Positie van het gezinsbedrijf versterken 3 ONS COMMENTAAR RUIM de helft van alle ZLM-afdelingen heeft deze winter het vraagpunt 1972/73 over de positie van het gezinsbedrijf in de landbouw behandeld. Hoewel de voorgelegde vragen zeker niet eenvou dig waren, kon uit de 51 ontvangen rapporten toch een eindrapport worden samengesteld, dat veelal een duidelijk standpunt der ZLM-leden weergeeft. De volledige tekst van het eindrapport is reeds nu verderop in dit blad afgedrukt, zodat iedereen er voor de Buitengewone Algemene Vergadering van 20 juni, waar hetzelfde onderwerp behandeld zal worden, ken nis van kan nemen. Ook beide inleiders op deze ver gadering zijn in de gelegenheid gesteld de conclu sie van dit rapport in hun betoog te verwerken. Wij willen hier volstaan met een paar kanttekenin gen te maken bij de belangrijkste gevolgtrekkingen. Duidelijk komt naar voren dat men ook voor de toekomst het gezinsbedrijf als de meest geschikte produktie-eenheid binnen de landbouw blijft zien. Hoe wel de nodige aanpassingen zeker noodzakelijk zul len zijn. Het stichten van zeer grote (mammoet) bedrijven ziet men niet als een reële oplossing voor de proble men waarmee de hedendaagse landbouw te kampen heeft. Veeleer dient de basis van het gezinsbedrijf, zowel door interne als externe maatregelen, versterkt te worden. SAMENWERKING ONMISBAAR "O unaniem is men van mening dat samenwer- king met andere bedrijven, in welke vorm dan ook, een dwingende voorwaarde" is voor handhaving van het gezinsbedrijf. Inderdaad blijken er de laatste tijd een toenemend aantal^ samenwerkingsvormen van de grond te komen. Dat men zich evenwel zo duide lijk voor samenwerking zou uitspreken, hadden wij niet verwacht. Het verheugt ons wel. Duidelijk is ook dat, naast het gezamenlijk exploi teren van met name dure machines met grote bewer kingscapaciteit, ook steeds meer aan samenbunde ling van de arbeid wordt gedacht. Zeker waar op éénmansbedrijven machines worden geëxploiteerd, die door meer dan één man bediend moeten worden, is dit een noodzaak. Een verdere uitbouw van samen werking met de loonwerker wordt veelal positief er varen, hoewel vooral in de akkerbouwsector daar door snel het gevaar ontstaat dat de vrijkomende ar beid niet rendabel benut kan worden. Zeer gereser veerd staat men tegenover volledige samenwerking met inbreng van grond en het voor gezamenlijke re kening verkopen der eindprodukten. Daarentegen wordt een sterkere binding met coöperatie, handel of verwerkende industrie door sommige afdelingen wel noodzakelijk geacht. Wij zijn het daar -geheel mee eens. Immers bundeling van bewerkingscapaciteit en arbeid brengt een aantal technische problemen dich ter tot een oplossing; waarna bundeling van de af zet de kans vergroot om het aldus tegen lage kost prijs geproduceerde produkt tegen rendabele op- orengstprijzen af te zetten. Zeker die bedrijven die, om zo goedkoop mogelijk te kunnen produceren, zware rente- en aflossingskos- ten op hun schouders hebben genomen, dienen van afzet tegen tenminste kostendekkende prijzen verze kerd te zijn. Steeds meer zal de afzetbeslissing van de boer verschuiven van het moment van verkoop van zijn produkt naar het moment van contracteren of het zich aansluiten bij producentengroepering of pool. GEEN INKOMENSTOESLAGEN QUIDELIJK kwam uit het vraagpunt naar voren dat men geen landbouwbeleid gebaseerd op een systeem van inkomenstoeslagen wenst. Waarmee niet gezegd is dat men nu voor 100% gelukkig is met het huidige, volledige op de prijzen gebaseerde E.E.G.-systeem. Eigenlijk komt hier het kernprobleem waarmee het Europese landbouwbeleid vandaag de dag gekon- fronteerd wordt, in al zijn eenvoud naar voren. Het huidige systeem van garantieprijzen werkt niet meer bevredigend, maar er is geen aanvaardbaar alterna tief. Wel wordt duidelijk de noodzaak van inkomens- of ha-toeslagen onderkend voor bedrijven die in het al gemeen belang (landschap^, natuur, milieu, monumen tenzorg, 'bebouwing) in hun exploitatie worden be lemmerd. Het wordt daarbij noodzakelijk geacht dat de landbouw zelf met voorstellen en oplossingen komt. Onze opmerking van vorige week, naar aanleiding van de regeringsverklaring, sluit hier geheel bij aan. Reële beperkingen zijn voor de landbouw in vele ge vallen acceptabel, mits de financiële konsekwenties door de gemeenschap en niet alleen door de betref fende boer(en) worden gedragen. En waar de land bouw nog steeds de belangrijkste beheerder van de open ruimte in ons land is, zal zij ook zelf met goed gefundeerde oplossingen voor de toekomst moeten komen. Het verder uitdiepen van de technisch/econo mische mogelijkheden der landbouw heeft immers weinig zin, wanneer deze vooruitgang aan de andere kant door beperkende bepalingen wordt teniet ge daan. Overigens vragen wij ons af of de georganiseer de landbouw wel over voldoende gespecialiseerde kennis en instrumentarium beschikt om deze proble men aan te kunnen en genoeg tegenspel te leveren tegenover andere belangengroeperingen en overheid. LEERZAME MIDDAG TOT slot willen wij nog even terugkomen op de vorige week maandag door de Ledenraad ge houden excursie in het werkgebied van de Kring Oost en Midden-Brabant. Het is dachten wij een bijzonder instruktieve dag geweest, waarbij we hebben kunnen zien tot welke prestaties het gezinsbedrijf in staat is. Wat daar, met name in de melkveehouderijsektor, tot stand gebracht is en nog wordt, geeft ons moed voor de toekomst. Aan de andere kant tevens een duidelijke aanwijzing voor andere streken dat de ont wikkelingen in hoog tempo doorgaan. Wij willen U een paar cijfers die ons over Oost-Brabant en met name het werkgebied van het Consulentschap Eind hoven werden verstrekt, niet onthouden. Daaruit blijkt vooral de snelle ontwikkeling van de laatste paar jaar. Zo waren er in 1969 gemiddeld 14 koeien/bedrijf, in 1972 reeds 20. Zeker wanneer we bedenken dat dit gemiddelde nog sterk gedrukt wordt door een groot aantal niet-groeiende bedrijven zon der opvolger, een zeer hoqg cijfer. Werden in 1969 nog op 80 van de bedrijven minder dan 20 melk koeien gehouden, in 1972 was dit nog slechts op 50% het geval. Aan de andere kant waren in 1969 op nog slechts 4 der bedrijven 30 of meer melk koeien aanwezig, in 1972 op reeds 20% der bedrij ven. Deze ontwikkeling wordt zeker gestimuleerd door het aantal nieuwe ligboxenstallen; 25 van alle ligboxenstallen in Nederland staat namelijk in dit ge bied. Dat de ontwikkeling nog steeds doorgaat, heb ben we kunnen constateren op de door ons bezochte bedrijven. 60 melkkoeien met bijbehorend jongvee is mei de moderne middelen mogelijk, zonder vreem de arbeidskracht. Het betekent wel dat op deze be drijven, die meestal pver niet meer dan 1525 ha grasland beschikken, dat de veebezetting tot vaak meer dan 3 GVE/ha kan oplopen. Daarnaast gaat men er steeds meer toe over de kalveropfok af te stoten naar één van de tientallen centrale opfokbedrijven, om zodoende meer ruimte voor melkvee te krijgen. Ook de opkorrist van de snijmais heeft een zwaardere vee bezetting mogelijk gemaakt. Daarbij geeft het 5 jaar of langer telen van snijmais op hetzelfde perceel tot op heden nog geen problemen. Snijmais is dan ook vandaag de dag het belangrijkste gewas in Noord-Bra bant met een oppervlakte van 11.000 ha in 1972 en mogelijk omstreeks 15.000 ha dit jaar. Ongetwijfeld zullen bovenstaande summiere cijfers vele melkveehouders in ons overig gebied tot naden ken stemmen. LUTEIJN. 1N de wet op de Motorrijtuigenbelasting, die we hui- 1 selijker de wegenbelasting noemen, is bepaald, dat de belasting geheven wordt van de houder van het mo torrijtuig. Bij een controle in 1971 in de gemeente Breda werd vastgesteld dat er met een bepaalde auto werd gereden op de openbare weg zonder dat de be lasting was betaald. De inspecteur legde dus een navorderingsaanslag op met verhoging. De aangeslagene ging in beroep tegen die aanslag. Hij voerde aan dat de betreffend auto, een 12 jaar oude Mercedes, in juni 1969 al zoveel manke menten vertoonde dat hij een andere auto, nu een Peu geot, had aangeschaft. De Mercedes werd niet ver kocht, maar in een schuur ver van zijn huis neergezet. Zijn zoon met enkele vrienden mocht de auto als doe- het-zelf-proef-machine gebruiken. De verzekering bleef op naam van Pa doorlopen. Het kenteken bleef op zijn naam staan. De belastingbetaling kwam, zoals blijkt, in het gedrang! De man meende dat, nu hij de auto eigenlijk volledig uit het gezicht verloren had, hij niet meer aansprakelijk was voor de belasting. Dat was niet de mening van het Gerechtshof. De twee fei ten n.l., het laten doorlopen van de verzekering en het op zijn naam laten staan van het kenteken waren vol doende om Pa nog als houder van de oude en wellicht wrakke Mercedes te blijven aanmerken. Dat hij, hoewel hij houder was, niet aansprakelijk zou zijn, wilde er bij het Hof ook niet in. Hij had door de grote vrijheid die hij zijn zoon en diens vrienden gaf om de auto te gebruiken, zelf het risico opgeroepen dat deze daarmee op de openbare weg zouden gaan rijden, zonder dat de belasting was betaald. De belasting plus de verhoging moesten dus worden betaald. Li ET is een simpel, alledaags geval. Op zichzelf is er niet zoveel aanleiding er bij stil te staan. Wel kan het dienen om zich bepaalde risico's die men loopt als men zaken niet zelf in de hand houdt, te illustreren. Die risico's worden in de familiesfeer nogal eens on nodig gelopen, ook als het gaat om bedragen die heel wat hoger zijn dan de hier verschuldigde belasting. De afspraak zal wel geweest zijn, dat de jon gens de belasting betaalden of dat ze niet met de auto op de openbare weg zouden rijden. Zulke afspra ken zet men niet op schrift. Pa heeft ook op de nako ming ervan niet gelet. Dat kon hier allemaal nog. Anders wordt het als het b.v. gaat om belangrijke geldleningen door ouders aan kinderen, zonder dat ook maar een letter op papier wordt gezet. Als er dan iets voorvalt is Leiden in last. Niet alleen in de familie kring, ook tussen vrienden en kennissen komen we dat nog wel eens tegen. Nu is geld lenen aan vrienden over het algemeen voor de vriendschap zelf al een be denkelijke zaak, veel gevaarlijker dan een mes cadeau geven, waarmee men naar 'n oude zegswijze de vriend schap doorsnijdt. Als het dan nog zonder schriftelijke vastlegging van lening en leningsvoorwaarden ge beurt, zit men wel helemaal fout. Daarom: Wees is za ken zakelijk. jl/tTSSCHIEN zegt men dat zelfs in zaken niet altijd alles schriftelijk wordt vastgelegd. Als voorbeeld noemt men dan wel de effectenbeurs waar grote zaken mondeling worden afgesloten. Ieder beurslid noteert de met een ander gedane affaire in zijn boekje en daarmee uit. Ook in de goederenhandel tussen koop lieden komt deze manier van zaken doen, vooral tele fonisch, veel voor. Dat gaat toch goed en waarom dan niet tussen mensen die elkaar kennen en moeten kun nen vertrouwen. Dat is wel eens de redenering. Men vergeet dan één ding. De effecten-makelaars op de beurs en de handelaren in bepaalde producten doen elke dag een aantal zaken. Ze weten dan al van te vo ren, wie koper en wie verkoper is. De transacties die worden afgesloten worden beheerst door reglemen ten die zeer gedetailleerde regelingn plegen te bevat ten of door gebruiken dïe iedereen, die in de branche zit, kent. Dat is een heel verschil met een incidentele zaak tussen mensen die normaal niet in zakelijke ver houdingen leven. Dat moet men wel in het oog houden. Het is toch ook geen kwestie van wantrouwen als men op schrift zet wat men overeenkomt! Het kan in ieder geval al misverstanden voorkomen over wat men heeft afgesproken. En dat is al veel waard! PAAUWE In dit nummer o.m.: Kent een ieder de pachtwet? Pagina 4 Jfr Oogst van conservenpeulvruchten Pagina 7 Langer leven met linolzuur Pagina 6 Bestrijding afrijpingsziekten in granen Pagina 9 Vee en vlees Pagina 14 TuinbouwWanken Pagina 15 i Erf en akker Pagina 19

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 3