Openingsrede q_
Algemene Vergadering jfczlm
Het Deens gezinsbedrijf in de EEG van de negen
6
Openingsrede van de algmeen-voorzitter der ZLM, de
heer J. B. Becu, uitgesproken op de algemene vergadering
van de ZLM op woensdag 20 juni 1973 in ,£)e Prins van
Oranje" te Goes.
3>e Z!LM-dagen zijn begonnen. Deze dagen zyn een
traditie geworden. De eerste algemene vergadering van
de ZLM werd gehouden op 18 juni 1844 met annex een
tentoonstelling in de tuin van de sociëteit St. Joris te
Middelburg.
Er werden Durtiam-stieren en Leicester-rammen ver
toond, benevens landbouwwerktuigen en met name een
cultivator en een zaaimachine geschikt om alle granen
mee te zaaien. Ook was er een nieuwe kunstmeststof,
een mengsel van houtasch, vitrioolzuur en guano.
Vele ZLM-dagen zijn gevolgd, met wel als hoogtepun
ten de tentoonstelling in 1921 op het vliegVeld te Mid
delburg en in 1947 en 1905 in de Wilhelminapolder.
Gedurende deze afgelopen 130 jaar is er een inte
ressante ontwikkeling te zien geweest. Tijden van voor
spoed en tegenspoed hebben elkaar afgewisseld. Diverse
feiten hébben duidelijk hun stempel op deze ontwikke
ling gedrukt. Met name is te noemen: Het verdwijnen
van de meekrap, die vervangen is door de teelt van sui
kerbieten en het afschaffen van het braakstelsel. Dit
laatste is weer mogelijk gemaakt door het gebruik van
kunstmeststoffen.
Ook de ontwikkeling van het verkeer is van groot be
lang geweest. Ik noem de aanleg van de spoorlijnen
in Zeeland Bergen op ZoomVlissingen en het gra
ven van de kanalen door Walcheren en Zuid-Beveland.
Maar aan de andere kant heeft het verkeer in de rest
van de wereld de graanstroom naar Nederland veroor
zaakt mede waardoor de landbouwcrisis in de tachti
ger jaren van de vorige eeuw ontstaan is.
Daarna zijn landbouwonderwijs en voorlichting ont
staan, die ontzettend veel bijgedragen hebben tot het op
peil brengen van onze bedrijfsvoering. Een rustige ont
wikkeling volgde totdat in 1930 wederom een grote cri
sis optrad een reactie op de eerste wereldoorlog.
Uit de tijd van deze crisis stammen de beschermings
maatregelen voor onze landbouw, waarvan wijlen ir S.
L. Louwes de geestelijke vader is. In grote trekken zijn
de huidige beschermingsmaatregelen in de E..E.G. ge
baseerd op het systeem Louwes.
Een laatste fase van ontwikkeling vormt de periode
1945 tot heden. Dé grote verwoestingen in onze provincie
Zeeland hébben een enorme stimulans tot herstel gege
ven en in Noord-Brabant is deze stimulans gekomen door
de uitbreiding van de industrie waardoor werkgelegen
heid kwam voor diverse boerenzoons.
De herverkavelingen en ruilverkavelingen hebben be
tere waterbeheersing gegeven en rationelere arbeid mo
gelijk gemaakt. Ook de uitbreiding van de mechanisatie
en afvloeiing van talloze landarbeiders, benevens het
verdwijnen van vele kleinere bedrijven en toepassing
van diverse sproeimiddelen hebben geleid tot het bedrijf
van het heden*
Ook de oprichting van de E.E.G. heeft de mogelijkhe
den voor onze bedrijfsvoering zeer vergroot al client er
bij gezegd te worden dat de EJ5.G. ons ook voor teleur
stellingen niet bespaard heeft. Met name het feit dat de
gelijkmaking van de concurrentievoorwaarden veel lan
ger duurt dan we gehoopt hadden is wel degelijk teleur
stellend. Bovendien is dit ook het geval met de jaarlijk
se vaststelling van de garantieprijzen. In ons inflatie
tijdperk is het dringend nodig dat voor ons in deze een
kostenindex ingevoerd wordt zoals in vele andere prijs
vaststellingen in ons land ingebouwd is.
Een grote verontrusting voor ons boeren is geweest
het idee van de heer Mansholt de basis van het familie
bedrijf niet meer te steunen, maar het aan te sturen op
een bedrijfsvoering in mammoetbedrijven. Gelukkig is
men hiervan teruggekomen en is de basis wederom het
goed! geleide familiebedrijf. Hierop is onze algemene
vergadering en onze tentoonstelling gebaseerd en het is
verheugend dat we heden twee zeer deskundige sprekers
hebben, namelijk professor F. W. Kriellaars en mr K.
Milthers, om ons voor te lichten over de toekomst van
deze bedrijven.
We kunnen allen nu een foto maken van de huidige
goed geleide landbouwbedrijven en ons daarnaar rich
ten. Dit is echter niet voldoende want we staan niet stil
en de ontwikkeling gaat door. De individuele boer zal
zelf een keuze moeten maken ten aanzien van zijn be-
bedrijfsvoering in de toekomst Bij deze keuze zal reke
ning gehouden moéten worden met verschillende fak-
toren die we zelf niet in de hand hebben, b.v.:
a. Zullen we rustig vo*dsel kunnen produceren en dis
tribueren in een evenwichtige positie tussen vraag
en aanbod,
dan wel zullen we voortdurend afgestraft worden
door soms zeer kleine overschotten?
b. Zal de E.E.G. binnen afzienbare tijd een grote wer
kelijke markt zijn met gelijke concurrentievoor
waarden of zal dit nog zeer lang duren?
c. Zal de Delta-wet werkelijk volgens het huidige plan
en in het huidige tijdschema uitgevoerd worden zo
dat we 1980 geen inundatierampen meer moeten
vrezen of zal men Zeeland en West Noord-Brabant
in deze (ten aanzien van beveiliging en ten aanzien
van de erfvijand de zee) in de steek laten?
d. In hoeverre zal men er in slagen de inflatie binnen
Verantwoordelijke grenzen te houden?
e. Zal men tijdig zekerheid geven wat ons boven het
hoofd hangt ten aanzien van onttrekken van landbouw
gronden aan de landbouwproduktie? Ik noem hierbij
de onzekerheid die b.v. momenteel heerst in Oost
Zeeuws-Vlaanderen ten aanzien van de aanleg van
het Baalhoekkanaal annex industrievestiging daar
of bij Ossenisse.
Ook nog op eventuele vliegveldplannen in Noord-
Brabant.
Gedurende een dertigtal jaren is het inordebrengen
van de waterbeheersing in West Noord-Brabant op
gehouden omdat mogelijk het Schelde-Rijn-kanaal
dit gebied zou doorkruisen. Het resultaat is geweest
dat een ander tracé is gekozen, n.l. de Eendracht.
Dergelijke dingen moeten we nu proberen te voor
komen.
f. Wat zijn de plannen van de huidige regering ten
aanzien van het gezond houden van het klein- en
middenbedrijf, waaronder we ook de landbouw
kunnen rekenen?
Wil en zal men dit inderdaad bevorderen of zal men
uit onverstand, haat en nijd maatregelen nemen die
het noodzakelijke bedrijfskapitaal voor deze bedrij
ven te ver zal uithollen?
We weten het niet, maar we zullen deze ontwikke
lingen op de voet volgen en daar waar dit nodig en mo
gelijk is proberen onze invloed aan te wenden om het in
betere banen te leiden.
De individuele boer zal toch moeten beslissen en la
ter zal blijken wie de goede en wie de verkeerde beslis
singen genomen heeft.
Onze tentoonstelling is verder bedoeld te tonen dat we
met onze tijd zijn meegegaan en we als groep nog steeds
een onmisbare schakel vormen in onze samenleving.
In goede samenwerking met de overheid en de andere
groepen van onze 'bevolking zijn we bereid ons volledig
in te zetten voor de verdere ontwikkeling van ons ge
bied. Wanneer de ZLM-dagen een klein steentje zullen
mogen bijdragen om dit te bereiken kunnen we consta
teren dat de moeite en kosten besteed aan het organise
ren van deze dagen niet tevergeefs zijn geweest.
INLEIDING GEHOUDEN DOOR Mr. K. MILTHERS,
DEENS LANDBOUW ATTACHÉ
Het gezinsbedrijf overheerst in de Deense landbouw.
Dit kunnen wij zonder meer stellen. Wel is het zo, dat de
definitie van een gezinsbedrijf aan het veranderen is
en dat er ruimte is voor verschillende opvattingen be
treffende de te gebruiken kriteria.
Wanneer ik over het Deense gezinsbedrijf voor een
Nederlands publiek spreek, zie ik mij in ieder geval ge
noodzaakt het gezinsbedrijf in de ruime zin des woords
te gebruiken en niet al te diep op een definitie in te
gaan, want er zijn nogal wat verschillen tussen de
manier en de basis waarop de landbouwgezinnen in
Nederland en de landbouwgezinnen in Denemarken
werken en leven. Deze verschillen zijn op zich interes
sant en de kennis ervan is noodzakelijk wil je én de taak
én de mogelijkheden begrijpen waarvoor het Deense ge
zinsbedrijf staat, nu Denemarken lid is geworden van
de EEG.
BEDRIJVEN GROTER DAN IN NEDERLAND
De Deense landbouwbedrijven zijn gemiddeld groter
in ha dan de Nederlandse. Wanneer wij alle landbouw
bedrijven vanaf 0,5 ha meetellen, komen wij op een ge
middelde van 22 ha per bedrijf. Laten wij de bedrijven
beneden de 10 ha buiten beschouwing, komen wy op
32 ha per bedrijf. Nu zijn er in Denemarken 1700 bedry-
ven met meer dan 100 ha. Deze bedrijven hebben teza
men 343.000 ha ofwel byna 12 van de oppervlakte
van de cultuurgrond in Denemarken. Er zyn onder deze
bedrijven een aantal die zo groot zijn en op zodanige
wijze geëxploiteerd worden, dat ik het geen gezinsbe
drijven zou willen noemen. Al met al kan men zeggen
dat de Deense gezinsbedrijven zich groeperen rond een
gemiddelde van 25 a 30 ha.
Pacht is weinig uitgebreid in de Deense landbouw. Dit
geldt vooral voor de gebouwen. Typisch is dat toch en-
kele van de heel grote bedrijven door pachters worden
geëxploiteerd en dan wel in deelpacht. Het feit, dat de
meeste Deense landbouwbedrijven het eigendom van de
landbouwer zijn, is één van de gevolgen van de grote
hervoringen in de Deense landbouw die bijna 200 jaar
geleden aanvang namen. De pachtwet kent Denemarken
dan ook niet. Pacht of huur vindt wel in enige mate
plaats binnen de struktuurontwikkeling, maar er is hier
vaak sprake van een overgangsfase.
Een ander gevolg van de vrij vroege landbouwhervor
mingen in de Deense landbouw is de naar verhouding
goede ruilverkaveling die ontstond door de opheffing
van de dorpsgemeenschap. Men is er zich in Denemar
ken zeer goed van bewust dat het verdwijnen van tegen
de 4.0006.000 zelfstandige boerderijen per jaar niet
tot verkavelingsproblemen mag leiden.
PRAKTIJKOPLEIDING
NIET OP OUDERLIJK BEDRIJF
Een belangrijk verschil in het levenspatroon van Ne
derlandse en Deense gezinsbedrijven is veroorzaakt door
een verschil in het opleidingspatroon. In Denemarken is
het sinds generaties vanzelfsprekend, dat die jonge boe-
rezonen, die later zelfstandige boeren hopen te worden,
zodra ze van school af zijn, bij andere boeren gaan wer
ken, vaak ver van huis. Ze doen dit om iets anders te
zien, iets anders te leren dan de praktijk bij vader thuis
en ze doen het om kontant geld te verdienen. Na de
militaire dienst gaan ze 5 of 9 maanden naar een land-
bouwkostschool.
In vele gevallen keren ze na een aantal jaren naar
huis terug om het ouderlijke bedrijf over te nemen, maar
de vader-zoon-verhouding, die je zo vaak tegen komt
op de Nederlandse boerderijen, vind je in Denemarken
in mindere mate. Is het verschil in leeftijd tussen vader
en zoon klein, is de vader niet bereid tot het afgeven
van de verantwoordelijkheid voordat de zoon zelfstan
dig wenst te zijn, dan zie je dat de zoon soms tijde
lijk een andere boerderij verwerft. Er zijn ook in
Denemarken boerderijen die generaties in de familie
zijn gebleven doordat de zoon de vader heeft opgevolgd
of doordat iemand de voerbak met de zeug heeft ge
kregen (u weet het, we zijn in Denemarken heel trots
op onze zeugen), maar in het algemeen moet gezegd
worden dat de familie-omzet van boerderijen in Neder
land uitgebreider is dan in Denemarken.
De opleidingspraktijk in Denemarken voert met zich
mee dat de jonge Deense boer gauw naar nieuwe ideeën
luistert. Hij heeft verder kontant geld verdient en heeft
hij goed gespaard dan heeft hij zijn eigen kredietwaar
digheid vergroot. Dat is belangrijk omdat in Denemar
ken krediet moeilijk verkrijgbaar is.
In vervolg op deze reeks van verschilpunten tussen de
Deense landbouw en de Nederlandse zal ik nog vermel
den dat in Denemarken de gemengde bedrijfsvorm uit
gebreider is geweest en langer is blijven bestaan dan
in Nederland. Hiervoor zyn meerdere oorzaken, waar
van ik enkele zal aangeven.
KOEIEN VAAK VERVANGEN DOOR VARKENS
Klimaat en bodem zijn in het algemeen minder ge
schikt voor blijvend grasland en gespecialiseerde wei-
débouw. En de gemengde bedrijfsvorm heeft een inge
bouwde verzekering tegen prijsdaling op een produkt
zolang niet alle produkten geraakt worden. Zolang de
grond schaarser was dan de mankracht was ook een
gecombineerde vorm van veeteelt en akkerbouw met
gras, voederbieten, achtereenvolgend winter- en zomer
granen een intensieve en .gunstige bedrijfsvorm. In de
laatste decennia zijn hierin veranderingen gekomen. De
groeiende mogelijkheden buiten de landbouw hebben,
vooral in de dichtst bevolkte gebieden van Denemarken
(dat zijn de oostelijke gebieden) gedeeltelijk door de
lage melkprijzen en de onzekerheid rond de melkprijzen
de koeien doen verdwijnen, zodat de overgrote meer
derheid van de koeien zich nu op Jutland bevindt. De
vartcens hebben in grote mate de plaats van de koeien
ingenomen, maar er zijn ook vele grotere bedrijven die
geheel zonder vee worden geëxploiteerd.
Denemarken als geheel voorziet zichzelf in granen en
hetzelfde geldt voor vele bedrijven met bijvoorbeeld
varkens, zodat ook de binnenlandse omzet van granen
relatief beperkt blijft. Vele boeren beschikken zelf over
de noodzakelijke apparatuur, zodat zij zelf in staat zijn
hun granen te drogen, te malen en te mengen met an
dere voedermiddelen.
Hiermee heb ik in kort bestek enkele algemene en
belangrijke verschilpunten tussen de Nederlandse en de
Deense landbouw vermeld. Eigenlijk zou ik voordat ik
overga tot de eigenlijke inhoud van mijn inleiding ook
de ontwikkeling in produktiefaktoren en de produktie
in de laatste tien tot vyftien jaar moeten vermelden,
maar dat moet ik laten schieten en moet u genoegen
nemen met enkele opmerkingen waar het nodig is.
ONZEKERHEID OVER GEVOLGEN
TOETREDING EEG.
Een waardering van de gevolgen voor het Deense ge
zinsbedrijf van de Deense toetreding tot de uitgebreide
EEG is gebonden aan onzekerheid; Denemarken is net
binnen en wij weten nog niet hoe de Deense landbouw-
produkten zich zullen plaatsen op de markten die nu
opengaan en wat de gevolgen van de prijsstijgingen op
onze traditionele markt in Engeland en de vergrote