DE, melkproduktie van de controlegroep was in de
herfst van beide jaren gemiddeld 0,4 kg per dier
per dag hoger dan die van de proefgroep. Wanneer de
weersomstandigheden in de herfst slecht waren geweest,
was het verschil in melkproduktie misschien kleiner of
helemaal verdwenen. Een aanwijzing in die richting geeft
de nachtvorst van begin oktober, die een negatieve in
vloed had op de melkproduktie van de controlegroep. Op
„Wielzicht" is in 1971, ondanks het bijvoeren van 1 kg
krachtvoer per dder per dag extra, het verschil in melk
produktie niet genivelleerd.
Melkvee
in nazomer en herfst
's nachts op stal
clo-instituut voor de veevoeding
Waar gaat het om bij
aankoop van mengvoeders
voor rundvee
Bavistin M tegen vuur in bloembollen
9
QM een antwoord te krijgen op de vraag welke in
vloed het 's nachts opstallen van melkvee heeft op
de prodnktie in de tweede helft van het weadeseizoen,
werden in 1970 en 1971 vergelijkende proeven uitgevoerd
op de proefboerderij Wielzicht te Rijperkerk en in 1971
op de proefboerderij Heino te Hedno.
bi elke proef zijn twee giroepen melkkoeien vergeleken
n.l.
Groep I, dag en nacht in de weide (controlegroep)
Groep II, overdag in de weide (ca. 8,5 uur) en 's nachts
op stal (proefgroep)
Beide groepen ontvingen bij het melken enig krachtvoer
als lokvoer (0,61 kg per dier per dag). In 1971 kreeg
de proefgroep op „Wielzicht" daarnaast 1 kg krachtvoer
per dag extra. De kwaliteit van het weidegras was gedu
rende de proefperioden in het algemeen goed. De weers
omstandigheden waren in beide jaren over het geheel
genomen gunstig. De resultaten van de proeven zijn ver
meld in het een dezer dagen versohenen PR-rapport nr.
13 van maart '73 van de hand van J. W. F. Hi jink en Tj.
Boxem en verkrijgbaar door storting van 4,op giro
2307421 van het Proefstation voor de Rundveehouderij
te Wageningen.
Tussen de beide groepen waren vrijwel geen verschil
len in vetgehalte van de melk aanwezig. Het eiwitgehalte
van de melk van de proefgroep was steeds iets lager dan
dat van de controlegroep.
Gebleken is dat in de ongeveer 8,5 uur weddegang over
dag de werkelijke graastijd van de koeien die 's nachts
opgestald waren gemiddeld 6 uur 25 minuten was en die
van de koeien die dag en nacht in het grasland liepen 5
uur. Door de koeien 's nachts op te stallen werd het aan
tal mestflatten in de weide ongeveer gehalveerd (proef-
en controlegroep gem. resp. 5,2 en 10,1 mestflat per koe
per dag).
Op ,-,Hedno" kon door het bepalen van de droege-stof-
opbrengst van uitgemaaide stroken de door de koeien
opgenomen hoeveelheid droge stof geschat worden. Uit
het kleine verschil in ds-opname tussen beide groepen
(0,5 kg ds per dier per dag ten gunste van de controle
groep) blijkt, dat de proefgroep de 8,5 uur weidegang
goed benutte om gras op te nemen.
Door het 's nachts opstallen wordt er minder gras door
de dieren vertrapt en is de grasbenutting beter. Voor be
drijven met een ongunstige verkaveling kan het een aan
trekkelijk systeem zijn omdat de koeien slechts eenmaal
daags opgehaald behoeven te worden. Daar staat tegen
over dat er meer werk is met het schoonhouden van de
stal en het uitrijden van de mest. Het systeem lijkt het
meest aantrekkelijk voor bedrijven met een modern inge
richte stal. Door het 's nachts opstallen van het melkvee
is de mogelijkheid aanwezig in perioden met grasschaar-
ste in de herfst de koeien bij te voeren.
Bij dit beweidingssysteem is het wel belangrijk dat de
koeien die 's nachts worden opgestald zonder extra bij
voeding, overdag over voldoende weidegras kunnen be
schikken omdat de vreettijd in de weide beperkt is.
Bij het samenstellen van mengvoeders worden
grondstoffen gebruikt van zeer uiteenlopende waarde
en prijs. De fabrikant zal bij het samenstellen van
mengvoeders streven naar een zo laag mogelijke prijs.
Wanneer geen nauwomschreven veevoedkundige nor
men in acht worden genomen is het niet zo moeilijk
een mengvoeder met een lage 100 kg-prijs te produ
ceren.
De reactie van de dieren, in dit geval melkvee of
mestvee, wordt niet bepaald door het opgenomen
aantal kilogrammen krachtvoer, maar door de opge
nomen hoeveelheid voederwaarde, d.w.z. zetmeel-
waarde en eiwit. Vor de veehouder is dus niet de prijs
per eenheid mengvoer, maar de prijs per eenheid
voederwaarde doorslaggevend. Dit punt wordt helaas
nog door maar al te veel veehouders over het hoofd
gezien. Reden om er hier eens wat uitvoeriger op in
te gaan, temeer daar het weideseizoen voor de deur
staat en de veehouders worden benaderd met zo
genaamd concurrerende aanbiedingen, die dikwijls on
der allerlei fantasienamen in de handel worden ge
bracht.
Bjjvoer als energiebron voor melk- en mestvee
Vanwege de zwaardere veebezetting en de gunstige
prijsverhouding tussen melk enerzijds en krachtvoer
anderzijds is het gebruik van krachtvoer zowel op stal
als gedurende de weidetijd de laatste tijd sterk toege
nomen. Als bijvoer in de weide dient het krachtvoer
op de meeste bedrijven op de allereerste plaats als
bijdrage in de energievoorziening en niet zozeer als
lokmiddel om de dieren naar de melkplaats te krij
gen en zeker niet als buikvulling. Gedurende de wei
detijd heeft het produktieve melkvee immers aller
eerst behoefte aan een aanvulling met energie (zet
meelwaarde), daar met het gras doorgaans een over
schot aan eiwit wordt opgenomen. Het bijvoeren van
extra energie aan koeien, die een hoge produktie heb
ben is op vele bedrijven een verantwoorde zaak, mits
deze energie niet te duur wordt betaald.
Bij de energievoorziening van mestvee geldt bo
vendien, dat deze zo groot mogelijk moet zijn om de
maximale groei te bereiken.
Ook voor meststieren moet het totale rantsoen een
zekere structuur hebben om een ongestoorde pens
werking te waarborgen; hiervoor is altijd een zekere
weliswaar beperkte hoeveelheid ruwvoer nood
zakelijk. De structuurgevende invloed van ruwvoeder
kan niet, ook niet in beperkte mate, door het kracht
voer worden overgenomen omdat dit uit fijngemalen
componenten is samengesteld. Dit is ook niet het ge
val als het mengvoeder is samengesteld uit fijngema
len ruwe celstof-rijke grondstoffen als grasmeel, pulp
en graanvoermelen. Bij het mesten van stieren op
basis van hoofdzakelijk krachtvoer zullen de dieren
te weinig energie kunnen opnemen als dit krachtvoer
een te lage ZW heeft. Er zou dan van mechanische
verzadiging sprake kunnen zijn, waardoor de maxi
male groei niet wordt bereikt. Het is daarom zowel
om veevoedkundige als om economische redenen niet
verantwoord voor meststieren voeders met een lage
zetmeelwaarde te gebruiken. Niettemin worden deze
voeders met een lagere 100-kg-prijs dan de gangbare
voeders aan de markt gebracht en wordt de aandacht
van de veehouders afgeleid van het punt waar het
in de (bij-)voeding werkelijk om gaat, de vraag na
melijk: „Hoe koop ik de benodigde voederwaarde
voor de laagst mogelijke prijs", of anders uitgedrukt:
„Met welk voeder krijg ik voor iedere gulden, die
ik uitgeef, zoveel mogelijk waarde?"
GOEDKOOP IS DIKWIJLS DUURKOOP
Ter beantwoording van de laatstgestelde vraag heb
ben wij, uitgaande van de huidige grondstoffenprij-
zen, voor een aantal^ rundveevoeders de prijs per kg
zetmeelwaarde in deze voeders op een computer doen
uitrekenen. De berekening is uitgevoerd voor rund-
veemengels waaraan ten aanzien van het eiwitgehal
te geen eis, of een eis van minstens 10 en 15 ruw
eiwit werd gesteld. Het resultaat daarvan is weer
gegeven in onderstaande grafiek. Deze grafiek geeft
het verband weer tussen de prijs per kg zetmeelwaar
de (verticaal) en de zetmeelwaarde van het meng
voer (horizontaal). Het verloop van de lijnen ver
toont de laatste jaren vrijwel steeds hetzelfde beeld.
Duidelijk is te zien dat de prijs per eenheid zetmeel
waarde voor de eiwitarme samenstellingen het laagst
is bij een zetmeelwaarde van ongeveer 700 g/kg, met
pn
70
65
60
55
50
s (c t /kg Z W franco
boerderij
re minder dan 10°/o
re minimaal 10
re minimaal 15%
520
600
700
800
gzw/kg voer
andere woorden bij deze zetmeelwaarde koopt de
veehouder de benodigde energie het goedkoopst! Een
lage zetmeelwaarde van bijv. beneden 650 en bij
gevolg een lage 100 kg-prijs mogen dan uit con-
currentie-overwegingen aanlokkelijk zijn, de vee
houder krijgt letterlijk onvoldoende waar voor zijn
geld! De prijs per zetmeelwaarde-eenheid stijgt sterk
beneden een zetmeelwaarde van 600.
Bovenstaande is ook de reden waarom de C.L.O.-
controle in het belang van de veehouders aan rund
veevoeders bepaalde minimum-eisen stelt o.a. wat
betreft de zetmeelwaarde. Zoals reeds is opgemerkt
komt het zowel voor melkkoeien (als bijvoer in de
weidetijd) als voor meststieren vooral aan op de ver
strekking van zo goedkoop mogelijke energie. De hier
weergegeven uitkomsten laten daarover geen enkele
twijfel bestaan. Wij hopen daarom dat reeds meer
veehouders zich het essentiële verschil tussen kg-
prijs en voederwaarde-prijs en daarmee hun eigen
belang bewust mogen worden. Vcor de bedrijfsvoor-
lichters ligt hier een actueel en dankbaar arbeidster
rein!
Ir. E. G. J. BRUGGINK.
BASF Nederland N.V. Arnhem schrijft ons betref
fende Bavistin M het volgende. Het is een nieuw
compleet fungicide tegen vuur in bloembollen met
een uitstekende formulering en gemakkelijk te ver
spuiten. Vuur (Botrytis) is een ziekte die in veel bol-
en knolgewassen kan optreden. Met name tulpen,
gladiolen en hyacinten (o.a. „vuurstelen") kunnen
door deze schimmel in hevige mate worden aangetast.
Daarbij spelen uiteraard factoren zoals weersomstan
digheden, cultivar en toestand van het gewas een be
langrijke rol.
Een geregelde gewasbespuiting, aldus BASF, ter
bestrijding of beter gezegd ter voorkoming van vuur
is een normale cultuurmaatregel geworden. Het is van
belang dat beschadiging van het gewas, met name
door het machinaal koppen, zoveel mogelijk wordt
beperkt en dat infectiebronnen zoals „stekers" in tul
pen op tijd worden opgeruimd. Het laatstgenoemde
behoeft weinig problemen te geven als wordt uitge
gaan van verse grond en van gezond plantgoed dat
is ontsmet met een systemisch fungicide.
Als de bollenteler evenwel gaat koppen of als het
gewas wordt getroffen door een hagelbui of door
stormschade ontstaan wonden. Deze wonden zijn de
invalspoorten voor de vuurschimmel. Daarnaast moe
ten evenWel ook de gezonde delen van de plant wor
den beschermd tegen sporeninfectie. Dit alles kan
worden „meegenomen door een paar keer te spuiten
met Bavistin M. Dit is een nieuw compleet fungicide,
ontwikkeld door BASF. Twee belangrijke middelen
zijn hier verenigd in één produkt, n.l. het nieuwe
systematische fungicide Bavistin op basis van car-
bendazim met als werkzame stof BCM en Maneb.
Bavistin M dient op kritieke momenten, zoals in de
perioae rond de bloei van o.a. tulpen en gladiolen 2
a 3 keer te worden ingezet. Vooral de „kort na het
koppen" bespuiting is belangrijk. De dosering van
Bavistin M is 3 kg per ha. Het middel dient even
eens tervoorkoming van „vuurstelen" in hyacinten.
In uitgebreide proeven in tulpen en gladiolen is vast
gesteld dat een drietal bespuitingen met Bavistin M
zeker verantwoord is. Dit blijkt ook uit de volgende
proeven:
GLADIOOL
Teeltjaar 1972. Ras „Life Flame":,
67 opgeplant. 14 keren gespoten.
Opbrengst
Behandeling 14/- 12/14 10/12
Zink-mangaancarba-
maat, tijdens de bloei
3x vervangen door
2\> kg Bavistin M
per ha
Zink-msngaancarba-
maat 3'/2 kg/ha
(14 x gespoten)
Onbehandeld
TULP - Teelt jaar
10 opgeplant. 6x om de 2
Behandeling
totaal aantal
gewicht Bo
trytis
knol
len
91 190 65 9,75 kg 22
51
26
1972.
202 96 9,22 kg 57
171 156 8.16 kg 65
Cultivar „Apeldoorn" 8
a 3 weken gespoten.
Opbrengst
12/- 10/12
Bavistin M
Zink-mangaancarbamaat
Onbehandeld
264
224
220
161
180
176
totaal
opbrengst
17,38 kg
15,72 kg
15,04 Kg