Beelden uit het I.L.R. onderzoek Ontwikkeling pootmachme voor voorgekiemde UIT onderzoek en praktijk blijkt dat voorgekiemde aardappelen, die onbeschadigd in de grond worden gebracht, een snelle beginontwikkeling van het gewas geven. Bij een korte groeiperiode van een gewas als pootaardappelen is dit zeer ge wenst. De bestaande automatische pootmachines kunnen hieraan niet voldoen en daarom is het ELR verdergegaan met een idee voor een nieuw type aardappelpoot- machine van de heer Gerlsma van het CRA te Leeuwarden. aardappelen Toepassing van het luchtkussen bij het transport in de landbouw 12 Er wacht, aldus het ,,Ten geleide", de proefstations, het L.E.I. en het I.L.R. een tijd waarin zij samen met de Voorliehtingsdienst zullen moeten groeien naar een samenspel dat de rol vervult van volwaardig efficien- cy-organisatiebureau voor de landbouw met als doel dat de onderneming op basis van de van die zijde ge geven adviezen bedrijfstechnisch en bedrijfseconomi sch zo verantwoord mogelijke beslissingen kan nemen. Zo zijn bijv. de mechanisatietrappen bij de teelt van suikerbieten op kleigrond uitgedrukt in manuren/ha. Globaal: handwerk 337 uur; precisiezaai - spuiten, dunnen - 1-rijige verzamelrooier 85 uur; zesrijig oogs ten geen handwerk 23 uur. Dit houdt in dat in de toe komst, behoudens weersomstandigheden en grotere risico's ten aanzien van onkruid, minder zekere veld- opkomst enz. het telen van suikerbieten bijna even gemakkelijk wordt als nu de graanteelt reeds is! Als ander voorbeeld wordt genoemd in de vee- houderijsektor de verkorting van de veldperiode van hooi. De velddroging kan bij gunstig weer versneld worden door kneuzen of in ieder geval direct bij het maaien intensief schudden, uiteraard met risico's bij plotseling minder gunstig weer. In een droogtoren, die samen met een industrieel bedrijf is ontwikkeld, bleek het mogelijk bij een vochtgehalte van 60 (vaak 1 y2 a 2 dagen na het maaien) reeds in te schuren. De kwaliteit van het verkregen produkt was door de geringe verliezen bijzonder hoog. Dit komt vanzelfsprekend alleen maar tot zijn recht als a) de dieren op die basis ook tot een hoge melkgift ko men; b) het voederrantsoen op dit hoqgwaardige ruw- voer kan worden aangepast; c) deze methode (evt. eenmans) van vaak een perceel maaien en 2 3 x per week een volle middag inschuren past in de organi satie; d) de omvang van het bedrijf groot genoeg is (80 a 100 koeien minimaal) om deze extra investe- r-:1p ƒ50.000) rendabel te maken. Het is hier* duidelijk, dat een benadering, die tot praktische op lossingen leidt, de verschillende aspecten moet in tegreren. Dit kan gebeuren met behulp van voor dit doel ontwikkelde rekenmodéllen. Tenslotte bijv. de arbeidsproduktiviteit in de melk veehouderijsector. De momenteel veel voorkomende vorm 1 man melken met 2 apparaten, voordroogkuil, korte veldperiode voor hooi vraagt nog maar 134 manuren per grootvee-eenheid per jaar. Een veel mo dernere vorm als dubbele 5-standsmelkstal, opraap- wagen doseerinstallatie, rijkuil van voorgedroogd materiaal, ligboxenstal met mest in kelder) komt op 40 manuren per jaar. In een normaal manjaar volgens deze methodencombinaties resp. 19 en 60 grootvee- ëenheden worden verzorgd. Aangezien in de melkvee houderij de minimale arbeidsbezetting eigenlijk twee man dient te zijn, is het duidelijk dat vragen naar de optimale bedrijfsomvang en bedrijfsstructuur alleen maar te beantwoorden zijn vanuit een gedetailleerde benadering in bedrijfsverband waarin naast techniek en organisatie bedrijfseconomische gegevens nodig zijn. Tegen deze achtergrond kan 1972 voor het I.L.R. worden gezien als een onderzoekjaar met een mijl paal; de DATA-SERVICE ten dienste van organisatie en efficiency in de Nederlandse landbouw kan na vele jaren arbeidskundig en technisch onderzoek worden gestart! Aldus besluit het ,,Ten geleide". Aan het jaar verslag ontlenen wij in het volgende enkele bijzonder heden. Bestelling van het volledig verslag kan ge schieden door overmaking van ƒ4,50 op giro 880018 t.n.v. het I.L.R. Onlangs verscheen in publikatie 174 van het I.L.R. het jaarverslag 1972. Een zoals het in het „Ten ge leide" wordt aangegeven aantal op zich schijn baar los van elkaar staande grepen uit het onder zoek dat in 1972 verricht is. Hoofddoel van het I.L.R. is de landbouw in brede zin te dienen d.m.v. arbeids kundig en landbouwtechnisch onderzoek. Daarbij is er vanuit de praktijk een ontwikkeling gaande in de soort informatie die wordt verlangd. In de periode tot ca. 1970 was er grote belangstelling voor mechanisa- tievervanging van arbeid door machines enz. Sinds 1960 kwam daarbij de bedrijfsgrootte dan wel de te kleine bewerkingseenheden steeds meer naar voren. De jaren zeventig zullen meer de mechanisatie in be drijfsverband de aandacht vragen. Schema van het tweerijige prototype Afb. 3 Afb. 4 De schuimplasticrol aan het einde De nokjes op de pootsnaren van de pootsnaren JAARVERSLAG 1972 INSTITUUT VOOR LANDBOUWTECHNIEK EN RATIONALISATIE TE WAGENINGEN In het voorjaar 1972 is een tweerijig prototype gebouwd. Het principe is weerge geven in nevenstaand schema (afbeelding 2). Op een horizontaal transportbandje (T) worden de voorgekiemde aardappelen uit de poterbakjes gestort en schoksgewijs op twee snarenbedden (tweerijige machine) gedoseerd. Elk snarenbed bestaat uit 21 sna- ren, waarvan vier iets uit het midden geplaatste „pootsnaren" (P) in de pootrichting lopen, terwijl de rest, de „aanvoersnaren" (A) zich hieraan tegengesteld bewegen. De snaren lopen over snaarschijven van verschillende diameter, die zodanig op twee assen zijn gemonteerd, dat aan de ene zijde van het bed een taludvorm ontstaat oplopend vanaf de pootsnaren, terwijl aan de andere zijde de pootsnaren langzamerhand uit het snarenbed omhoog komen. De eventuele dubbelen kunnen er dan afvallen, zodat op de vier pootsnaren een zoveel mogelijk aaneengesloten rij poters overblijft. De aard appelen worden aan het eind tussen de pootsnaren en een schuimplasticrol doorge voerd (afbeelding 3), zodat alle aardappelen vanaf hetzelfde punt in de pootvoor val len. Om te voorkomen dat de snaren onder de aardappelen doorglijden, zijn de middel ste twee pootsnaren van lage nokjes voorzien (afbeelding 4). De toevoer van de aardappelen door het transportbandje en de afvoer via de poot snaren worden door een schuif op elkaar afgestemd. De pootddchtheid is in te stellen door de snelheid van de pootsnaren te variëren. De verdeling van de aardappelen in de grond hangt af van de ligging op de pootsnaren. Ras en sortering zijn dan ook in belangrijke mate bepalend voor de verdeling. Het luchtkussenvoertuig met z'n lage bodemdruk lijkt in de landbouw goede toe passingsmogelijkheden te hebben. De tot nu toe ontwikkelde voertuigen hebben echter het nadeel dat ze veel vermogen vragen voor de aandrijving van de ventilatoren voor de voortstuwing en voor het instandhouden van de druk onder het voertuig. Daarnaast is de bestuurbaarheid zeer beperkt, terwijl de mogelijkheden om tegen een helling op te komen gering zijn. Toch zijn wij van mening dat het principe van ondersteuning met behulp van een luchtkussen mogelijkheden voor de landbouw kan bieden, indien wordt uitgegaan van een gedeeltelijke ondersteuning. Voor de richtingbepaling en de voortbeweging zal dan gebruik moeten worden gemaakt van wielen. Onderzoek werd verricht naar twee aspecten van de toepassing van het luchtkussenvoertuig: 1. beperking van het luchtverbruik; 2. voortstuwing en aandrijving met behulp van de landbouwtrekker. De beperking van het luchtverbruik geeft een beperking van het gevraagd vermo gen, terwijl aandrijving en voortstuwing met behulp van de trekker de problemen van stabiliteit, richtingbepaling en voortstuwing aanzienlijk vereenvoudigen. De tot nu toe uitgevoerde metingen zijn vooral gericht geweest op een goede af dichting van het luchtkussen met behulp van een rokoonstructie, die zowel een goede afdichting als een hoge slijtweerstand heeft. Met de meetwagen, die in de afbeelding schematisch is weergegeven, werden metin gen verricht betreffende: a. het luchtverbruik; dit geeft vrij gemakkelijk het gevraagde vermogen voor de aan drijving (continu met recorder); de druk in het luchtkussen; dit geeft het dragend vermogen (continu met recorder); de luchtdruk op diverse plaatsen in het contactvlak tussen grond en rok en ook in de drukkamer (incidenteel), waarbij: het toerental van de ventilator constant werd gehouden tijdens elke meting (varia bel in stappen van 3,5 omw./sec., van 33 tot 66 omw./sec b. c. 1 achterwielen van de trekker 2 aftakas 3 trekhaak 4 haakse overbrenging 5 ventilator 6 laadplatform 7 toevoerbuis 8 pitotbuis voor meting van de luchttoevoer 9 rok yoor afsluiting van het luchtkussen 10 recorder (tweekanaals) 11 hoogte-instelling van de wielen 12 achterwielen voor richting en stabiliteit 13 drukkamer van het luchtkussen de belasting op het luchtkussen constant werd gehouden tijdens elke meting, maar variabel per serie was in stappen van 400 kgf, van 1000 tot 2600 kgf; de rijsnelheid 1 m/sec. bedroeg. Uit de proeven is gebleken dat een druk in het luchtkussen van 300 kgf/m2 op los bouwland als de maximale druk moet worden beschouwd, omdat anders te veel grond wordt weggeblazen. Het benodigde vermogen kan dan worden geleverd door een mid delzware landbouwtrekker (ca. 70 pk). Op deze wijze kan de bodemdruk, die bij de wagens op wielen meestal in de buurt van 20.000 kgf/m2 ligt, tot een aantrekkelijk laag niveau worden teruggebracht.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 12