De bestrijding van meeldauw en afrjjpingsziekten bij granen Bestrijding afrjjpingsziekten in tarwe met Bavistin-M 9 R. C. Plantenziekten Wageningen In granen kunnen tijdens het groei seizoen verschillende schimmelziekten voorkomen. Door het beschikbaar ko men van chemische bestrijdingsmidde len is de belangstelling voor de be strijding van graanziekten sterk toe genomen. Het optreden van schimmelziekten in granen wordt bevorderd door een hoog N-aanbod, evenals de sterke na werking van stikstof uit de grond na een droge winter. Bovendien werkt het gebruik van chloormequat (CCC) in tarwe verschillende schimmelziek ten in de hand. Dit nadeel is echter geheel of gedeeltelijk te ondervangen door op het juiste tijdstip te spuiten met een schimmelbestrijdingsmiddel. Zowel in proeven als in de praktijk zal met deze middelen meer ervaring moeten worden opgedaan. MEELDAUW IN GERST Indien geen resitente rassen ver bouwd worden, kan een eventuele meeldauwbestrijding op twee manie ren uitgevoerd worden: a. Zaadontsmettin'g, met systemische fungicid ethirimol (Milstem). Do sering 12 ml/kg. b. Gewasbespuiting. Wanneer in het gewas het 3e blad van boven voor 1015 met schimmelpluis be dekt is, kan een bespuiting met een meeldauwbestrijdingsmiddel nood zakelijk zijn. Toegelaten zijn Calixin en Imugan. Onder droge weersomstandigheden is het aan te bevelen reeds tot een be spuiting over te gaan zodra op het derde blad van boven schimmelpluis wordt waargenomen. Doseringen: Calixin 0,75 1/ha; Imu gan 1 1/ha. Beide middelen kunnen gemengd worden met MCPA of met MCFP. MEELDAUW IN TARWE Voor zover bekend ligt het meest gunstige tijdstip op het moment vlak voor de aar in het gewas komt. Bij gebruik van spuitzwavel dient de bespuiting na ongeveer 10 dagen te worden herhaald op een moment, dat het gewas volledig in de aar staat tot uiterlijk vlak voor de bloei. Tridemorf en chloraniformethaan Doseringen mogen na verschijnen van de aren niet meer worden toegepast. AFRIJPINGSZIEKTEN IN TARWE Het meeste effect van de bespuitin gen mag worden verwacht vanaf het verschijnen van de aar tot uiterlijk begin bloei. De combinatie van een systemische fungicide (op basis van benamyl, thiofanaatmithyl of BCM is Methox arbamoxyl benzimidazool -+• maneb heeft de breedste werking. Bij gebruik van een dergelijke combina tie kan worden volstaan met één be spuiting bij voorkeur zo dicht moge lijk voor de bloei. Daarnaast kan ook alleen maneb, mancozei en enkele an dere combinaties van dithiocabamaten met een hoog gehalte aan maneb worden gebruikt, waarbij in de pe riode vanaf het in aarkomen tot uiter lijk begin bloei twee bespuitingen ge wenst zijn. Veiligheids- tertnijn 5 weken 5 weken 5 weken 4 weken 4 weken 4 weken Doseringen: V eiligheidstermjjn spuitzwavel uitvloeier (Thiovit Sandovit Cons.) Luxan Spuitzwavel -|- Luxan Uitvloeier H. Tridemorf (Calixin) Cloramformethaan (imugan) 6 kg 0,1 1/ha 6 kg 0,1 1/ha 0,75 1/ha 1 1/ha 4 weken 4 weken tot aan verschijnen der aren tot aan verschijnen der aren Benomyl (Benlate) -f- Maneb Thiofanaat-methyl (Tapsin M) -f Maneb BOM -f- Maneb (Bavistin M) Maneb (diverse merken) Manconeb (Duphar Dithane M 45 spp) Maneb (70%) Zineb (9%) (Miltoxan, Vendoneb) 0,5 kg/ha -f 2 kg/ha kg/ha kg/ha kg/ha kg/ha kg/ha 2 k'g/ha BASF NEDERLAND N.V. Afd. LANDBOUW ARNHEM Op grond van de proefresultaten in de afgelopen jaren kan gesteld worden dat de bescherming van tarwe tegen afrijpingsziekten goede perspectieven biedt. De middelen Bavistin M en Calixin -f- Maneb kunnen daarbij een belangrijke taak vervullen. Bij Bavistin M wordt de toepassing vnl. gericht op de be scherming van aar en vlagblad, IN de afgelopen jaren is gebleken dat door be spuitingen met fungiciden tegen afrijpingsziek ten in tarwe dikwijls aanzienlijke opbrengstverho gingen worden verkregen. In Nederland blijkt een belangrijke opbrengstdepressie tot stand te komen onder invloed van klimatologische omstandigheden. Zo gaven bespuitingen met fungiciden in de jaren 1969 en 1971 opbrengstverhogingen van 400600 kg per ha. In 1970 daarentegen werd de opbrengst slechts met 100 a 250 kg per ha verhoogd, maar de weersomstandigheden waren toen bijzonder gunstig voor een gezonde afrijping van de tarwe. Dit was ook duidelijk te constateren aan de kleur van het gewas en aan de behaalde opbrengst. De zeer gun stige weersomstandigheden van 1970 behoren voor ons land evenwel tot de uitzonderingen. De jaren 1969 en 1971, toen er tijdens de afrij pingsperiode aanzienlijk meer regen gevallen is en de tarwe op vele plaatsen grauw afrijpte, moeten veel eerder als maatgevend gezien worden. Door de warme voorzo mers in de jaren '69, '70 en '71 is, met name in het zuiden van het land, het optreden van meeldauw en bruine roest bevorderd. Ook het optreden van blad luizen in tarwe is in deze jaren opvallend geweest. In het zuiden en zuidwesten zijn in deze jaren veel percelen tarwe geoogst waarvan de korrels onvolle dig waren uitgegroeid, met als gevolg een laag dui- zendkorrelgewicht en een hoog percentage doorval. HET EFFECT VAN EEN FUNGICIDEBEHANDE- LING IN RELATIE TOT DE N-BEMESTTNG IjttT verschillende onderzoekingen is gebleken dat u het effekt van een behandeling met fungiciden toeneemt naarmate de N-bemesting hoger is. Dit komt enerzijds omdat een gezonder gewas doorgaans meer stikstof rendabel kan maken en anderzijds om dat. een overvloedige N-bemesting het optreden van blad- en aarziekten in de hand werkt. Uit onderzoek is naar voren gekomen, dat niet alleen bij zeer hoge stikstofgiften maar ook bij de meer algemeen toe gepaste N-giften van 70-120 kg/ha (en in 1972 in I.B.-proeven zelfs bij zeer lage N-giften van 20 en 35 kg per ha) door bespuitingen met fungiciden nog aanzienlijke meeropbrengsten werden verkregen. In dit onderzoek werd de zeer belangrijke aanwij zing verkregen dat het tijdstip van bespuiting even eens van grote invloed kan zijn op het resultaat. De opbrengstverhoging was in hoofdzaak een ge volg van het hogere duizendkorrelgewicht. De aren op het onbehandelde objekt waren aangetast door kafjesbruin, meeldauw en zwartschimmels. Gezien de feiten dat de dithiocarbamaten een zeke re werking vertonen tegen roest en alternaria en dat op verschillende gronden het optreden van maangaan- gebrek een bekend verschijnsel is, werd besloten tot het maken van een gerede menging met maneb, die kortweg als Bavistin M wordt aangeduid. Maneb heeft geen meeldauwWerking, maar versterkt wel de invloed van Bavistin (methoxycarbamoyl-benzimi- dazol) op Septoria en Fusarium. Als bijzonderheid vermelden wij nog dat, volgens recente, uit Engeland afkomstige gegevens, gele roest in tarwe effektief bestreden kan worden met Calixin -f dithiocarbamaat. FREQUENTIE, TRAJEKT EN OPTIMAAL STADIUM VAN SPUITEN (Probleemstelling) MET het oog op de bestrijding van afrijpingsziek- ten in tarwe kan met betrekking tot de renta biliteit worden gesteld, dat een eenmalige niet te dure bespuiting over het algemeen toereikend moet zijn. In de jaren '69 en '70 werd in de proeven van Dilz veelal twee tot vier keer gespoten. Nadat in '71 ook met een eenmalige bespuiting met benomyl mits uitgevoerd op het goede tijdstip gunstige er varingen werden opgedaan, werd in 1971 het onder zoek met de benzimidazolen benomyl en Bavistin vooral op het tijdstip van toepassing gekoncentreerd. Wij hebben ons afgevraagd of de bespuiting pri mair gericht moet worden op de bescherming van het vlagblad dan wel op de bescherming van de aar. Bi: de afrijpingsziekten van de aren hebben wij te maken met een aantal bekende schimmels zoals meeldauw, septoria, fusarium en diverse zwart schimmels. Behalve dat de aren een aantrekkelijke voedingsbodem voor diverse schimmels lijken te zijn, schijnen ze met name ook aantrekkelijk te zijn voor bladluizen. De exudaten hiervan zijn dat op hun beurt weer voor bepaalde schimmels. Op deze wijze zou het ook te verklaren zijn dat met een insecticidewerking wel goede resultaten verkregen worden. Ook stuifmeel kan onder warme, vochtige omstan digheden een goede voedingsbodem zijn voor schim mels. We hebben uit veldwaarnemingen de indruk gekreigen dat het stuifmeel van tarwe, met name onder vochtige omstandigheden, een aantrekkelijke voedingsbodem is voor diverse schimmels. Het tijdstip „aren uit tot begin bloei" d.i. stadium Feekesschaal 10.5.1 is een zeer geschikt trajekt voor de bestrijding van afrijpingsziekten van de aar. In de praktijk hebben wjj echter ook te maken met bladaantastin'gen door schimmels zoals bladseptoria, meeldauw en roest. Het optreden ervan in een ver gevorderd vegetatief stadium kan tot gevolg hebben dat de bovenste bladeren waaronder het vlagblad snel en voortijdig afsterven, waardoor het gewas noodrijp kan worden. Meeldauw komt aanvankelijk vaak alleen maar in geringe mate voor op de onderste bladeren. Maar tijdens het in aar komen van het gewas kan ze zich snel uitbreiden. Het beschermen van het vlagblad hiertegen kan dan van essentieel belang zijn voor de ontwikkeling van de aar. Ook voor bladseptoria en roest geldt dat bij een beginnende aantasting van het vlagblad een bespuiting gewenst kan zijn om het produktiepotentieel in stand te houden. Wil men bij een meeldauwaantastin-g nog curatief ingrijpen dan is het zeker zinvol om Calixin te spui ten. Combineer zo nodig met Maneb tegen bladsep toria dat eveneens vrij veel schade kan veroorzaken. Deze ziekte is het afgelopen voorjaar op vry grote schaal in Nederland waargenomen. ERVARINGEN EN RESULTATEN 1972 IN NEDERLAND r totaal staan ons de opbrengstgegevens van een 15-tal proeven ter beschikking. Op een enkele uitzondering na werden de objekten in alle proeven in 4-voud aangelegd. Uit het onderzoek is het vol gende naar voren gekomen: bij vergelijking tussen het toepassingstijdstip „vlak voor het in aar komen" en het tijdstip „alle aren uit, vóór begin bloei", bleek, dat in 4 van de 8 proeven, het opbrengsteffekt op beide tijdstippen gelijk lag (gemiddeld ca. 10 op brengstverhoging), terwijl in de 4 resterende proe ven een opbrengstverhoging van ca 10 werd ver kregen op het eerstgenoemde tijdstip en van ca 20 bij toepassing in het later stadium. Als we alle cijfers van deze 8 proeven, waarin met 0,5 kg Bavistin per ha werd gespoten, op een rtf zetten, dan is de sprei ding in de meeropbrengst wel bijzonder groot. Deze varieert nl. van 0 op het eerste toepassings tijdstip tot ruim 30 op het tweede toepassingstijd stip. Misschien is het wel symptomatisch dat het hoge cijfer juist gevonden werd bij een ras dat zeer ge voelig is voor meeldauw en afrijpingsziekten. Uit onderzoek in een 5-tal andere proeven is ons gebleken dat de werking van Bavistin verbeterd kan worden door de toevoeging van Maneb. In 4 van de 5 proeven werd bij toepassing van 0,5 kg Bavistin in stadium „alle aren uit tot begin bloei" door toevoe ging van Maneb in 2 kg/ha een surplus aan op brengstverhoging vastgesteld van resp. 170, 300, 200 en 240 kg per ha. In een tweetal praktijkproeven, waar omstreeks het begin van de bloei of kort daar- (Zie verder pag. 16) terwijl bij Calixin Maneb de toepassing gericht is op bescher ming van het vlagblad en de beide daarondeï liggende topbladeren. Alleen bij een sterke meeldauw aan tasting is het zinvol om laatstge noemde bespuiting reeds op een vroeger tijdstip uit te voeren. Mo gelijk is er nog behoefte aan een kom ponent om de schade ten ge volge van het optreden van bruine roest zoveel mogelijk te beperken. Een algemeen advies voor de be strijding van afrijpingsziekten is moeilijk te geven aangezien het op treden epvan afhajnkelijk is van diverse faktoren zoals: het weer, de standplaats en de grondsoort, de specifieke rasgevoeligheid en de N-bemesting c.q. nalevering van de grond. Uiteraard is hierbij het ge heel erg complex omdat doorgaans meerdere faktoren tegelijk optre den.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 9