MET, deze grondgedachte als basis werd in 1961 door de Verenigde Naties en de
Voedsel en Landbouworganisatie het Wereld Voedsel Programma opgericht
Het ondervond volledige steun van de Verenigde Staten die andere ontwikkelde
landen wilden laten delen in de kosten en de moeilijkheden verbonden aan voedsel
hulp terwijl andere rijke landen ook de gedachte toejuichten voedsel te gebruiken
om landen in economisch en sociaal opzicht tot ontwikkeling te helpen brengen. Met
betrekking tot de ontwikkelingslanden was dit een soort hulp die zij zouden kunnen
aanvaarden, zonder verlies van hun trots of eigenwaarde. Zij die extra voedsel nodig
hadden konden het verdienen.
Tienjarig bestaan
wereld voedsel programma
0M de voedselproduktie ter plaatse aan te moedigen wordt een kwart van de
W.V.P.-hulp besteed aan direct-produktieve projecten in de landbouw zoals
Stijgende waterafzet
in 1972 b[j
N.V. Watermij „Zeeland"
T. C. M. ROBINSON,
Adij. Dir. Wereld Voedsel Programma.
QEDURENDE de afgelopen tien jaar heeft het Wereld Voedsel Programma
(W.V.P.) voor ongeveer 1.200 miljoen dollar besteed aan voedsel, vervoers- en
aanverwante kosten, toegewezen aan 54$ ontwikkelingsprojecten in 88 ontwikkelings
landen over de hele wereld. Vele ledenlanden van de Wereld Boerenorganisatie IFAP
hebben zonder het zich misschien te realiseren bijgedragen aan het Programma.
Dit artikel geeft weer, waarom het hun tot grote voldoening kan stemmen dat een
deel van het voedsel dat zij hebben geproduceerd, door het W.VjP. in projecten is
gestoken die de ontwikkelingslanden hebben geholpen meer zelfvertrouwen te krijgen
en bovendien de levensstandaard der bevolking te verbeteren.
Indien er iets is dat een succesrijke boer in de rijkere landen haat, dan is dat wel
de gedachte dat voedsel, dat hij door hard werken en moeizaam vergaarde kennis
heeft gewonnen, wordt vernietigd, om het prijsniveau te handhaven, of beneden de
marktprijs wordt verkocht. Hij vreest met reden dat gedumpte overschotten
de normale handel zullen verdringen en de prijzen naar beneden zullen drukken.
Wat boeren in die ontwikkelde landen zich vaak niet realiseren is dat de bevolking
van de Derde Wereld er juist zo afkerig van is het voedsel als gift te aanvaarden. In
het menselijke vlak voelen zij zich vernederd, terwijl op officieel niveau bezorgdheid
bestaat over het feit dat aanzienlijke hoeveelheden gedumpte overschotten de plaat
selijke markten zullen verstoren.
De onrechtvaardigheid van een systeem dat toestaat dat voedseloverschotten wor
den verbrand of in zee geworpen, terwijl miljoenen in andere delen van de wereld
bijna van hanger omkomen, was gedurende vele jaren, tot 1954, onderwerp van ge
sprek tussen de landen, toen de Verenigde Staten de Publieke Wet 480 aannamen, die
het aanwenden van Amerikaanse voedseloverschotten als buitenlandse hulp legali
seerde.
|N 1955 werd na een proefstudie in India door de Wereld! Voedsel en Landbouw
organisatie F.A.O. een plan ingediend dat aantoonde hoe voedselhulp via een
internationale organisatie op multilaterale basis op gang gebracht zou kunnen worden.
De grondgedachte was het voedsel als vervangingskapitaal te gebruiken, of als een
loonfonds, om arbeidsintensieve projecten zoals publieke werken ten plattelande,
wegaanleg, irrigatie, bebossing en gemeenschappelijke ontwikkelingsprojecten te
financieren. De overschotten zouden worden opgenomen door de extra vraag die door
de nieuwe investeringen ontstaat. Bovendien zouden projecten, indien zij zeer arbeids
intensief zijn, geen noemenswaardige hoeveelheden aan middelen van ander gebruik
afhouden. Of, eenvoudiger gezegd, arbeidslonen gaan meestal op aan voedsel, waar
om dan niet gedeeltelijk in voedsel uitbetaald, waardoor aldus een deel van de be
perkte financiële middelen, beschikbaar voor ontwikkelingslanden, wordt vrijgemaakt
voor andere doeleinden?
Het gebruik door het W.VJ». van voedsel kan niet gelijkgesteld worden met „dum
pen"; veel ervan wordt aangewend om ontwikkelingslanden aan te moedigen meer
voedsel voor zichzelf te produceren. Ten eerste wordt slechts een klein deel van het
W.V.P.-voedsel verkocht; het meeste ervan wordt rechtstreeks aan de consument en
zijn gezin verstrekt. Ten tweede beperkt het W.V.P. zich tot het geven van voedsel
hulp aan projecten ten behoeve van mensen die niet in staat zijn genoee voedsel
voor zichzelf te kopen; men stimuleert aldus een grotere voedselconsumptie en, op
langer termijn, uitbreiding van de markten. Alle W.V.P.-projecten worden, alvorens te
worden goedgekeurd, onderzocht door de Sub-Commissie voorraden van de F.A.O.-
Commissie voor Produktvraagstukken, waarbij 46 landen zijn aangesloten, om er
zeker van te zijn dat het verzoek om W.V.P.-hulp geen afbreuk doet aan de grond
beginselen ten aanzien van het beschikbaar stellen van overschotten zoals deze zijn
aanbevolen door de F.A.O. en haar multinationale beleidsapparaat.
landiverbetering, ontwikkeling en kolonisering, oogstopbrengsten en -verscheidenheid,
dierlijke produktie en zuivel ontwikkeling.
Hieronder volgen enige onvolledige gegevens verzameld van meer dan 80 landen,
die weergeven wat er met W.V,P.-projecten bereikt is:
bijne een miljoen hectare droge, afgegraasde of braakliggende grond werd droog
gelegd en oogst- of bosrijp gemaakt;
1,2 miljoen ha werd met vruchtbomen beplant;
270.000 ha werden met bomen beplant, van 700 ha werd veevoeder geoogst of
weidegrond gemaakt;
422.200 woningen werden gebouwd of vernieuwd;
5.700 scholen en 7.000 openbare gebouwen werden gebouwd;
25.340 km aan landwegen en 7.750 km aan stadswegen werden aangelegd en gere
pareerd;
1.124 bruggen werden gebouwd;
1.460 km spoorwegen werden aangelegd;
650 km electrische kabels werdien gelegd;
21.000 km nieuwe kanalen werden gegraven en 667.600 km kanalen werden uit
gebaggerd en regelmatig onderhouden;
200 km dijkaanleg werd voltooid;
25.000 bronnen werden gegraven voor drinkwatervoorziening en irrigatie;
200.000 vluchtelingen werden geholpen zich opnieuw te vestigen;
5 miljoen studenten op lagere en middelbare scholen en andere opleidingsinstituten
werden van maaltijden voorzien;
aan een miljoen moeders en 3,8 miljoen kinderen werd aanvullend eiwitrijk voedsel
verstrekt.
0LJ deze en alle andere projecten werd de W.V.P.-hulp aangewend als gedeeltelijke
uitkering van de lonen of als een prikkel tot vrijwillig werk in gemeenschappe
lijke ontwikkelings- en andere programma's, of als voeding in opleidingsinstituten en
ziekenhuizen, of als veevoer ter verhoging van de melk- en vleesvoorziening.
Tot op heden is er 126 miljoen dollar aan W.V.P.-middelen uitgekeerd om ook de
slacht offers te helpen van 167 noodgevallen in 74 landen, of deze nu door natuurlijke
rampen als aardbevingen, overstromingen, droogte zijn veroorzaakt of door volks
verhuizingen zoals bij vluchtelingen het geval is. In plaats van directe hulp te geven,
waartoe andere instellingen beter zijn toegerust dan het W.V.P., wordt de hulp vaak
voor de opbouw gebruikt zoals in Joegoslavië, toen Skopje na de aardbeving op
voedsel-voor-werk-basis werd opgebouwd, en in Peru na de aardbeving van 1970.
Het overgrote deel van de hulpacties aan de V.N. gedurende de laatste paar jaar
zoals de hongersnood! in India, de Oostpakistaanse vluchtelingenkampen in India, de
overlevenden van de Nigeriaanse burgeroorlog werd door grote bijdragen van het
W.V.P. gesteund.
Het zwaartepunt van het Programma blijft echter liggen op voedsel voor ontwikke
ling een plan dat zelfs van regeringen die gedwongen werden andere hulpprogram
ma's te besnoeien in verband met financiële moeilijkheden, steun blijft ontvangen in
de vorm van steeds meer toezeggingen.
Op 18 juni a.s.
wordt de algemene
vergadering van aan
deelhouders van de
N.V. Watermaat
schappij Zeeland ge
houden. Het jaarver
slag over boekjaar
1972 geeft een aan
tal bijzonderheden
waaraan we het vol
gende ontlenen.
|\E N.V. Watermaatschappij „Zeeland" (WMZ)
heeft in 1972 ruim tien procent meer water af
gezet als in 1971. De afzet steeg van 32.854.000 m» tot
36.319.000 m3. De gemiddelde verkoop per abonnee
liep op van 291 m;i tot 313 m3 (huishoudelijk- en
groot-verbruik). Ondanks de stijging, kampt de maat
schappij toch nog met een verliessaldo van ruim 3
miljoen gulden (in 1971 was het verlies ruim 1,8 mil
joen gulden). Het nadelige saldo wordt gedekt uit
een speciale voorziening voor exploitatietekorten die
destijds 40 miljoen gulden bedroeg en waarvan nu
na deze afboeking nog 14,2 miljoen resteert. Lande
lijk gezien is de stijging van de afzet vrij hoog.
Het gemiddelde stijgingspercentage was voor heel
Nederland in 1972 slechts 0,9 Ook de produktie
en inkoop van het water steeg vorig jaar fors: van
ruim 35 miljoen m3 in 1971 tot bijna 40 miljoen m3.
Het aantal abonnees in het verzorgingsgebied bedraagt
thans 116.126. In 1972 werd 76 kilometer nieuwe lei
dingen gelegd. De totale lengte van het net is nu ruim
3.800 kilometer.
Betreffende de verdere stappen naar gelijkschake
ling van de tarieven voor kleinverbruik wordt opge
merkt dat per 1 januari '73 het verschil in tarief tus
sen bemeterde aansluitingen in M. en N. Zeeland
t.o.v. die in Z.-Vlaanderen verkleind is met 4,20 per
jaar en 3 cent per m3 gebruik terwijl ook het tarief-
verschil tussen on- en bemeterde aansluitingen in Z.
Vlaanderen verminderd is. Besloten is dat het nog
bestaande verschil een toeslag voor Z.-Vlaanderen in
de komende periode geleidelijk zal verminderen, zo
dat in 1980 in Zeeland de tarieven overal gelijk zul
len liggen.
De WMZ heeft zich in het afgelopen jaar i:itvoerig
bezig gehouden met de financiële zijde van het Bies-
bosch-project. Met het rijk en de provincie Zeeland
werd overleg gevoerd over het garanderen van de
geldleningen die voor de Biesboschwerken moeten
worden aangegaan. De minister van economische za
ken heeft intussen meegedeeld medewerking te wil
len verlenen. De medewerking zal bestaan uit een
contra-garantie van het rijk voor maximaal 85 pro
cent van de door de provincie Zeeland te verlenen
garanties op de leningsovereenkomsten. Het bedrag
dat voor de aanvoer van uiteindelijk 40 miljoen
m3 oppervlaktewater vanuit de Biesbosch nodig is,
bedraagt circa 180 miljoen gulden. Volgens de huidige
verwachting moet de aansluiting Gp de Bicsbosch -n
1977 gerealiseerd zijn. Een gedeelte van de leiding,
van Biezelinge tot aan het Sloegebied, moet al in
1975 in gebruik worden genomen, in verband met de
dan noodzakelijke uitbreiding van de transportcapa
citeit van grondwater.
VOOR de aanvulling van de productiemiddelen op
Schouwen-Duiveland, viel de beslissing op infil
tratie van Haringvlietwater. De andere mogelijkhe
den oppervlaktewater uit de B esb.sch en ontzou-
ting bleken ten opzichte van infiltratie nadeliger.
De verschillende, met infiltratie verband houdende
aspecten worden momenteel onderzocht. Indien de
aangevraagde vergunning om de bestaande grond
waterwinning in Haamstede tot 2,5 nrljoen m3 per
(Zie verder pagina 19)