenssector en de
eisen van een tot de regering behorende groepering dat
de verhouding tussen de directe en indirecte belastingen
niet nadeliger dient uit te vallen dan de bestaande ver
houding. Met andere woorden, als de directe belastingen
(op winsten, inkomens, vermogensworden verhoogd
dan ook de indirecte (omzetbelasting, accijnzen). Boven
dien valt er te rekenen met internationale verhoudingen,
de zogenaamde „harmonisatie van belastingen" binnen
de E.E.G.
TT/ IE van mehfawis dat de zaken eenvoudig liggen,
vergist zich! vttn^y er schillende kanten wordt druk
uitgeoefend. De vakbeweging eist een „rechtvaardiger"
verdeling van het inkomen als inzet van de belastingpo-
litiek en het kabinet zal er, naar wij menen, bewust naar
zoeken het vertrouwen van de vakbeweging in het ka
binetsbeleid te verkrijgen of te vergroten. Daarom zal aan
de eisen van de vakbeweging om winsten, inkomens en
vermogens zwaarder te belasten ernstig aandacht worden
geschonken. Anderzijds is er het bedrijfsleven, dat de ge
volgen ondervindt van de reeds jaren bestaande te ster
ke afroming van de winsten. De noodzakelijke investerin
gen zowel voor vernieuwing van het machinepark we
gens technische of economische veroudering of het in
voeren van nieuwe produktiemethoden, moet of achter
wege blijven of met vreemd geld worden gefinancierd.
Verhouding directe en indirecte belastingen (statistieken
In beide gevallen verzwakking van de financiële en de
concurrentiepositie! Dit spreekt temeer omdat wij in Ne
derland de meeste zware heffing hebben op het gebied
van de belasting op winsten en inkomens van het gehele
E.E.G.-gebied,
ZONDER meerdere schade aan te richten dan nu
reeds gebeurd is kan er op deze weg niet worden
voortgegaan. De achterstand op onze overige E.E.G.-part-
ners zou daardoor nog groter worden en wij vallen nu toch
al uit de toon met alle nadelige gevolgen van dien.
Het hieronder afgedrukte staatje illustreert onze uit
zonderingspositie op het gebied van de verhoudingen van
directe en indirecte belastingen. Het doet zien dat in ons
land de prestatie, het verwerven van inkomen en winst
zwaarder wordt belast dan de consumptie. Dit in tegen
stelling met alle E.E.G.-partners en dit naar wij menen
tot onze schade. Het zullen knappe koppen moeten zijn,
die de voor ons land zo dringend noodzakelijke oplossin
gen weten te vinden en te bereiken. Wij leven tussen
hoop en vrees!
PA AU WE
O.E.C.O.)
1960
1965
1968
1969
1970
1971
Land
dirjind.
dir. find.
dirjind.
dir.find.
dir. find.
dirjind.
Nederland
55:45
56:44
54:46
57:43
54:46
55:45
Frankrijk
27:73
28:72
30:70
30:70
32:68
29:71
Duitsland
39:61
41:59
43:57
42:58
44:56
46:54
Italië
30:70
34:66
35:65
35:65
34:66
34:66
België
40:60
42:58
43:57
44:56
46:54
47:53
Luxemburg
56:44
51:49
49:51
9
9
Engeland
45:55
46:54
47:53
47:53
49:51
9
Denemarken
49:51
49:51
50:50
49:51
9
Ierland
Ï2.18
28:72
28:72
27:73
9