Zelfvoedering
van
snijmais
De nieuwe E.E G.-prijsbeslissingen
10
C.A.R. Zevenbergen
J. G. A. MIES
T")E laatste jaren is er een belangrijke verandering
waar te nemen in de graslandexploitatie. Het
grasland aan huis wordt over het algemeen zeer in
tensief benut en meestal vrijwel uitsluitend geweid.
De percelen op afstand worden voor een gedeelte
vervangen door snijmais.
Bij grotere eenheden melkkoeien komt door ver
vanging van grasland door snijmais de arbeidspiek
in mei en juni voor een deel te vervallen. De arbeid
knelt op deze intensieve bedrijven in de winter
periode. Ook de opslag van het voer ten opzichte
van de gebouwen en ten opzichte van de voeder
methoden in de winter worden dan belangrijker in het
totale bedrijfsgebeuren.
De voeding en de verzorging van het melkvee zijn
zeer belangrijk voor een goede produktie. Naarmate
het produktieniveau hoger wordt zal meer aandacht
aan dit onderdeel moeten worden besteed. Voor de
toekomst zal het nodig zijn, dat we voor deze bedrij
ven met grote koppels melkvee per man naar voeder
systemen uitzien, die goedkoop en eenvoudig en niet
te veel tijdgebonden zijn en daarnaast een goede pro
duktie toelaten. De vraag is dan of zelfvoedering hier
in kan bijdragen.
DE VERHOUDING GRASLAND SNIJMAIS
/VM een goed winterrantsoen op te bouwen, d.w.z.
met voldoende droge stof per koe per staldag, is
bij 2.75 tot 3.00 g.V.e. per ha gras voedergewassen
een verhouding grasland snijmais 3 1 het meest
aan te bevelen. Dat houdt in, dat op een bedrijf van
20 ha, ca 15 ha grasland voorkomt en ca 5 'ha snijmais.
Het winterrantsoen bestaat dan ongeveer voor 50
uit graslandprodukten en v< r 50 uit snijmais.
Hieruit is een ideaal rantsoen op te bouwen, waaruit
een maximale produktie mogelijk is. Voedingsstoor
nissen zijn dan niet te verwachten en extra eiwitaan-
vulling is dan niet nodig. Er zijn echter bedrijven, die
aanzienlijk meer snijmais gaan verbouwen. Het hangt
echter van veel faktoren af, of dit verstandig is.
DE OPSLAG EN HET VOEREN
CR is in de praktijk belangstelling voor de zelfvoe-
dering van snijmais uit sleufsilo's. Deze methode
wordt in Frankrijk en België al langer toegepast.
Door oriëntatie zijn hiervan reeds enige gegevens be
kend, doch duidelijke overtuigende bewijzen van de
zelfvoedering in gunstige of ongunstige zin ontbreken
nog. Wel is gebleken, dat dit systeem praktisch goed
uitvoerbaar is.
De opslag van de snijmais in silo's is uit een oog
punt van conservering een goede methode. De snij
mais kan zéér goed worden aangedrukt, zodat ook bij
een minimaal gronddek geen broei voorkomt. Per ha
snijmais is 60 a 70 m3 inhoud nodig. Het m3-gewicht
van snijmais bedraagt '180-200 kg d.s./m3. De afme
tingen van de silo zijn, vooral bij zelfvoedering, van
veel faktoren afhankelijk. Deze faktoren zijn o.a.:
het aantal melkkoeien;
de oppervlakte snijmais;
de minimale vreetruimte aan het voerhek in cm
per koe;
het aantal kg snijmais per koe per dag.
In de volgende berekening is uitgegaan van een op
brengst aan kuilvoer van 45 ton/ha met 2530
d.s. Per ha is dan ca 70 m3 silo-inhoud nodig. De hoe
veelheden en de benodigde opslagruimte zijn bere
kend voor een stalperiode van 180 dagen.
Benodigde hoeveelheid snijmais voor 180 dagen in
tonnen:
Kg-mais/dier/dag
20 kg
25 kg
30 kg
40 melkkoeien
144
180
216
50 melkkoeien
180
225
270
60 melkkoeien
216
270
324
Benodigde oppervlakte snijmais
40 melkkoeien
3.2 ha
4.0
ha
4.8
ha
50 melkkoeien
4.0 ha
5.0
ha
6.0
ha
60 melkkoeien
4.8 ha
6.0
ha
7.2
ha
Benodigde vreetruimte aan het voerhek
bij:
Gemiddelde vreetruimte
per dier
15 cm
20
cm
40 melkkoeien
50 melkkoeien
60 melkkoeien
6.0 m
7.5 m
9.0 m
8.0 m
10.0 m
12.0 m
Benodigde silo-oppervlakte bij een gemiddelde kuil-
dikte van 1.50 m (70 m3/ha en 15 cm vreetruimte
per koe)
Kg-snij-mais/dier/dag 20 kg
25 kg
30 kg
40 melkkoeien 23 x 6 m 29' x 6 m 34 x 6 m
50 melkkoeien 23x7%m 29x7%m 34x7% m
60 melkkoeien 23 x 9 m 29x9 m 34 x 9 m
Vreetsnelheid aan kuillengte per week
Kg-snijmais/dier/dag
20 kg 25 kg 30 kg
40 melkkoeien
50 melkkoeien
60 melkkoeien
0.90 m 1.10 m 1.30 m
0.90 m 1.10 m 1.30 m
0.90 m 1.10 m 1.30 m
De minimale vreetruimte per koe is nog onvoldoen
de bekend en deze zal in relatie staan met de tijds
duur dat de koeien in totaal aan het voerhek kunnen
vreten. Uitgangspunt moet echter blijven, dat alle
koeien de gelegenheid krijgen om voldoende snijmais
op te nemen. Bij een gemiddelde kuilhoogte van 1.50
m is het niet meer mogelijk om met de zelflossende
wagen over de kuil te lossen. Een schuif achter de
trekker is echter een goede oplossing gebleken. Hier
mee kan de mais worden opgeschoven. De snelheid
van wegvoeren aan de kuil is van belang om even
tueel warm worden van het voer te voorkomen. Over
het algemeen zijn de broeiproblemen niet groot. Een
vreetsnelheid van ca 1 m per week is ruim voldoende
om uit de moeilijkheden te blijven.
WEL OF GEEN VOERHEK?
MAAST snijmais is het nodig om minimaal 3i kg
d.s. uit voordrooggras of hooi te voeren. Het is
gewenst, dat alle koeien ook hiervan hun portie op
nemen. Voordrooggras of hooi kan eventueel in voor
raad uit een ruif of voerwagen worden toegediend.
Een volledig voerhek is hiervoor dan ook niet beslist
nodig.
Bij het voeren van andere produkten zoals 'bostel of
voeraardappelen is beslist wel een volledig voerhek,
d.wjz. 65 cm per koe .nodig. Bij zelfvoedering van
snijmais zou dan ook buiten de stal op eenvoudige,
doch wel stevige wijze, een voerhek kunnen worden
aangebracht.
Een juiste plaatsing: van de sleufsilo ten opzichte
van de stal is zeer belangrijk.
VOOR WELKE BEDRIJVEN IS
ZELFVOEDERING AANTREKKELIJK?
IJTT deze vraag kan men al afleiden, dat zelfvoede-
w ring zeker niet voor algemene advisering in
aanmerking komt. 'Voor bedrijven, die reeds een lig-
boxenstal met voergang en voerhek hebben, is zelf
voedering niet aantrekkelijk. De kosten voor het stal-
gelbouw zijn toch al gemaakt. Doch de bedrijven met
een vastzetstal, die eventueel uit willen breiden met
•het aantal koeien, kunnen zelfvoedering overwegen.
In het stalgebouw kunnen dan uitsluitend ligiboxen
komen wat in de kosten bespaart. Hiertegenover
staan echter extra kosten voor verhardingen, die
buiten bij silo's en voerhek nodig zijn. Bij een goede
opzet zullen de totaal kosten elkaar echter niet veel
ontlopen.
Het systeem zelfvoedering is nog niet geheel be
studeerd. De zelfvoedering in zijn totaliteit is mijns
inziens echter de moeite waard om nader te onder
zoeken. Voor elk systeem geldt echter, dat het bij het
individuele bedrijf moet passen. Dit geldt eveneens
voor het systeem zelfvoedering.
In verband met de prijsverhoging van mager melkpoeder zullen de toeslagen op
mager melkpoeder voor veevoederdoeleinden en op vloeibare ondermelk worden ver
hoogd. Het bedrag van deze verhoging zal vóór 13 mei worden vastgesteld. De lid
staten zijn gemachtigd, desgewenst een consumentensubsidie op boter in te voeren
van ten hoogste 10 RE/100 kg. De financiering van dit subsidie zal voor de helft ten
laste van het Europese Landbouwfonds en voor de andere helft voor nationale reke
ning komen. Een beslissing over het al of niet toepassen van een dergelijk subsidie
in ons land dient in overleg met de Beneluxpartners te geschieden, zodat het mede
van België en Luxemburg zal afhangen voor hoeveel geld straks het pakje boter in
de Nederlandse winkels te koop zal zijn.
VLEES
Rundvlees oriëntatieprijs per 100 kg
Is 78 RE, ƒ282,36
Wordt 86,20 RE, ƒ312,04 per 13 mei 1973 10,5
Kalfsvlees oriëntatieprijs per 100 kg
Is 96,5 RE, ƒ349,33
Wordt 103,75 RE, 375,57 per 13 mei 1973 (+7,5
Varkensvlees basisprijs per 100 kg
Is 82,50 RE, 298,65
Wordt 86 RE, 311,32 (per 1 november 1973 4
OMSCHAKELINGSPREMIE RUNDVLEESPRODUKTIE
In aansluiting aan een reeds vroeger gevoerd beleid, gericht op omschakeling van
melkproduktie op rundvleesproduktie, is er een nieuwe premieregeling voor de om
schakeling. Deze omschakelingsregeling voorziet in een premie voor landbouwers die
besluiten, voor een tijdvak van vier jaren volledig af te zien van de aflevering van
melk en zuivelprodukten. De premie beloopt 7,5 RE, of 27,15/100 kg melk die in het
aan de omschakeling voorafgegane jaar door de producent werd afgeleverd. Om voor
deze premie in aanmerking te komen, moeten de producenten een melkveestapel van
minstens 11 koeien hebben, welk aantal door de lidstaten kdn worden verhoogd tot
15 stuks.
DOUANERECHTEN
De Raad besloot de gedeeltelijke schorsing van het invoerrecht tegenover derde
landen op slachtrunderen en rundvlees opnieuw te verlengen, en wel tot 16 september
1973.
DOUANERECHT VROEGE AARDAPPELEN
Voorts dat de schorsing van het invoerrecht voor vroege aardappelen andermaal
erlengd wordt met 14 dagen tot 15 mei 1973.
ORIËNTATIEPREMIE RUNDVLEESPRODUKTIE
In het kader van de E.G.G.-structuurrichtlijn voor landbouwbedrijven met ontwik
kelingsmogelijkheden is de mogelijkheid geopend voor bedrijven waarvoor een ont
wikkelingsplan is ingediend waarbij meer dan 50 van de bruto-opbrengst zal gaan
bestaan uit rundvlees (excl. kalfsvlees) en/of schapevlees, gedurende drie jaar een
extra oriëntatiepremie te verkrijgen.
Deze premie die tot maximaal 100 kg wordt verstrekt, is voor het
le jaar 45 RE, 162,90 per ha
2 jaar 30 RE, 108,60 per ha
3e jaar 15 RE, 54,30 per ha
De kosten worden voor 25 gefinancierd uit het Europese Landbouwfonds en| voor
75 uit nationale middelen.
BERAAD LANDBOUWPRIJSBELEID OP LANGERE TERMIJN
Gezien het feit dat in de thans genomen prijsbeslissingen voor het jaar 1973/'74
geen noemenswaardige voortgang kan worden geboekt met het herstel van de een
heidsprijzen, heeft de Raad op voorstel van de Commissie besloten, binnenkort een
gezamenlijke Raadszitting te beleggen van de ministers van landbouw en van finan
ciën teneinde de samenhang tussen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de
problemen met betrekking tot de uiteenlopende wisselkoersen aan een diepgaand on
derzoek te onderwerpen. Voorts zal dit najaar ook een fundamenteel gesprek tussen
de Commissie en de Raad plaathebben over de vraag of het wenselijk is, naast het
prijsbeleid aanvullende maatregelen te nemen ter verbetering van de inkomensont-
wikkelng in de landbouw.
De E.E.G.-Raad van Ministers van Landbouw zal op 14 en 15 mei a.s. opnieuw bij
eenkomen, en wel te Brussel.