KORTE WENKEN
13
f. een belastingstelsel gebaseerd op een 'bedrag per ha;
g. betere sociale voorzieningen voor zelfstandigen, o.a. kinderbijslag
vanaf het eerste kind e.d.;
h. het geleidelijk invoeren van de oorspronkelijke voorstellen van de
commissie Van Soest.
De wijzigingen die men in het landbouwbeleid gaarne zou zien aan
gebracht luiden alsgebracht luiden als volgt:
gebracht, luiden als volgt:
a. een aanpassing van de garantieprijzen aan de inflatie en de stij
gende kosten;
b. een soepeler toepassing van rentesubsidie;
c. een subsidiebeleid niet alleen afgestemd op de grote bedrijven,
maar ook op de kleinere gezinsbedrijven. Deze laatsten komen
praktisch niet voor subsidie in aanmerking, ook al kan de levens
vatbaarheid worden aangetoond;
d. er mogen geen overschotten gestimuleerd worden door subsidies;
e. een verdere uitbreiding van de werking van de grondbank over
Nederland;
f. subsidiemaatregelen om milieu- en oppervlaktewaterverontreini
ging te voorkomen (sector milieuzorg);
g. er op toezien dat de welstandscommissies een niet te dominerende
rol gaan spelen en kostenverhogend werkt;
h. een verbeterde beëindigingsregeling voor agrariërs;
i. bescherming pachter en pachtprijsbeheersing.
Vele afdelingen vragen zich af of er nog wel een Nederlands land
bouwbeleid gevoerd kan worden. Worden we niet veel meer gedikteerd
door Brussel en onze E.E.G.-partners?
B. Men vindt dat het landbouwbeleid van de E.E.G. zich iets meer
gaat richten op het gezinsbedrijf. Men acht dit een zeer gezonde ont
wikkeling. Wanneer men de politiek enkel zou blijven richten op het
belang van de grote tot zeer grote 'bedrijven en men daarmee zou wil
len bereiken dat er een goedkoper voedselpakket zou worden geprodu
ceerd, is dit onjuist menen vele afdelingen. Het is nog nooit bewezen
dat de grotere bedrijven goedkoper produceren dan gezinsbedrijven.
Men verwacht van het E.E.G.-beleid dat maatregelen worden getrof
fen dat op sociaal verantwoorde wijze met of zonder samenwerking een
redelijk verteerbaar inkomen kan worden behaald, zodat een goed be
staan kan worden verworven. Hiervoor is o.a. nodig:
1. fiscale harmonisatie binnen de E.E.G.;
2. het opheffen of tegengaan van concurrentievervalsende maatrege
len;
3. het aanpassen van de prijzen aan de inflatie;
4. een structuurbeleid mede gericht op het gezinsbedrijf en niet alleen
tot het verkrijgen van mammoetbedrijven. Dit structuurbeleid zal
over de gehele EJ3.G. gelijk dienen te zijn en een gelijke toepassing
in de lidstaten zal plaats dienen te vinden;
5. ook experimentele subsidies zijn nuttig.
C. 96 van de afdelingen is tegen het systeem van inkomenstoesla
gen voor de gezinsbedrijven om de navolgende reden:
a. men zou als zelfstandige nog meer dan nu zeer afhankelijk worden
van de politieke meerderheid;
b. men zou zeer afhankelijk worden van budgettaire problemen;
c. er zou een vervreemding van de markt optreden;
d. er zouden, zo er die nu al zijn, evenzeer overschotproblemen ont
staan;
e. de consument zou inr de mening worden versterkt dat de belasting
betaler de zelfstandigen in de landbouw op de been houdt;
f. de ondernemerszin en het ondernemersinitiatief zouden verloren
gaan;
g. niet levensvatbare bedrijven zouden te lang in stand worden ge
houden, wat de mobiliteit van de grond af zou remmen;
h. er zou een kans bestaan op een zeer onevenredige verdeling, ter
wijl men het gevaar van misbruik denkbeeldig acht.
Met klem willen deze afdelingen er op wijzen, dat indien bedrijven
ten algemene nutte in hun exploitatie worden beperkt, inkomenstoesla
gen of ha-toeslagen noodzakelijk zijn. Men vindt dat de georganiseerde
landbouw hieraan nog meer moet doen om gereed te zijn voor de toe
komst.
De 4 van de afdelingen die voor inkomenstoeslagen zijn, formu
leert dit als volgt:
a. sociaal gezien zou het gezinsbedrijf beter aanvaardbaar zijn;
b. men zou kunnen fungeren als landschapsbeheerder, wat meer in
aanzien zou zijn dan de agrariër;
c. er zou een minimum inkomen gegarandeerd zijn tot het 65e jaar;
d. de produktie zou afnemen omdat de zelfwerkzaamheid afneemt.
VRAAG VI: De totale druk van de sociale lasten
stijgt nog steeds.
a. Acht u een verdere stijging nog lan
ger verantwoord, mede in verband
met het besteedbaar inkomen?
Zo ja, waarom wel?
Zo nee, waarom niet?
b. Acht u invoering van een volksver
zekering arbeidsongeschiktheid voor
zelfstandigen noodzakelijk, evenals
een volksverzekering algemene ziek
tekosten?
Waarom wel?
Waarom niet?
a. Alle afdelingen zijn van mening dat de totale druk van de sociale
lasten tot een onverantwoorde hoogte is gestegen. De ontwikkelingen
van inkomensgrens, premie te betalen premie en de uitkering van
gehuwden vertoont de volgende staat.
1 januari inkomensgrens premie premie
1957
1967
1973
6.900,—
14.050,—
24.300,—
6,75
8,8
10,4
f 465,-
1.236,-
2.572,-
uitkering gehuwden
per maand
'1.428,—
4.470,—
8.370,—
Door de invoering van de algemene weduwen- en wezenwet per 1
november 1959, de inwerktreding van de algemene kinderbijslagwet per
1 januari 1963 en de algemene wet bijzondere ziektekosten ingevoerd
per 1 januari 1969 bedraagt de totale premie nu reeds 3.985,bij een
inkomensgrens van 24.300,en een totale premie van 16,4 Hoe
wel al deze volksverzekeringen veel goeds hebben gebracht, achten alle
afdelingen een verdere stijging van de premie absoluut onverantwoord.
Immers het besteedbaar inkomen en het bedrag benodigd voor de aan
schaf van bedrijfsmiddelen wordt nu al ernstig aangetast door de hoge
premies. Deze hoge premies zijn dubbel zwaar indien de prijzen niet
worden aangepast aan de inflatie, terwijl dit voor de premies volksver
zekeringen en de weistandsgrenzen wel gebeurt. Sommigen vragen zich
af of een straffere controle op de uitkeringen niet noodzakelijk wordt
om een stijging van de druk tegen te gaan.
b. Op de vraag of men de invoering van een volksverzekering ar
beidsongeschiktheid voor zelfstandigen, en een volksverzekering alge
mene ziektekosten noodzakelijk vindt antwoordt 22 van de afdelin
gen dat hieraan geen behoefte bestaat; 78 van de afdelingen vindt
invoering van beide verzekeringen onder bepaalde voorwaarden nood
zakelijk.
De tegenstanders hebben voor niet invoering de volgende argumen
ten:
1. een volksverzekering zal veel te duur worden. Tevens acht men
het niet uitgesloten dat er 'bij de uitvoering misbruik van zal wor
den gemaakt;
2. er zijn genoeg mogelijkheden om een vrijwillige verzekering te
sluiten;
3. de kans bestaat dat het geld voor andere doeleinden zal worden ge
bruikt als men dit wenselijk acht;
4. men vindt dat de overheid te veel bemoeiingen krijgt in het parti
culiere leven;
5. men acht de kans niet uitgesloten dat een volksverzekering duur
der zal worden dan een particuliere verzekering;
6. de mogelijkheid bestaat dat onze concurrentiepositie ten opzichte
van het buitenland er door wordt aangetast.
De voorstanders hebben vóór invoering de volgende argumenten on
der de omschreven voorwaarden:
1. men is van mening dat de premies bij particuliere verzekerings
maatschappijen tot ongekende hoogten zijn gestegen;
2. men vindt dat de ongelijkheid tussen zelfstandigen en loontrekken-
den er meer door wordt rechtgetrokken;
3. omdat een groot percentage van de zelfstandigen geen arbeidson
geschiktheidsverzekering heeft, wat weliswaar onverantwoord is,
omdat de premie niet opgebracht kan worden;
4. omdat indien men op jonge leeftijd heeft verzekerd en nu de uit
kering wenst te verhogen men opnieuw gekeurd moet worden en
er dan vele uitsluitingen volgen; sommigen worden totaal uitge
sloten;
5. men vindt het een bescherming tegen zichzelf;
6. er zou een einde kunnen komen aan de onrechtmatige verschillen
in tarieven van arts, tandarts, specialist e.d.
Indien deze volksverzekeringen ingevoerd zouden worden acht men
het noodzakelijk dat:
a. er zowel voor zelfstandigen als werknemers een behoorlijk eigen
risico wordt ingevoerd;
b. de premies voor het doel waarvoor ze worden betaald worden be
steed;
c. de stijgende premiekosten in de prijzen van de produkten wordt
verdisconteerd;
d. er geen verdere stijging van de premie op mag treden, omdat eerst
'bezien moet worden of alle andere sociale voorzieningen die er zijn
nog wel noodzakelijk zijn;
e. de ziekenhuisbouw wordt aangepast aan de realiteit (dus minder
duur), omdat anders de kosten per bed tot ongekende hoogte stijgt,
wat in de premies tot uiting komt.
Verschillende afdelingen achten, voordat een en ander ingevoerd
wordt, een onderzoek, vooral naar de premiedruk vanuit de zelfstandi
gen, landbouw en middenstand gezamenlijk, strikt noodzakelijk.
C.A.R. - Zevenbergen
AKKERBOUW
MANGAANGEBREK in diverse gewassen komt als
regel voor bij extreme weersomstandigheden, te nat
of te droog. Speciaal op gronden met een hoog kool
zuur kalkgehalte. Er is schijnbaar wel voldoende van
dit element in de grond voorradig, maar het wordt
vastgelegd. Het is een verschijnsel dat in enkele da
gen tevoorschijn komt, maar ook weer in enkele da
gen kan verdwijnen.
IN BIETEN is het mangaangebrek te zien door een
bont uiterlijk van het gewas en lepelvormig blad.
Wanneer dit gebrek in lichte mate voorkomt, is een
bespuiting beslist niet rendabel. Alleen bij een zware
aantasting en remming van de groei moet U spuiten
met 15 kg mangaansulfaat per ha.
ONDER TOPROL bij aardappelen verstaat men het
rollen van het blad en het paars worden. Hiervan is
nog lang niet alles bekend. Of het in dit seizoen weer
op zal treden weten wij niet. Wel is bekend dat een
bespuiting in de 2e helft van juni met middelen als
parathion thiodan, dimethoaat of fosalone een aantas
ting van toprol kan voorkomen
ZODRA DE AARDAPPELEN elkaar in de rij raken,
is de tijd weer aangebrken om te spuiten tegen phy-
toftora. Neem geen risiko ondanks dat deze ziekte
de laatste jaren weinig is voorgekomen. Spuit ook
regelmatig, het weer is immers nog steeds niet te
voorspellen.
HET IS WEL EENS GOED bij een ander te kijken
hoe het moet en misschien ook wel hoe het juist niet
moet. Daarom wanneer de exkursies weer beginnen,
dan moet U daar tijd voor vrijmaken. U neemt er al
tijd wel wat van mee.
VEEHOUDERIJ
IN HET VOORJAAR en voorzomer is het grasland
het meest produktief. Profiteer hiervan door nu zoveel
mogelijk te maaien voor wintervoer. Zodra een perceel
vrij komt van beweiding of voederwinning direkt
stikstof strooien. Het stikstofeffekt is nu groter dan in
het najaar.
NIET VERHARDE LOOPPADEN veranderen bij
natte weersomstandigheden in modderpoelen. Hier
door worden de uiers bevuild, wat tweede of derde
klas melk tot gevolg kan hebben. Probeer dit te voor
komen door een zorgvuldige reiniging van het uier,
waarbij douchen beter is dan afwrijven met een doek.
Verharden van het looppad is nog beter.
BIJ INSCHAREN in te lang gfas zijn de verliezen
door vertrappen groot, zeker bij slechte weersom
standigheden. Door de geringere opname van het vee
van het oudere materiaal, dat ook een lagere voedings
waarde heeft, daalt de melkgift snel. Ook gaat het
grasbestand achteruit bij te lang inscharen en is de
hergroei slecht. Beter is om bij krapte wat bij te voe
ren.