MET dit gewas dreigt het weer niet te verlopen als men graag zou zien. Er moesten nog veel perce len laat worden gezaaid. Soms wordt in uitgereden bie ten- of blauwmaanzaadland gezaaid; in grond, die reeds was behandeld met een bodemherbicide. Vroeggezaaide percelen ondervonden eveneens veel last van de vele koude en regen. Bedrijfseconomische aspecten arkenshouderij in Engeland 15 (Vervolg vi grond tot rotting overgegaan. Het zaaien met de precisie- zaaimachine neemt nog steeds toe. Na opkomst kan in dien noodzakelijk nog met 34 kg Ivosit per ha worden gespoten tegen het onkruid. Als het onkruid reeds wat groter is kan ook met 7,5 1 (DNBP) per ha worden ge spoten. Voorwaarden bij deze twee na-opkomstmiddelen zijn: Het gewas mag slechts 2 bladeren bezitten. Minimaal 600 1 water per ha gebruiken. Bij voorkeur spuiten tegen de avond met water wat niet te koud is. iStamslabonen zijn nog gevoeliger voor deze middelen, zodat hier een rijenbespuiting op zijn plaats is. Voor zaaizaad geteeld wordt is het gewenst tegen de vlekken- ziekte enkele malen een bestrijding uit te voeren met 4 kg/ha maneb of zineb, te beginnen zodra de ziekte wordt waargenomen en om de 1012 dagen herhalen. pag. 13) ook nog te spuiten. Dit vindt plaats met 2 kg of 1 1 para- thion per ha als de planten 2 3 bladeren hebben. Tegen zaadonkruiden en tevens tegen kweek en ande re grasachtigen kan na opkomst worden gespoten met atrazin uitvloeier. Toepassing is echter alleen verant woord als het gewas niet meer dan 6 blaadjes heeft, de kans op blijvende schade is anders te groot. Een bespuiting met DNOC na opkomst valt vaak tegen. Wortelonkruiden als o.a. klein hoefblad en opslag van aardappelen zijn haast niet chemisch te bestrijden. Groeistoffen zijn in mals niet toegelaten, doch ook niet verantwoord. Machinaal schoffelen doet kort na opkomst weinig schade, doch in later stadium wel daar dan teveel maiswortels worden beschadigd. Een rijenbespuiting met een zware concentratie DNOC kan o.a. tegen klein hoefblad een uitkomst zijn. 1 RUNDVEEHOUDERIJ 1 BLAUWMAANZAAD I>E groei van dit gewas is eveneens traag verlopen, veel percelen hebben geleden van de zware regen val. Dit gewas is erg gevoelig voor een slechte structuur. Een standdichtheid van 6080 planten per m2 is vol doende. Kort voor de bloei dient de tweede N-bemesting gegeven te worden met 200—300 kg kalksalpeter per ha, of dezelfde hoeveelheid N via een ureumbespuiting. Deze tweede gift heeft een gunstige invloed op de zaadop- DE VERZORGING VAN HET GRASLAND TIJDENS DE WEIDEPERIODE QOOR goed graslandgebruik en hogere stikstofgiften kunnen de opbrengsten van het grasland op ver schillende bedrijven nog aanmerkelijk worden verhoogd. Goed graslandgebruik betekent inscharen in vrij kort gras n.l. gemiddeld 1012 om lang en maaien in een jong stadium n.l. 15—25 cm lengte en zeker vóór de eerste katjes erin komen. De voederwaarde in de droge stof wordt steeds minder naarmate er later wordt ge- te maken van voldoende dik piratic en af te dekken met een laagje grond wordt veelal ee.i betere kwaliteit van de kuil verkregen, dan bij het gebruik van alleen plastic of te dunne plastic. Bij een rijkuil is er per ha gemiddeld 20 m2 grondop pervlak nodig voor een voordroogkuil en 30 m2 voor een maaikneuskuil. BIJVOEREN IN DE WEIDE ^OED weidegras heeft 600 700 g zu per kg droge stof. Dit is normaal weidegras (tot ca. 15 cm leng te). De gemiddelde opname uit goed weidegras is onge veer 13 kg droge stof. In de herfst is deze opname lager en in de maanden mei juni - juli is dit hoger dan de gemiddelde opname. Vaarzen kunnen minder opnemen dan oudere koeien. Als leidraad kan het volgende sche ma dienen, dat aangeeft wat naar verwachting „uit goed gras" geproduceerd kan worden: mei/juni 25 kg meik september 15 kg melk juli/augustus 20 kg melk oktober 10 kg melk In het algemeen kan men stellen, dat bijvoeding eerder !n aanmerking komt, wanneer: amen hoog productieve dieren heeft het aanbod van gras; de kwaliteit en smakelijkheid van het weidegras matig is c. de prijsverhoudingen tussen krachtvoer en melk gun stig is Ook tijdens deze maand zal een groot deel van het ruwvoer gewonnen moeten woeden voor de stalperiode. Uit goed gras kan het melkvee tijdens de weideperiode een goede produktie leve ren. Het is daarom van groot belang zuinig te zijn op dit voer. brengst, doch dient alleen plaats te vinden als hieraan behoefte is. De bestrijding van de zwarte bonenluis kan soms noodzakelijk zijn. De in bloeiend blauwmaanzaad veel voorkomende glanskevers doen geen schade en hoe ven dus niet bestreden te worden. VLAS gU een duidelijk te lichte «tand van het vlas kan eventueel nog een overbemesting worden toege diend b.v. in de vorm van een bespuiting m,et ureum. Meestal is 3040 kg ureum per ha voldoende. Spuit bij voorkeur tegen de avond. Het kan nodig zijn het vlas te bespuiten met parathion tegen de vlasthrips. Controleer regelmatig het gewas. MAÏS Ook wanneer een zaadbehandeling met Mesurol tegen de fritvlieg werd uitgevoerd kan het nodig zijn hiertegen oogst. Tijdig weiden of maaien geeft een betere hergroei van het gras en het behoud van een zode van betere kwa liteit. Bij een goed omweidingssysteem en een goede benut- tnig van het gras worden de verliezen kleiner. Wordt er telkens dicht na het beweiden en na het maaien 200—300 kg kas per ha gestrooid, dan zal de hergroei vlugger beginnen en kan op deze manier een zeer hoge grasland- produktie worden verkregen. Regelmatig spreiden van mestflatten is aan te raden. Voor sommige weiden is een chemische onkruidbestrijding gewenst. VOEDERWINNING £EN groot deel van het ruwvoer voor de winter wordt deze maand gewonnen. Maai het gras niet te kort voor een juiste afstelling van de maaiapparatuur. Een stoppel van 5 6 cm is het meest gewenst, in verband met de hergroei van het gras. Conservering in drogere vorm bevordert een betere kwa liteit van het voer dan natte kuilen. Bovendien wordt een betere opname door het vee in de winter verkregen. Door direkt na het maaien het gras te schudden en dit bij droog weer minstens één maal per dag te herhalen, kan de veldperiode vrij kort worden gehouden Het gras moet poed egaal zijn. Vooral vochtige plekken moet men trachten te voorkomen. Bij het maken van een voordroog kuil is het gewenst de kuil in één dag aan te leggen en direkt lucht- en waterdicht af te sluiten. Door gebruik Bij het uitsluitend beweiden op bedrijven met een zeer zware veebezetting kan het 's nachts opstallen een betere grasbenutting tot gevolg hebben, omdat er minder be- weidingsverliezen optreden. Bij een kortere beweidings- duur (geringere opname yan het dier) kan dit gecompen seerd worden door op stal bij te voeren. Dit is dan wel noodzakelijk om de normale produktie van de dieren op peil te houden. GEZONDE KALVEREN OPFOKKEN |N de praktijk komen nogal eens teleurstellingen vooi bij de opfok van jongvee, o.a. vanwege last van maagdarmwormen. Met de toenemende veebezetting per ha grasland nemen de besmettingskansen toe. Met het maaien van het gras wordt het grootste ge deelte van de larven afgevoerd. De restbesmetting geeft de dieren een natuurlijke enting en zij kunnen zodoende een zekere immuniteit opbouwen. Enkele punten om de moeilijkheden zoveel mogelijk te beperken zijn: a. Kalveren jonger dan 3 maanden niet in de weide. b. Regelmatig omweiden in een gemaaid perceel (et- groen) c. Goed en voldoende drinkwater en goed krachtvoer verstrekken. <1. Tijdig opstallen. Het LEI heeft in verslag No. 3.40 gegevens van een studiereis naar Engeland gepubliceerd waaraan wij het volgende ontlenen. iDeze publikatie kan besteld worden door overschrijving van 4,50 op girorekening No. 41.22.35 t.n.v. het LEI. In Engeland zijn veel meer grote landbouwbedrijven dan in Nederland, bijna 70 van de cultuurgrond is in beslag genomen door bedrijven die groter zijn dan 50 ha. De varkens komen in Engeland veel voor op de grote akkerbouwbedrijven. De grote var- kenshouderijbedrijven zijn voor een belangrijk deel z.g „gesloten" bedrijven waar wordt gefokt en gemest He* voer wordt veelal zelf gemengd. De arbeid op deze grote bedrijven bestaat uit betaald personeel. Uit de door de „Meat and Livestock. Commission" voor ca. 1500 varkenshouderijbedrijven bijgehouden boekhou dingen blijkt dat in de afgelopen jaren de bedrijfsuitkom- sten in de varkenshouderij lager waren dan in Nederland. In Engeland vertoonden de resultaten echter minder schommelingen als gevolg van het garantie beleid van de overheid. In de komende jaren zullen in het kader van de EEG de handelsbelemmeringen tussen Engeland en de oude Zes geleidelijk verdwijnen. Welke gevolgen zal dit hebben voor de Britse varkenshouderij? Enerzijds zal de varkenshouderij zich als gevolg van het hogere prijspeil in de EEG, verder kunnen ontwikkelen te meer daar de structuur van de Engelse varkenshouderij gunstig is. Anderzijds zijn er factoren die, naar wordt verwacht, de ontwikkeling waarschijnlijk kunnen afremmen: doordat de varkenscyclus grotere invloed krijgt, zal het prijsrisico voor de Britse varkenshouders toe nemen; doordat de concurrentiepositie van het varkenshou- derijbedrijf met betaalde arbeidskrachten zwak is ten opzichte van het gezinsbedrijf; doordat de graanprijzen zullen stijgen zullen ook de voerkosten van de varkenshouderij toenemen; doordat in Engeland de inkomensmogelijkheden uit akkerbouw, melkvee en mestvee gunstiger worden zal mogelijk aan uitbreiding van deze produktietakken de voorkeur worden gegeven boven uitbreiding van de varkenshouderij waaraan grotere risico's zijn verbon den.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 15