Beregening van landbouwgewassen
KORTE WENKEN
C.R.A. - Tilburg
W. LIMBEEK
Naast een goede voedingstoestand is voor een goede groei
van de gewassen een optimale vochtvoorziening noodzakelijk.
Om de hoogst mogelijke opbrengsten te verkrijgen moet de
hoeveelheid vocht die door de grond kan worden geleverd, ten
minste gelijk zijn aan het verschil tussen de hoeveelheid water
die bij een optimale vochtvoorziening kan verdampen en de
neerslag.
Lang niet alle grondsoorten zijn in staat om voldoende vocht
te leveren. Om in dit te kort te kunnen voorzien is dan kunst
matige toediening van water noodzakelijk. Deze kunstmatige
toediening kan het beste geschieden door beregening. Door de
dichte veebezetting per ha op veel bedrijven kan men geen
risico lopen om te verdrogen. Veel bedrijven waar men voor
enkele jaren nog geen beregening noodzakelijk was, gaan nu
over tot aanschaf van een regeninstallatie.
ER ZIJN GROTE HOEVEELHEDEN WATER NODIG
yOOR een goede opbrengst zijn n.l. grote hoeveelheden water nodig. Grasland
verdamp gemiddeld 500 mm water per ha dit is 5.000 m3, granen 350 mm is
3.500 m3 per ha en bieten 400 mm of 4.000 m3 per ha. In de periode van april tot
augustus-september is de verdamping groter dan de neerslag. Door dan tijdig en op
de juiste wijze gebruik te maken van een regeninstallatie kunnen vochttekorten wor-
dien voorkomen, ook in de meest droge jaren. Een goed uitgangspunt om met regenen
te beginnen is zodra 50 van de maximale vochtvoorraad in de laag van 025 cm
is verbruikt. Het vochtgehalte van de grond kan op het oog en het gevoel worden
beoordeeld. Wanneer zandgrond voldoende vochtig is, is er een goede samenhang
tussen de gronddeeltjes, zodra de grond zijn samenhang verliest is beregenen nood
zakelijk.
HOEVEEL WATER MOET ER GEGEVEN WORDEN
Wanneer op tijd wordt beregend is in het algemeen een sproeiwatergift van 25 mm
per keer voldoende. Alleen als de grond sterk is uitgedroogd is een grotere watergift
nodig. Als b.v. bij aanhoudende droogte de ondergrond te droog zou worden, is het
aan te bevelen om de volgende keer de watergift te verhogen tot b.v. 35 mm. Een veel
voorkomende fout die gemaakt wordt is dat men per keer sproeien te weinig water
geeft. Wanneer men per keer voldoende water geeft, behoeft men niet meer dan één
keer per week te beregenen. Wanneer 50 van het beschikbare water uit de bouw-
voor is verbruikt, is er voor de bevochtiging van een cm dikke grondlaag ongeveer
een mm water nodig. Om een bouwvoor van 25 cm op veldcapaciteit te brengen is dan
0,5 mm water nodig. Wanneer echter 80 van het beschikbare water is verbruikt, is
voor de bevochtiging van 1 cm grond ongeveer ll/2 mm water nodig en voor bevoch
tiging van dezelfde bouwvoor is dan 38 mm water nodig. Voor een goed en nuttig
gebruik van de regeninstallatie is een aan een gesloten ligging van de percelen vereist.
Bij een verspreide ligging van de percelen wordt de installatie in verhouding tot de
te beregenen oppervlakte te duur (meer lengte van de leidingen). In gebieden met
een slechte verkaveling kan vrijwillige kavelruil hierin verbetering brengen.
ER MOET VOLDOENDE WATER BESCHIKBAAR ZIJN
JTEN eerste eis voor beregening is, dat onder alle omstandigheden en ten alle tijden
voldoende water beschikbaar moet zijn. Als er geen zuiver water uit open
water kan worden betrokken, zal een nortonput moeten worden gemaakt. De put moet
een capaciteit hebben die 10 15 hoger is, dan die van die installatie. Een goede
put moet bij de gewenste capaciteit geen grotere afzuiging hebben dan 2 m. Onder
afzuiging wordt verstaan de daling van de waterstand in de put wanneer daar water
aan wordt onttrokken. De afstand tussen pomp en het grondwater in de put mag niet
meer zijn dan 5è6m. Als deze zgn. zuighoogte meer bedraagt dan 6 m, moet de pomp
in een kelder worden geplaatst of er moet gebruik worden gemaakt van een onder
waterpomp die met de elektromotor onder water in de put wordt aangebracht. Voor
de aandrijving zal, als het bedrijf is aangesloten op het elektriciteitsnet meestal ge
bruik worden gemaakt van een elektromotor. Deze zijn bedrijfszeker en vragen weinig
onderhoud. Motoren voor aandrijving van pompen voor beregening moeten op het
krachtnet worden aangesloten. Men ondervindt hierbij nogal eens moeilijkheden, door
dat men te ver van een transformatiehuis verwijderd is, waardoor de spanning ter
plaatse te laag is. Het is aan te gevelen om in twijfel gevallen eerst bij de elektrici
teitsmaatschappij om inlichtingen te gaan alvorens men tot aanschaffing over gaat.
OOK ZONDER ELEKTRICITEIT KAN MEN BEREGENEN
y^ANNEER geen of onvoldoende elektriciteit beschikbaar is moet een verbran
dingsmotor worden gebruikt. Een dieselmotor is aan te bevelen boven een
benzinemotor. Bij een verplaatsbare installatie .wanneer men het water uit open
water (sloten - kanalen - e.d.) kan betrekken, kan men ook een trekker als krachtbron
gebruiken. Deze trekker moet dan ook in droge perioden beschikbaar zijn. Bij een
trekker maakt men gebruik van een speciale trekkerpomp die door de aftakas wordt
aangedreven. Bij gebruik van een put, wordt het water naar de percelen getranspor
teerd door de hoofdleiding. Dit zijn plastic buizen met aftapkranen (hydranten), waar
op de bovengrondse zijleiding met sproeiers kan worden aangesloten. Het beste is
om hydranten te gebruiken die met een ijzeren T-stuk op de leiding worden geplaatst.
De hoofdleiding wordt ondergronds gelegd op een diepte van 60 h 70 cm. Voor de
bovengrondse leiding worden aluminium buizen gebruikt met insteekkoppelingen. De
meest gangbare lengte per buis is 6 m. De insteekkoppelingen zijn gemakkelijk te
bedienen en hebben het voordeel dat de buizen leeglopen zodra de motor wordt stil
gezet en de druk wegvalt.
WELKE SPROEIERS GEBRUIKEN?
Veelal wordt gebruik gemaakt van sproeiers met een mondstuk van 0 57 mm en
een druk van 3,5 atmosfeer. Deze sproeiers hebben een regenintensiteit van 48 mm
per uur. Dit betekent dat een sproeileiding ruim 36 uur kan blijven liggen voor een
gift van 25 mm water. Het drukverlies in de hoofdleiding mag niet meer zijn dan 10
m waterkolom. Het is dus noodzakelijk dat voor iedere leiding de juiste diameter
wordt vastgesteld. (Dit geldt ook voor de bovengrondse leiding). De doorsnede van
de hoofdleiding is afhankelijk van de lengte en de hoeveelheid water die er per tijds
eenheid door moet. In tabel I zijn dienaangaande enkele gegevens verwerkt.
Tabel I
Hoeveelheid water
in m3/uur
Diameter van de buis in mm.
60
70
80
100
125
Drukverlies in meters waterkolom per 100 m leiding
10
2,0
1,0 0,5
0,2
20
6,5
3,2 1,7
0,6 0,3
30
14,0
7,0 3,6
1,2 0,5
40
11,6 6,0
2,0 0,7
50
18,0 9,0
3,0 1,1
Uit tabel II is af te leiden de buisdiameter van de sproeileiding met het maximaal
aantal sproeiers.
Tabel II
Diameter
Gemiddelde
Capaciteit
Afstand Buisdiameter in mm
mondstuk
druk in
per
tussen
van de
sproeier
sproeier
sproeiers 50 60
70 76 89
sproeier
i n TYim
M.W.K.
m3/uur
mm
Max. aantal sproeiers
in iiiiii
per zijleiding
4,2
35
1,3
18 11 14
16 20 29
5,0
35
1.8
18 9 11
13 15 21
6,0
35
2,6
18 7 9
10 12 17
6,0
35
2,6
24 6 8
9 11 15
7,0
35
3,5
24 5 7
8 9 13
10,0
40
7,6
24 3 4
5 6 8
10,0
40
7,6
30 3 4
5 5 7
12,0
40
10,9
30 3
4 4 6
14,0
40
14,6
30
3 4 5
Tabel III geeft weer de regenintensiteit
voor verschillende sproeimondstukken bij
opstelling in rechthoeksverband.
Tabel III
Sproeimond
Druk
Waterverbruik
Opstelling van de
Regenintensiteit
mm
atm.
per sproeier
sproeiers in m
mm/uur
m3/uur
5
3,5
1,8
18 x 18
5.6
18 x 24
6,0
6
3,5
2,6
18 x 18
8,0
24 x 24
6,1
7
3.5
3,5
18 x 24
8,1
24 x 30
6,5
8
4,0
4,7
24 x 24
8,2
30 x 30
8,5
10
4,0
7,6
24 x 30
10,6
AANKOOP EN KOSTEN VAN DE INSTALLATIE
De a^.nschaffingskosten van een regeninstallatie per ha is zeer verschillend. De kos-
ten zijn vooral afhankelijk van de te beregenen oppervlakte en of men uit open water
kan beregenen. Gemiddeld lopen de kosten uiteen van 1.000,tot 1.800,per ha.
De exploitatiekosten aan afschrijving, rente, energieverbruik en onderhoud belopen
al gauw 200,per ha.
ARBEID
Beregening vraagt extra arbeid. Gemiddeld vraagt het werk van buizen en sproeiers
verlegden 2 manuren per ha, bij zes keer beregenen is dit 12 manuren per ha. Men
moet met deze arbeidsbehoefte wel ter dege rekening houden omdat bij droog weer
in de zomer, meestal ook veel ander werk te doen is.
C.A.R. - ZEVENBERGEN
AKKERBOUW:
DOOR HET NATTE WEER zijn veel werkzaam
heden verschoven en is er een achterstand ontstaan.
Door de loonwerker in te schakelen voor machinaal
werk, kunt u weer een belangrijk deel van de achter
stand inlopen. Het is beter nu wat extra uit te geven
aan de loonwerker, dan straks een lager inkomen te
hebben, omdat u alles te laat moest verrichten.
BIJ HET OPBOUWEN van de aardappelbedden op
kleigrond moet u er aan denken een voldoende hoge
rug te vormen met een brede top. Te platte ruggen
geven meer groene knollen en blijven ook langer nat
ivaardoor de oogst bemoeilijkt kan worden. Bij een te
te zien. Door kontrole op de spuitdoppen kunt u de af-
zijkant door, wat loofkappen bemoeilijkt.
STAMSLABONEN MOET U 3 cm diep zaaien,
bij te ondiep zaaien krijgt u vlugger schade van een
Ivorinbespuiting. Mede daarom verdient precisie-
zaaien de voorkeur door een regelmatige zaaidiepte,
waardoor ook een betere opkomst en regelmatige
stand.
VOORAL BIJ OUDERE SPUITMACHINES komt
slijtage van de spuitplaatjes gemakkelijk voor. De ene
spuitdop geeft dan meer vloeistof dan de andere. Bij
het spuiten van kleurstoffen is dit zelfs zo op het oog
spitse rug komen de aardappelstengels vaak aan de
wijking nagaan. Dit kan door per dop de te verspui
ten vloeistof in een emmer op te vangen en deze te
wegen. De afwijking mag niet meer dan 15 bedra
gen.
ALS U ZICH NA HET SPUITEN met chemische
middelen moe en lusteloos voelt, schrijf dit dan niet
zonder meer toe aan te hard werken of te weinig rust.
Alle bestrijdingsmiddelen zijn meer of minder giftig,
zodat vergifteging niet uitgesloten is. Ga tijdig naar
een dokter en neem de verpakking van het middel
mee.
VEEHOUDERIJ:
OM EEN GOEDE VOORDROOGKUIL te maken is
regelmatig schudden een eerste vereiste. Door de
veldperiode zo kort mogelijk te maken, worden de
verliezen beperkt. Begin met het schudden op dezelfde
dag van het maaien. Het materiaal moet bij het inkui
len minimaal 40 droge stof bevatten en moet regel
matig droog zijn. Natte klissen geven schimmel en
broei.
ELK JAAR MISLUKKEN weer een aantal voor-
droogkuilen omdat aan het afdekken onvoldoende aan
dacht wordt besteed. Afdekken met plastik van 0.15
mm met een gronddek van 25 cm is de veiligste metho
de. Een gronddek is beter dan een 2e laag plastik.
Zorg er voor dat het plastik tijdens het grond opzetten
niet scheurt.
TELKENJARE WORDT er te lang gewacht om met
maaien te beginnen. De kwaliteit van het te maaien
gras loopt achteruit waardoor wel meer massa wordt
verkregen maar niet meer voederwaarde. Door vroeg
met maaien te beginnen krijgt men meer spreiding in
het werk, beter ruwvoer, in een vroeger stadium na
gras en de grasmat heeft ook minder te lijden bij een
lichtere snede.