Langs de melkweg
Uitkomsten varkensmestbedrijven 1972
(LXXXVIII)
DE schaalvergroting in die melkveehouderij zet zich
nog voort. Met de toename van het aantal melk
koeien per bedrijf neemt de mechanisatie van de melk-
winning en -bewaring sterk toe. Dit gaat gepaard met
een toenemende behoefte aan heet water.
Electriciteit of gas voor
heetwaterbereiding
8
In een verslag over de periode nov. '71 tot nov. '72 geeft het Consulent schap voor
Varkens- en Pluimveehouderij voor Noord-Brabant en Zeeland) de resultaten weer van
680 bedrijven met mestvarkens, in Noord-Brabant en Zeeland. Daarvan waren 651
jaarbedrijven, d.w.z. bedrijven die een vol jaar aan de deelboekhouding hebben deel
genomen. Wanneer de resultaten vergeleken worden met die van voorgaande jaren,
zo wordt in dit verslag door ir. E. H. Ketelaars gesteld, mogen we niet ontevreden
zijn.
Aantal per
Voeder-
Voer
Groei per
Uitval
IA
Opbrengst per
bedrijf
oonv.
kosten
dag in gr.
in
in
100 voerk.
1969
240
3.46
1.28
560
3.2
60
150
1970
285
3.38
1.28
575
3.1
63
141
1971
301
3.36
1.31
575
2.7
66
132
1972
333
3.34
1.26
595
2j2
57
142
6 EAA)
Technisch gezien gaan we nog steeds vooruit: de groei per dag nam toe, de voeder
conversie daalt en ook de uitval wordt kleiner. Dank zij een ietwat verrassende ge
middelde lage voerprijs (periode nov. 1971nov. 1972) gingen ook de voerkosten per
kg omlaag. Daarmee was, naast een betere uitbetalingsprijs 2,94 per kg), de grond
slag gelegd voor betere financiële resultaten dan in het vorige verslagjaar.
Helemaal tevreden zijn we nog niet. Daarvoor is de spreiding in de uitkomsten nog
steeds te groot. Een indruk daarvan kunnen we krijgen, wanneer we de 'beste met de
slechtste bedrijven vergelijken. Zelfs als de 100 beste en de 100 slechtste naast elkaar
gezet worden is het verschil nog enorm. Wanneer 100 van de 650 bedrijven een voeder
conversie van 3.10 en 1.5 uitval kunnen halen, waarom moet dan zo'n groot aantal
van de resterende 500 zo achterblijven?Voor ons allen ligt hier de taak om die ver
schillen kleiner te maken.
;£EN nader onderzoek naar de invloed van enkele bedrijfsfactoren leverden weer
interessante cijfers op. Zo kan t.a.v. de herkomst van de biggen geconcludeerd
worden dat het gesloten bedrijf gunstige mesterij-resultaten geeft, evenals trouwens
de relatie met één fokker. „Handelsbiggen" komen er mindergoed af!
Biggen betrekken van het eigen fokbedrijf geeft volgens deze tabel het hoogste
rendement. Relatie met één fokker heeft verder voorkeur en voor grotere mesters
geeft relatie met meer dan één fokker nog grote voordelen t.ojv. biggen betrekken van
de handled. Biggen van de handel zijn in voederconversie, groei, uitval en slachtkwali
teit slechter. Biggen betrekken van de handel of van één fokker geeft een verschil van
22,07 per varken per jaar. Het gewicht van de biggen wordt de laatste jaren steeds
hoger en de biggenprijs is dank zij het gebruik van het prijzenschema bij alle relaties
vrijwel gelijk.
biggen afkomstig van:
eigen
100
100
relatie met
fok
van één
van
meer dan
bedrijf
fokker
handel
één fokker
aantal bedrijven
38
187
33
144
gem. aantal aanwezige varkens
267
272
286
426
voederconversie
3.29
3.34
3.44
3.36
gem. daggroei
624
602
591
601
voerkosten per kg groei
ƒ1,26
ƒ1,26
ƒ1,34
1,27
percentage uitval
1.7
2.4
2.9
22
percentage EAA
7.4
6.3
4.4
5.9
percentage IA
56.0
56.1
54.8
56.1
gem. biggen gewicht
21.9
22.9
21.2
22.7
gem. biggen prijs
ƒ85,07
86,98
ƒ85,35
86,58
index
8.11
1.74
20.33
0.59
Opnieuw werd het AU in-All out-systeem in de vergelijking betrokken, maar het
betrekkelijk gering aantal bedrijven die het systeem toepassen, maant nog tot voor
zichtigheid bij het trekken van een conclusie.
De technische resultaten van het All in-All out-systeem zijn vrij goed. Door een
lagere bezettingsgraad, met name als er een keer opgeschoven wordt, zijn de finan
ciële resultaten wat minder dan in het geval van een vaste relatie waarbij geleidelijk
opgelegd wordt.
HET nu van de kruising is ook dit jaar duidelijk. Langzamerhand is nu wel bewe
zen dat kruising de toekomst heeft. Resultaten betreffende de invloed van krui
sen t.o.v. het zuivere ras blijken uit de volgende verkregen gegevens van een aantal
bedrijven waart»j de dieren van het zuiver ras allemaal van het ras N.L. waren en
kruising is toegepast döor G.Y. beer met N.L. zeug.
100
70—100
100
70—100
zuiver ras
zuiver ras
kruising
kruising
aantal bedrijven
90
63
35
104
aantal varkens
219
340
326
381
gem. voederconversie
3.39
3.37
3.25
3.32
gem. daggroei
579
588
618
585
percentage uitval
2.8
2.7
1.5
1.7
percentage EAA
4.9
5.8
9,8
12
percentage IA
54.5
52.4
58.9
58.8
biggen gewicht
22.4
22.3
23.3
23.6
saldo
90,64
ƒ92,22
117,76
111,44
Hieruit blijkt dat het mesten van kruislingen voordelen heeft ten opzichte van het
zuiver ras. De technische cijfers, zoals groei, voederconversie en uitval zijn beter,
maar ook de slachtkwaliteit is beduidend beter. Uit het saldo blijkt dat het rendement
per varken per jaar met 27,12 stijgt als men volledig op kruising over gaat.
Ing. J. H. LANTINGA
Consulentschap vorr de akkerbouw
en rundveehouderij Goes
In de eerste plaats is op deze bedrijven veel warm
water nodig voor een doelmatige reiniging van de melk-
winningsapparatuur, alsmede voor de melkkoeltank. Het
is al vanouds bekend dat met warm water gemakkelijker
een goede reiniging kan worden verkregen. Ook wordt
warm water bij de voorbehandeling van het melken steeds
meer toegepast. Bovendien doet het opfokken van kalve
ren met kunstmelk in plaats van koemelk het gebruik
van warm water toenemen. Warm water hierbij is be
langrijk voor het goed oplossen van de poeder alsmede
voor het op lichaamstemperatuur verstrekken van de
kunstmelk aan de kalveren.
De warmwatervoorziening is tegenwoordig dus een be
langrijk onderdeel van de uitrusting op de melkveebedrij
ven. De behoefte aan heet water op een melkveebedrijf,
uitgerust met een machine van het melkleidingtype en
een melkkoeltank, is per dag globaal als volgt:
aantal koeien aantal liters
20 125
40 150
60 175
80 200
100 225
Deze hoeveelheden zijn gebaseerd ^op water van
85° C en hebben alleen betrékking op de melkveehou
derij. Voor meerdere doeleinden moet het mengen met
onverwarmd water plaatsvinden. De vermelde hoeveel
heden moeten als een richtlijn worden gezien. Per bedrijf
zal het gebruik enigszins variëren.
Het is noodzakelijk om steeds over warm water te kun
nen beschikken. Als op een bepaald moment geen warm
water beschikbaar zou zijn, betekent dit stagnatie. Wan
neer het bijvoorbeeld zou gebeuren aan het eind van de
melktijd dan is de directe noodzakelijke reiniging van de
melkwinningsapparatuur niet goed mogelijk.
yOOR de heetwaterbereiding wordt als regel gebruik
gemaakt van boilers. Boiler is een engels woord
waarmee een toestel voor warmwatervoorziening wordt
Voor heetwatervoorziening
kan het financieel voordeli
ger zijn een gasboiler aan te
schaffen!
aangeduid. Voor de energie voor verwarming van het
water wordt op de huidige melkveebedrijven vrijwel uit
sluitend gebruik gemaakt van electriciteit. Nagenoeg elk
bedrijf heeft immers een aansluiting op het electrisch net.
De electrische boilers zijn verkrijgbaar met een inhouds
maat van respectievelijk 80 en 120 liter. Een electrisch
element verhit het water. Om enige spreiding van de
stroomafname te bevorderen is door de electriciteits-
maatschappijen een nachtstroomtarief, dat veel lager is,
ingesteld. De totale boiler inhoud moet dan minstens over
eenkomen met de heet waterbehoefte per dag. Op de
grotere melkveebedrijven zijn dan ook meestal twee boi
lers geplaatst. In sommige gevallen is een dagschakelaar
aangebracht. Naast de electrische zijn er gasboilers. Bij
gasboilers zorgt een brander voor de verwarming. Er zijn
maar weinig bedrijven in de gelegenheid om op aardgas
aan te sluiten. De gasbrander kan echter ook worden ge
voed met gas uit flessen of een tank. Als gas wordt pro-
pa angas gebruikt. Dit gas is n.l. ook bij temperaturen
onder nul bruikbaar, hetgeen bij: butaangas niet het geval
is.
;£EN gasboiler is evenals een electrische boiler een
voorraadhoudend apparaat, terwijl een geiser een
doorstroomapparaat is. De aftapsnelheid is bij een geiser
gering en daardoor meestal niet geschikt voor het be-
drijfsgedeelte. Bij gasboilers is de beschikbare inhouds
maat van 115 liter het meest geschikt. Men heeft dan
steeds de beschikking over 115 liter heet water. Door
middel van een voeler (thermostaat) gaat de brander aan
zodra water wordt afgetapt. Gaslboilers worden gewoon
lijk op een verhoging van 30 cm geplaatst. Er is een
goede luchtaan- en afvoer naar buiten nodig. Behalve
wanneer de zolder van steen is moet boven de gasboiler
een brandvrije plaat worden aangebracht.
Op bedrijven aangesloten op aardgas zijn de kosten
voor de heet watervoorziening 'het laagst. Tussen electri
sche boilers en gasboilers met voeding uit een gastank
is normaal geen groot verschil in kosten. Volgens het
Instituut voor Landbouwbedrijfsgebouwen zijn de kosten
voor een bedrijf van 60 koeien met een gasboiler 542
en met electriciteit 6,48 per koe per jaar. Gasverwar-
ming uit een tank komt bij deze vergelijking dus iets
voordeliger uit. Het verschil wordt nog gunstiger als dit
gas ook in het woongedeelte wordt gebruikt.
QOOR de Provinciale Zeeuwse Energie Maatschappij
(P.Z.E.M.) is evenwel sinds kort een interimrege
ling ingevoerd, waarbij een bepaald bedrag afhankelijk
van het aantal aan te sluiten kW moet worden betaald.
Het kan bij deze regeling voorkomen dat men juist door
het aansluiten van een electrische boiler hierdoor in een
hogere tariefsgroep valt. Gezien deze interimregeling zou
het voor bedrijven die overgaan naar een melkkoeltank
en een machine van het melkleidingtype financieel voor
deliger zijn om voor de warmwatervoorziening een gas
boiler aan te schaffen. Deze maatregel van de P.Z.E.M. is
voor velen een tegenvaller! Het is evenwel een interim
(overgangs)regeling. De definitieve kan gunstiger, maar
ook ongunstiger voor die betreffende agrariërs uitvallen.
Wat de warmwatervoorziening betreft kan gas momen
teel een goedkopere oplossing bieden. We weten evenwel
niet hoe dit zich in de toekomst zal ontwikkelen,
't Is altijd wat!