Onderzoekaktualiteiten op akkerbouw- proefboerderijen in 1973 11 In de komende maanden zullen vele bedrijfsge- noten weer gebruik maken van de mogelijkheden om door een bezoek aan een der proefboerderijen kennis te nemen van de aldaar bereikte onder zoekresultaten. „Bedrijfsontwikkeling" het maand blad van het Ministerie van Landbouw geeft in het onlangs verschenen nummer 5 van mei 1973 een globaal overzicht van de onderzoekprogramma's op de verschillende akkerbouwproefboerderijen. Onzerzijds zijn uit dit overzicht slechts deze ge gevens voor wat betreft de Proefboerderij „Rust- hoeve" en „Westmaas" overgenomen. Achter elk project is tussen haakjes vermeld op wiens ver zoek het onderzoek wordt uitgevoerd. De bedrijfs leiders van de proefbedrijven zijtn gaarne bereid be zoek rond te leiden, maar maak altijd eerst even een nadere telefonische afspraak. Proefboerderij Rusthoeve - Colijnsplaat tel. 01199—253/434 Proefboerderij Westmaas - Westmaas tel. 01864—1598 De speciale excursieweek op Westmaas is dit jaar van 25 t/m 29 juni. Rondleidingen beginnen dan om 9.30 uur en 14.00 uur en duren ca. 2*/i uur. PROEFBOERDERIJ RUSTHOEVE (RH) Nr. 1. Effect grondbewerkingssystemen na aard appelen op het optreden van „opslag" aardappelen in een aantal volggewassen (PA). In de proef wordt na gegaan welke invloed de voor „opslag" 'bestrijding aan trekkelijke grondbewerkingssystemen na aardappelen hebben op: a« de verschillen in het optreden van „opslag" in en kele volggewassen, en b. de groei en opbrengst van deze volggewassen. Nr. 2. Proeven met tulpen en gladiolen (LBO). In tulpen en gladiolen zijn rassenproeven aangelegd en worden diverse teeltaspekten onderzocht. Nr. 3. Invloed van zaaizaad- en stikstof hoeveel heden op de kwaliteit van brouwgerst (Regio/ NIBEM). Bij het afsluiten van teeltcontracten wordt de opbrengst boven een bepaalde korrelsortering uit- Proefboerderij Rusthoeve te Colijnsplaat. betaald. Door middel van drie zaaizaad- en vijf stik- stofhoeveelheden zal worden nagegaan wat hiervan de invloed is op de opbrengst, sortering en kwaliteit van de brouwgerst en de mogelijke interactie tussen deze faktoren. Nr. 4. Optimaal plantaantal voor korrelmais (PA). Er zijn aanwijzingen dat een wat hoger plantaantal dan tot dusverre wordt geadviseerd gunstiger is voor de opbrengst. Ook rasverschillen i.v.m. tijdstip van afrij ping kunnen hierbij een rol spelen. In deze proef worden drie rassen bij vijf plantaantallen vergeleken. Nr. 5. Verhoging produktiviteit bruine bonen (PA). In deze proef worden drie rijenafstanden bij drie plantaantallen per m'2 vergeleken. Ter bestrijding van schimmelziekten wordt op de helft van de veldjes een fungicide gespoten. Nr. 6. Rijenafstanden bij suikerbieten (Regio). In verband met het toenemend gebruik van zwaardere tractoren, grotere oogstmachines en landbouwwagens, gaat de thans gangbare normalisatie bezwaren opleve ren. Daarom is een proef aangelegd met de rijenafstan den 40, 50, 60 en 70 cm, gecombineerd met hand- en machinaal dunnen en zaaien op eindafstand met als doel de invloed van de diverse combinaties op de op brengst e.d. na te gaan. Nr. 7. Invloed van groeiregulatoren op de stevig heid van vlas (IBS). In verband met de steeds weer verrassende stikstofmineralisatie is het moeilijk om de juiste stikstofgift vast te stellen, waardoor legering niet altijd kan worden voorkomen. Daar legering voor vlas nadelig is bestaat er behoefte aan een groeiregula- tor die als korrektie toegepast kan worden. In deze proef wordt bij drie rassen de invloed van enkele groeiregulatoren bij twee N-hoeveelheden nagegaan op stevigheid en opbrengst. Nr. 8. Onderwerken van maisstro gecombineerd met inzaai van wintergraan (PA). Door de late oogst van korrelmais is de tijd voor de inzaai van een win tergraan krap. In deze proef zijn enkele zaaifrezen vergeleken bij wel en niet vooraf hakseien van het maisstro. De invloed van de diverse systemen op het ingezaaide gewas wordt nagegaan. Nr. 9. Verband tussen N-gehalte van de grond en de stikstof bemesting op aardappelen (IB). Nagegaan zal worden of het mogelijk is zich door de hoeveelheid in water oplosbare stikstof in de grond een oordeel te vormen over de optimale stikstofgift aan aardappelen. Om dit te onderzoeken is een proef aangelegd met N- hoeveelheden en worden op diverse tijdstippen grond monsters genomen voor de bepaling van het N-ge- halte. Nr. 10. Fosfaatbemesting bij suikerbieten (Regio/ IB)In deze proef wordt nagegaan in hoeverre sprei ding van de fosfaatgift mogelijk en nodig is voor de werking op het gewas, ter voorkoming van zoutschade en uit een oogpunt van arbeid. Er zijn drie hoeveel heden fosfaat gestrooid (80, 160 en 240 kg P2O5 per ha) op drie tijdstippen: in de herfst voor het op win- terploegen; in het voorjaar minstens drie weken voor het zaaien; direkt voor het zaaiklaar maken. Nr. 11. Kaliumbemesting in het bouwplan (Regio/ IB/Kali MijJPA). Uitgaande van bepaalde totaal hoe veelheden kalium voor een vruchtopvolging (0-200- 400-600 en 800 kg K2O per 4 jaar) worden de volgende wijzen van kaliumbemesting vergeleken: a. jaarlijks, b. uitsluitend aan de hakvruchten (eens per twee jaar), en c. voorraadbemesting, geldend voor de gehele vrucht opvolging. De vruchtopvolging bestaat uit aardappelen-winter- tarwe-suikerbieten-wintertarwe of zomergerst. Nr. 12. Bestrijding van meeldauw, afrijpingsziekten en bladluizen in wintertarwe (PA/PD). Zowel ten aanzien van de bestrijding van meeldauw als afrij pingsziekten worden twee chemische middelen toege past om na te gaan of deze middelen van invloed zijn op de bestrijding van ziekten en de opbrengst. In een andere proef worden enkele middelen beproefd ter bestrijding van bladluizen. Nr. 13. Bestrijding van meeldauw in veldbeemd (PA). Vooral in de herfst kan meeldauw de groei van het gras sterk afremmen waardoor waarschijnlijk na de winter minder zaadstengels gevormd zullen wor den. Meeldauw in de lente zal vooral de zaadzetting en duizendkorrelgewicht 'beïnvloeden. In drie proeven wordt op diverse tijdstippen met Calixin gespoten om na te gaan of dit tr t goede resultaten leidt. Nr. 14. Chemische onhruidbestrijding in diverse ge wassen (PA/PD). Dit jaar zijn de volgende onkruid- bestrijdingsproeven aangelegd: a. bestrijding van duist in wintertarwe, b. onkruidbestrijding in mais, en c. bestrijding van kweekgras in aardappelen. Nr. 15. Bestrijding van laatkiemende onkruiden in suikerbieten (Regio). Laatkiemende onkruiden vor men een groter wordend probleem wat leidt tot: a. extra werk bij het nawieden, b. toenemende vervuiling van de percelen, en c. moeilijker rooien van de bieten. In deze proef worden enkele systemen, zowel che mische als mechanische, vergeleken die speciaal ge richt zijn op de bestrijding van laatkiemende onkrui den, nadat vooraf de gebruikelijke basisbestrijding is uitgevoerd. Nr. 16. Bestrijding van opslag granen en straatgras in graszaad (PA). In drie proeven wordt nagegaan op welk tijdstip en met welke chemische middelen opslag wintertarwe en straatgras in veldbeemd het best be streden kunnen worden. In uitlopervormend rood- zwenkgras wordt hetzelfde nagegaan voor opslag zo mergerst (3 proeven). Tevens is een proef aangelegd in hardzwenkgras waarin straatgras wordt bestreden met Tribunil op twee tijdstippen bij drie concentraties. PROEFBOERDERIJ WESTMAAS (WS) Nr. 1. Vergelijking van akkerbouwgewassen bij verschillende grondbewerkingssystemen (IB/IBS/ ILR/PA/Regio)In deze langjarige proef worden de volgende grondbewerkingsobjecten vergeleken: a. losse grond (de grond zo los mogelijk houden en zo weinig mogelijk berijden), b. vaste grond (geen grondbewerking), en c. rationele grondbewerking (alleen ploegen voor de rooivruchten, voor granen wordt de grond ondieper bewerkt met de vastetandcultivator. Deze grondbewerkingssystemen worden in relatie gebracht met een bouwplan van aardappelen-winter- tarwe-suikerbieten-zomergerst. Er worden veel waar nemingen verricht naar de groei van het gewas, on kruidbestrijding, bemestingstoestand, kg-opbrengst enz. Nr. 2. Teelt van spruitkool (PGV/Regio)Omdat in deze regio de spruitkoolteelt van belang is worden er twee rassenproeven aangelegd. In de ene proef wor den nieuwe hybride rassen beproefd, iil de andere vindt vergelijking van hybriderassen plaats bij één malige pluk en doorpluk. Tevens wordt een onkruid- bestrijdingsproef aangelegd in spruitkool. Proefboerderij Westmaas te Westmaas. Nr. 3. Invloed van zaaizaad- en stikstofhoeveel- hedenop de kwaliteit van brouwgerst (Regio/NIBEM). Zie „Rusthoeve" No. 3. Nr. 4. Rijenafstanden bij aardappelen (Regio). Door toenemend gebruik van zwaardere tractoren, grotere landbouwwagens e.d. gaat de thans gangbare normalisatie bezwaren opleveren, omdat hierdoor ook de spoorbreedte zal toenemen, b.v. tot 1,8 meter. Om na te gaan wat voor invloed ruimere rijenafstanden hebben op groei, opbrengst e.d. is -een proef aangelegd met de rijenafstanden 75, 90 en 105 cm. Nr. 5. Rijenafstanden bij suikerbieten (Regio). Zie „Rusthoeve" No. 6. Nr. 6. Verband tussen N-gehalte van de grond en de stikstof bemesting op aardappelen (IB). Zie „Rust hoeve" No. 9. Nr. 7. Fosfaatbemesting in het bouwplan (Regio/ IB). In deze langjarige proef worden fosfaathoeveel- heden gegeven op twee tijdstippen, n.l. elk jaar en eens per twee jaar (in het jaar waarin een hakvrucht wordt verbouwd). Nr. 8. Kaliumbemesting in het bouwplan (Regio/ IB/Kali Mij/PA). Zie „Rusthoeve" No. 11. Nr. 9. Bestrijding van meeldauw, afrijpingsziekten en bladluizen in winter- en zomertarwe (PA/PD). Zie „Rusthoeve" No. 12. Nr. 10. Bestrijding van onkruiden in diverse gewas sen (PA/PD). Dit jaar zijn de volgende onkruidbe- strijdingsproeven aangelegd: a. bestrijding van duist in wintertarwe, b. bestrijding van wilde haver in zomertarwe, c. onkruidbestrijding in mais, d. bestrijding van grasachtige en breedbladige zaad onkruiden in winterkoolzaad, en e. bestrijding van kweekgras in aardappelen. FRANSE REGIONALE PREMIEREGELING VOOR MELK EN VLEES Het Franse landbouwfonds FORMA heeft in 1970. een contract gesloten met de coöperatieve zuivelgroep France-Lait in Lyon. Dit was de eerste van een serie overeenkomsten om de melk- en vleesproduktie mid dels een regionale aanpak te rationaliseren. Door een stelsel van premies zouden de boeren in het gebied aangemoedigd worden de melkproduktie te moderni seren en de vleesproduktie te vergroten. Nadat dit pro gramma ruim 2Vz jaar geleden in werking is getreden, kan een eerste balans van de resultaten in het gebied Rhone-Alpes worden gemaakt. Tijdens de eerste overeenkomst (conventie) van 18 maanden, ingaande medio 1970, werd op basis van de hoeveelheid geproduceerde melk een krediet beschik baar gesteld van 100 franc per koe, dat aan de vee houders werd uitgekeerd als een bepaald kwantum vlees werd afgeleverd. Daarbij kwam nog een rege ling waardoor onder meer werd bereikt dat slecht producerende melkkoeien worden geslacht. Gedurende de tweede periode van de conventie, van eind 1971 tot uit. 1972, werden een aantal andersoor tige premies verstrekt, variërende van 40 tot 120 franc al naar gelang het gewicht van de slachtkalveren of runderen. Daarnaast werd een premie beschikbaar gesteld van 150 franc voor het aanhouden van vaar zen met een bepaalde waarde voor de melkveehoude rij. Voor kalveren, afgeleverd voor de mesterij, werd een premie uitgekeerd van 50 franc. In totaal is in het kader van deze conventie bijna 30 miljard franc uitgekeerd. Gemiddeld hebben 24.000 producenten ca. 1.000 franc ontvangen, conventie is afgelopen zou het bedrijfsleven gaarne een voortzetting van dit premiestelsel zien. (Uit: „Landbouwwereldnieuws".)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 11