Gele-roestbericht no. 14 De laatste jaren is in het Zuid-Westelijk kleigebied de oppervlakte koolzaad sterk toegenomen. Vooral in Zeeuws-Vlaanderen is dit het geval. Geen wonder, dat de koolzaad-insecten steeds meer van zich doen spre ken, Met name is dit reeds gebleken voor de kool- zaad-aardvlo. We willen ons in dit artikel beperken tot die pla gen, waarmede we worden geconfronteerd. KOOLZAADGLANSKEVER JVIT is een beweeglijk zwartglanzend ca 2 mm lang kevertje. Afhankelijk 'van de weersomstandig heden is mogelijk op het moment dat u dit leest de tijd waarop dit insect bestreden moet worden al voor bij. In het stadium van knop vorming, bij temperatu ren van 12 C of hoger kan de glanskever op zoek naar stuifmeel, de bloemknop zodanig beschadigen, dat geen hauw meer wordt gevormd. Zet de bloei eenmaal door, dan voeden de kevers zich met stuif meel en honing op de geopende bloemen, maar doen dan geen schade meer. Hoe groot de schade wel kan zijn is onvoldoende bekend. Minder hauwen zouden wellicht, o.a. door een groter 1000-korrelgewicht ge deeltelijk kunnen worden gecompenseerd. Bestrijding heeft waarschijnlijk slechts zin als hun optreden massaal is tijdens het knopstadium van het toolzaad. Als richtlijn zou volgens ervaringen van de Cultuurtechnische afdeling van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders kunnen gelden, de maatstaf 10- 20-60, wat betekent, dat over een afstand van 10 m (gemeten op enkele plaatsen per perceel) bij 20 net- slagen 60 kevers of meer worden gevangen. Dus ge middeld 3 per netslag. Onder netslag wordt hier ver staan een fijnmazig netje dat aan 'bijvoorbeeld een tennisracket is bevestigd. De chemische bestrijding dient te geschieden met één van de volgende midde len: Thiodan 50 1,25 kg per ha. Dit middel is zeer giftig voor vissen. Dus oppassen met overwaaien naar viswater. 2,25 kg of 2 liter Zolone, 2 1 per ha. Nexagan 40 7c, 1,5 1 per ha. Malathion ULV 1,7 1 per ha. Zeer giftig voor de bijen. Aangezien de glanskever alleen vóór de bloei bestreden hoeft te worden is de kans op aanwezigheid van bijen in dit stadium niet groot. KOOLZAADSNUITKEVER IVEZE 23 mm lange, grijze snuitkevers komen in de maand april uit hun winterkwartieren te voorschijn, wanneer de temperatuur boven de 17° C stijgt bij zonnig weer en weinig wind. Ze boren met hun snuit een gaatje in de nog zeer jonge hauwen, om de jonge zaden aan te vreten en/of om er een ei in te deponeren. Hieruit komt later de pootloze larve tevoorschijn, welke zich voedt met de zaden in de hauw. Het gevolg is meestal: het voor tijdig openspringen van de hauw, zaadverlies en min der goede kwaliteit van het zaad. Uit onderzoek is gebleken, dat het aantal kevers tijdens de bloei eerst langzaam, maar daarna vooral tijdens de hoofd'bloei snel toeneemt. Gemiddeld worden per kever 60 eieren gelegd met een kapaciteit van 5 per dag. De schade door de larven kan groot zijn. De snuitkever is veel moeilijker te vinden dan de glanskever. Daarom is regelmatige controle noodzakelijk door middel van de reeds beschreven vangmethode, maar dan in de verhouding 10-20-30, dat wil zeggen dat over 10 m lengte bij 20 netslagen 30 snuitkevers of meer worden gevangen. Doel van de bestrijding is te spuiten voor dat de eieren afgezet worden. Dit kan met de volgen de middelen geschieden. Zolone 35 2 1 per ha. Dit middel is weinig gif tig voor bijen en vissen en wordt met het vlieg tuig in 30 1 water per ha verspoten. Nexagan 40 1,5 1 per ha, wat eveneens veilig is voor bijen en vissen. Liro Malathion ULV. Voor toepassing alleen met het vliegtuig, daar dit middel zonder toevoeging van water wordt gespoten. Liro Malathion ULV is zeer giftig voor bijen en daarom in de ogen van velen ongeschikt om voor dit doel te gebruiken. Een met Malathion ULV bespoten gewas blijft zelfs vier dagen gevaarlijk voor bijen. Blijkens enkele middelenproeven doet Nexagan en Zolone wat de bestrijding van de snuitkevers betreft niet onder voor Malathion ULV. Klachten over min der goede werking moeten waarschijnlijk toegeschre ven worden aan een minder goede bestrijding van glanskewers. Gezien de vrij korte werkingsduur van de midde len kan het noodzakelijk zijn na 7 a 10 dagen een tweede bespuiting uit te voeren tegen de snuitkever. KOOLZAADGALMUG PEN 1'IVz mm grote galmug met een zwartachtige kop en een oranjebruin lichaam. Galmuggen beperken zich veel meer dan de snuit kevers tot de randen van de percelen. Deze mug maakt gebruik van de door de snuitkever gemaakte gaatjes in de hauwen om haar eieren te leggen. De kleine witte maden zuigen aan de zaadjes; de hauw verkleurt en wordt geel, waardoor ze voortijdig open springt. Vooral in de randen kan de schade groter zijn dan van de snuitkever. De grootste schade wordt aange richt tijdens de hoofdbloei en kort daarna. Een di- rekte bestrijding van de slechts 1 dag levende, doch over een lange periode aanvliegende galmuggen is niet mogelijk. Indien op de juiste tijd wordt gespoten tegen de snuitkever zal met een tweede bespuiting 7 a 10 da gen later van beide belagers weinig schade meer wor den ondervonden. Bij deze tweede bespuiting kan men wellicht volstaan met de behandeling van een brede strook langs de randen. Men gebruike hiervoor eveneens bij voorkeur Nexagan of Zolone. T^E Stichting Nederlands Graan-Centrum heeft onlangs Gele-Roestbericht No. 14 gepubliceerd opgesteld door ir. R. W. Stubbs van het I.P.O. te Wageningen. Daarin wordt een overzicht gegeven van het voorkomen van de gele roest in 19681971, de fysio's van de gele-roestschimmel en de resistentie van de Nederlandse tarwerassen tegen gele roest. Tenslotte worden maatregelen ter voorkoming van het optreden van de gele roest gegeven. Wij ontlenen aan deze brochure de volgende gegevens. Het wordt zeer op prijs gesteld, indien aantastin gen door gele roest zowel in tarwe als in gerst wor den gemeld bij ir. R. W. Stubbs, I.P.O., Binnenhaven 12, Wageningen, tel. 0837019151. |N 1972 waren in N.W. Europa de weersomstandig heden gedurende de winter en voorjaar gunstig voor de gele roest. In Engeland gaf dit aanleiding tot ongekend hevige epidemieën. Westelijke winden zorgden voor massale verspreiding van sporen. Ook de zeer zachte winter 1972/'73 is zeer gunstig ge weest voor het overblijven (overwinteren) en de ontwik keling van de gele-roestschimmel. Als de weersomstan digheden ook in het voorjaar gunstig blijven, is opnieuw een epidemisch optreden van deze ziekte in West-Europa te verwachten en mogelijk in geheel Europa. Dit geldt vooral voor landen waar voor gele roest vat bare rassen zijn uitgezaaid. Aanwijzingen hiervoor zijn de vele in Engeland reeds waargenomen infecties op kiemplanten in het veld. Het zou ons te ver voeren om hier op de verschillende soorten gele-roest fysio's, mutanten of sub- of „dochter"- fysio's nader in te gaan. De brochure geeft vele bijzonder heden hierover. Toch moeten we in verband het volgen de enkele vermelden. Verwacht mag worden, dat in het komende seizoen in Nederland voornamelijk fysio 3/55D „J.C." zal optreden en in veel mindere mate of niet de vóór 1971 opgetreden fysio's 60, 60A, 3/55 „Cleo" en 3/55 „Opal". RESISTENTIE VAN NEDERLANDSE TARWERASSEN IERONDER volgt een beschrijving van de resistentie of vatbaarheid van de in de Rassenlijst 1972 ver melde tarwerassen tegen/voor vorengenoemde fysio's. Deze beschrijving is gebaseerd op gegevens die zijn ver kregen in veldproeven in Oostelijk en Zuidelijk Flevo land waarin de lassen op resistentie tegen alle in Neder land voorkomende fysio's zijn beoordeeld. De resistent'e of vatbaarheid van deze rassen tegen/voor fysio 3/55D „J.C." is helaas nog niet voldoende bekend omdat dit fysio pas in 1971 in Engeland is opgetreden en uit veilig heidsoverwegingen niet in 1972 in onze veldproeven is opgenomen. Momenteel staan slechts een beperkt aantal gegevens beschikbaar, afkomstig uit Engeland en kas- toetsingen. De mate van resistentie is als volgt geklas- sificeerd: zeer resistent mogelijke aantasting geen resistent 110 matig resistent 1020 matig vatbaar 2040 vatbaar 4060 zeer vatbaar >60 WINTERTARWE Joss Cambier. In Engeland bleek dit ras vorig jaar tot 100 door het fysio 3/55D „J.C." te worden aangetast. Het ras is verder matig vatbaar voor de fysio's 60 en 60A Cebeco 148. Dit nieuwe ras is resistent tot zeer resis tent tegen alle fysio's. ZOMERTARWE Manella. Dank zij de uitgebreide verbouw van dit veld- resistente ras, is de Nederlandse tarweteelt de laatste jaren voor schade door gele roest gespaard gebleven. Dit ras is in het kiemplantstadium echter wel vatbaar voor de fysio's 60 en 60A en volgens recente toetsingen in de kas ook voor enkele isolaties va nhet fysio 3/55D „J.C." Ook kan dit- ras in de buurt van zwaar met fysio 60 ge- infecteerde velden, licht tot matig worden aangetast. In veldproeven is verder geconstateerd dat bij een zware kunstmatige infectie de aantasting in dit ras wel tot 40 kon oplopen, maar dat het ras hiervan slechts zeer weinig schade ondervond doordat de aantasting voornamelijk tot de onderste bladeren beperkt bleef. Ver wacht wordt dat 3/55D „J.C." wel- in Manella zal optre den, maar de aantasting in dit ras geen ernstige vormen zal aannemen. Caribo. Is resistent tegen de fysio's 60 en 60A, en ma tig vatbaar voor de fysio's 3/55 „Opal", 3/55 „Cleo" eri 3/55D. Aangenomen wordt dat dit ras vatbaar zal zijn voor fysio 3/55D „J.C." omdat dit fysio virulenter is dan fysio 3/55D. De mogelijkheid bestaat dat het eerstge noemde fysio zich in Caribo epidemisch kan ontwikkelen. Bongo. Dit ras is uit dezelfde kruising ontstaan als Caribo maar heeft een iets hogere resistentie dan Caribo. Lely. Is zeer resistent tegen alle fysio's, met uitzonde ring van fysio 60A, waartegen dit ras matig resistent is. Cyrano. Is matig resistent tegen de fysio's 60 en 60A. en matig vatbaar voor de fysio s 3/55 „Opal", 3/55 „Cleo" en 3/55D. Het is niet onwaarschijnlijk dat fysio 3/55D „J.C." dit ras zwaarder zal aantasten en zich hierin epidemisch zal ontwikkelen. Tadorna. Zoals bekend is dit ras zeer vatbaar voor de fysio's 60 en 60A. Het is zeer resistent tegen fysio 3/55D. Aangezien de fysio's 60 en 60A in de laatste drie jaar in ons land weinig of niet voorkwamen en Tadorna niet veel wordt verbouwd, wordt niet verwacht dat er veel aantasting door deze fysio's in dit ras zal optreden. De met Tadorna ingezaaide percelen zouden wel als selectie medium kunnen fungeren voor het zich in Denemarken bevindende fysio 58C. Norda. Is resistent tot zeer resistent tegen de bij de vorige rassen vermelde fysio's. Cama. Dit ras is vatbaar tot zeer vatbaar voor fysio's 3/55 „Cleo" en 3/55D. Met vrij grote zekerheid kan wor den gezegd dat de met Cama ingezaaide velden, in de omgeving waarvan het fysio 3/55D „J.C." gedurende de winter is overgebleven, zwaar zullen worden aangetast. Orca. Eén van de in Nederland meest verbouwde zo- mertarwes; is tot nu toe resistent tot zeer resistent tegen alle fysio's. Jufy I. In het jeugdstadium zeer vatbaar voor alle fysio's, maar als volwassen plant vooral op zandgronden matig vatbaar tot matig resistent. Toro. De gele-roestinfecties die vorig jaar in dit ras zijn aangetroffen, bleken door het fysio 3/55 „J.C." te zijn veroorzaakt. Dit komt overeen met de matige vat baarheid van het ras voor het fysio 3/55 „Opal". Het is niet onwaarschijnlijk dat dit ras in het komende seizoen opnieuw door het eerstgenoemd fysio zal worden aange tast. Kaspar. Is resistent tot zeer resistent tegen alle fysio's, behalve fysio 60A waarvoor het matig vatbaar is. Selpek. Dit ras is vatbaar tot zeer vatbaar voor alle fysio's die het Heine's VII ras aantasten, zoals de fysio's 60, 3/55 „Cleo" en 3/55D. In dit ras kunnen zware aan tastingen door fysio 3/55D „J.C." verwacht worden. GERST 1ST QE gele roest in gerst (Puccinia striiformis f. sp. hor dei) is in ons land voor het laatst epidemisch op getreden in 1961. Deze epidemie, die hoofdzakelijk de gerstteelt in Noord-Nederland trof, was voorafgegaan door een zeer zachte winter. Het is daarom niet uitge sloten dat, als de omstandigheden ook voor deze roest gunstig blijven, aantastingen in gerst zullen optreden diie epidemische vormen kunnen aannemen. Bijna alle Neder landse gerstrassen zijn vatbaar tot zeer vatbaar voor gele roest. Vermeld dient nog te worden dat de gele roest van gerst (P. striiformis f. sp. hordei) geen tarwe en die van tarwe (P. striiformis f. sp. tritici) geen gerst kan in fecteren. MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN HET OPTREDEN VAN GELE ROEST ^OALS reeds in de eerder verschenen Gele-Roestbe- richten is aangegeven zijn de verbouw van resis tente rassen en rassenspreiding de meest aangewezen en doeltreffende methoden om het optreden van aantastin gen door gele roest te beperken. Zowel bij de winter- als bij de zomertarwe bestaat er in het seizoen 1972/'73 bij de rassen die matig tot zeer resistent zijn tegen het fysio 3/55D „J.C." weinig of geen gevaar voor aantasting. Het zal van het optreden van gele roest in het komende seizoen afhangen of ook de voor fysio 3/55 „J.C." matig vatbare rassen acceptabel geacht kunnen worden. Hoewel bekend is dat bepaalde fungiciden wel een effect op gele roest hebben, is de toepassing ervan nog niet toegestaan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 8