Transport en arbeidsorganisatie 11 Ing. T. T. MIEDEMA CAR. - Goes Het is bekend, dat op een landbouwbedrijf een groot gedeelte van de werktijd wordt besteed aan transport (het vervoenen van produkten en hulpstoffen en middelen van de plaats waar het zich bevindt naar de plaats waar het nodig is.) Mensen, die zeggen, dat het landbouwbedrijf een transportbedrijf tegen wil en dank is, doen de functie van transport tekort. Binnen een bedrijf gaat het erom, de produkten zoveel mogelijk tot waarde te brengen. Bij dit tot waarde brengen is het transport een belangrijk onderdeel van het produktieproces. Het défilé van de komende ZLM-tentoonstelling „Delta '73 (waarover in een ander artikel) zal tonen, dat binnen de simpele omschrijving van transport als brengen vannaareen heel scala van werktuigen is opgesloten. HOGER PRESTATIE PER MAN De productiecapaciteit per man stijgt nog steeds, door gebruik te maken van grotere :rekkers, grotere werktuigen en van werk methoden die minder werk vragen. Bij de wagens zien we steeds grotere laad vermogens. Was enkele jaren geleden een 5- Lons wagen een veel voorkomende soort, nu zijn er reeds talloze 8-tons en 10-tons wa gens in gebruik. Deze schaalvergroting is mogelijk, doordat op veel bedrijven de trek kracht voorhanden is. Het gebruik van grotere wagens gaat ge paard met het streven, om voor alle produk ten te komen tot het vervoeren en verwer ken van een losgestort produkt. Hoewel ook hier en daar bezwaren kleven aan losgestort materiaal, denk aan het los sen van de tank van een combine bij gras zaad, is het voordeel, dat niet meer kleine eenheden hoeven te worden versjouwd. De produkten kunnen in een grotere of kleinere stroom verwerkt worden, wat de snelheid van laden of lossen te goede komt, en het landwerk tot een minimum terugbrengt. De losse verwerking van aardappelen, graan en suikerbieten zijn zo vanzelfspre kend, dat daarop niet verder hoeft te wor- hier geldt dat losse verwerking alleen mo gelijk is, als de pootmachine hiervoor is in gericht. Om aantrekkelijk te zijn, moet de hoeveel heid, die per tijdseenheid wordt verwerkt, wel voldoende groot zijn. Het is weinig aan trekkelijk om bijv. bietenzaad los te gaan verwerken. TRANSPORTCOMBINATIES Een belangrijk punt bij de afvoer van landbouwprodukten is het aantal transport combinaties, dat nodig is om de afvoer te verzorgen. Het aantal wagens, dat nodig is, hangt af van de volgende punten: de hoeveelheid produkt per ha, de capaciteit van de oogstmachine, de wageninhoud, de transportsnelheid, de lostijd, eventuele wachttijden. Afhankelijk van het gewas en de capaci teit van de oogstmachine moet er bij ieder per uur moet worden afgevoerd. De genoem de getallen zijn gemiddelden. Als er onon derbroken wordt gewerkt, dus, geen storin gen en genoeg wagens voor de afvoer, kan de hoeveelheid per uur aanmerkelijk hoger liggen dan hier aangegeven. TRANSPORTSNELHEID De transportsnelheid is erg afhankelijk van de omstandigheden. Het is niet eenvou dig een gemiddelde snelheid aan te geven. De afstand, die over het perceel moet wor den gereden, de toestand van een kavelpad en de afstand over de verharde weg spelen een rol. De lostijd hangt af van de verdere ver werking van het produkt. Men kan rekenen met 1 minuut voor het bijrijden bij stortput, doseerbak of bietenhoop. De lossnelheid hangt af van de hoeveelheid produkt per vracht. De variatie voor een kipwagen is van 0,6 tot 1,0 min. per ton. 5 tons wagen lostijd 4— 6 min. 8 tons wagen lostijd 6— 9 min. 10 tons wagen lostijd 7—11 min. 12 tons wagen lostijd 813 min. Als men bovenstaande gegevens gebruikt om een concreet geval globaal na te reke nen, blijkt al gauw, dat: Het aantal wagens snel toeneemt met een kortere vultijd. Het aantal wagens snel afneemt met grotere inhoud per vracht. binnen een normale periode met de kleine oogstmachine kan worden gedaan. De lostijd is ook een factor, die mee speelt. Vooral bij de oogst van aardappelen moet de nadruk worden gelegd op voldoende capaciteit van de transporteurs en boxen- vuiler. Als de transporteurs de aardappelen snel kunnen verwerken, is de noodzaak van een grote bakinhoud van een doseerbak veel minder groot. VERPLAATSEN BOXENVULLERS Een ander punt bij de aardappeloogst is het steeds terugkerende verplaatsen van de bo.cenvullers, waardoor steeds de afvoer on derbroken moet worden. In dit verband is het in veel gevallen het overwegen waard, de aardappelen met een hangende vulinstallatie in de schuur te brengen. Het verstellen van de installatie vraagt dan een minimum aan tijd. Bij zelf bouw met aangekochte transportbanden kun nen de kosten zeker binnen de perken blij ven. SAMENVATTING De eenheden worden ook bij transport groter. Dit betekent, dat per man meer capa- len ingegaan. Produkten, waarbij de moge- ijkheden van losse verwerking korter ge- eden pas meer aandacht kregen, zijn kunst nest en pootgoed voor aardappelen. Bij kunstmest kan de losse verwerking al of liet worden voorafgegaan door losse opslag ip het bedrijf. Verwerken met de voorlader is goed mogelijk van een vlakke vloer en bij voldoende manoeuvreerruimte. Ook de mo gelijkheid, de kunstmest enige tijd voor het uitstrooien losgestort op een kip wagen te halen bij de handel en direct uit de wagen in de strooier storten is een aantrekkelijk systeem, dat met zeer weinig investeringen gepaard gaat. Een nadeel van dit systeem is, ïat men niet meer per zak controle heeft op ie gestrooide hoeveelheid per ha. Bij een zorgvuldige afstelling vooraf is dit bezwaar niet onoverkomelijk. Een andere mogelijkheid is de losse ver werking van pootgoed bij aardappelen. Ook oogstsysteem een zekere hoeveelheid pro dukt per uur worden verwerkt. Globaal kan voor verschillende gewassen van de volgende hoeveelheden worden uit gegaan: Bruto ha Oogst- Transport Gewas opbrengst capaciteit per uur kg ha/uur kg Graan 6.000 0,75 4.500 Aardapp. 50.000 1-rijer 0,12 6.000 Aardapp. 50.000 2-rijer 0,25 12.500 Bieten 70.000 1-rijer 0,1 7.000 Bieten 70.000 2-rijer 0,18 12.600 Bieten 70.000 3-rijer 0,25 17.500 Bieten 70.000 6-rijer 0,5 35.000 Deze grote verschillen in hoeveelheden vragen elk een aangepaste afvoerorganisatie, waarbij het aantal personen, trekkers en wa gens groter wordt met de hoeveelheid, die Het aantal wagens toeneemt bij grotere transportafstanden, en Het aantal wagens toeneemt bij langere lostijden. Daar bij de oogst van aardappelen en bie ten minstens twee en meestal drie wagens nodig zijn, is het uit oogpunt van arbeids- bezetting vaak niet mogelijk de afvoer „rond" te zetten. Over en weer samenwer ken met één of meer collega's blijkt ook op dit gebied te kloppen met het gezegde „twee kunnen meer dan één". Om met een minimum aan, wagens te kun nen volstaan moeten we streven naar een relatief lange vultijd door grote wagens in te zetten. Het is ook mogelijk een lange vul tijd te krijgen, door een kleine oogstmachine in te zetten. Dit is alleen verantwoord, als de oppervlakte die moet worden gerooid citeit beschikbaar is. Het is belangrijk deze capaciteit te benutten. Bij de oogstwerktuigen zien we meer loonwerk en samenwerking, om de machi nes rendabel in te zetten. Het lijkt uit een oogpunt van arbeidsorganisatie en kosten voordelig, zeker bij het transport samen te werken. In dat geval zou een bedrijf met twee andere bedrijven kunnen samenwerken, waarbij ze ieder slechts één wagen inbren gen. Dit samengaan tast misschien de vrij heid van de ondernemer aan, het is echter de sleutel tot nog rationeler werken, om zo doende de kostenstijgingen het hoofd te bieden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 17