13 B. Zaaien op eind afstand. Dit jaar heeft een toenemend aantal telers genetisch eenkiemig zaad gezaaid op wijde afstanden in de rij. Bij het zgn. „zaaien op eind- afstand" 'kan het opéénzetten achterwege blijven. Daar hij het genetisch eenkiemig zaadi vrijwel geen tweelingen voorkomen, wordt correctie werk minder noodzakelijk en niet gauw rendabel meer. Enig hand werk voor na wieden zal vrijwel altijd noodzakelijk blijven. De opkomst moet afgewacht worden. Gewenst aantal planten 80.000 per ha. C Machinaal dunnen met blinde dunner. Hierbij moet men streven naar 4045 planten per 10 m rij lengte bij 50 cm rijenafstand. Bij een rijenafstand van 44 om moet dit 35—40 planten per 10 m rijlengte zijn. Men krijgt dan 80.000 tot 90.000 planten per ha. Door voor af goed te tellen en door de juiste keuze van de mes grootte kan in één keer de gewenste eindstand be reikt worden. Zodra de planten 2 4 blaadjes hebben kan begonnen worden. D. Dunnen met een tastdunner. Bij gebruik van deze machine moeten de bieten goed ontwikkeld zijn, het beste is het 6-blad stadium. Er mogen geen onkruid- planten voorkomen, die tastdunner neemt deze op de dezelfde wijze waar als een bieteplant. De grond moet goed vlak liggen, enkele dagen van tevoren rollen met de gladde rol is nodig. Daardoor is de tijdsduur voor het werk met de tastdunner beperkter dan voor de blinde dunner. Doordat in de rij een wat regelmatiger verdeling mogelijk is i.vjn. blind dunnen kan gestreefd worden naar 35 planten (44 cm) of 40 planten (50 cm) per 10 m rijlengte, dit is 80.000 planten per ha. Is een chemische onikruidbestrijding na opkomst met Betanal noodzakelijk, dan dient dit op tijd te gebeuren. Wacht niet tot het uiterste, d.w.z. tot het onkruid zo groot is dat het duidelijk opvalt. Met Betanal moet men het onkruid vóór zijn en spuiten als men het amper ziet. Overigens valt het resultaat op de onkruiden van spuiten bij temperaturen beneden 10° C vaak tegen. Wat de bie ten betreft: de kans op schade is ook bij pas opgekomen maar wel gezonde bieten vrij gering. Waar door zout- schade of thrips b.v. de stand te wensen overlaat, zij men wat voorzichtiger en dient men zeker bij hoge tempera turen de maximum hoeveelheid niet te gebruiken. Lees vooraf goedi de gebruiksaanwijzing. Let goed op het ge was, bestrijd thrips en bladluizen op het juiste moment. Voor thrips dient 1.6 1 parathion 25 voor bladluizen een van de systemische middelen gebruikt te worden. Een bestrijding van de bietenvlieg is zelden zinvol. AARDAPPELEN TEN allen tijde moet ernaar gestreefd worden de op bouw van de ruggen in een minimum aantal be werkingen uit te voeren. Hoe langer de knollen al in de grond zitten, hoe groter de kans op wortelbeschadiging wordt. Als er een chemische onkruidsbestrijding zal wor. den toegepast zijn er verschillende mogelijkheden na het als het gewas ca. 6 cm lang is. Echter de tijd tussen op komst en 6 cm lengte duurt nogal eens lang, waardoor de ontsnapte onkruiden te groot worden voor de né opkomst middelen. Op klein onkruid kan gebruik worden gemaakt van 5 kg Lironion, een duur middel dat het beste werkt op een enigszins vochtige grond. Op alle grondsoorten kan voor een tweede maal 7 kg Ramrod gebruikt worden tegen laat kiemend onkruid. Met Chloor IPC oppassen voor schade aan naburige gewassen als vlas en blauw- maanzaad en bloeiende gewassen (met name granen en graszaad). STAMBONEN QE stambonen worden deze maand .gezaaid. De be langstelling voor precisiezaai neemt nog ieder jaar toe. De regelmaat van zaaidiepte en afstand in de rij en een kleinere zaaizaadhoeveelheid wegen op tegen de hogere kosten van zaaien. De komst van de precisiezaai- machine voor mais heeft dit nog (bevorderd. De gewenste zaaiafstand! in de rij is 10 12 cm bij 33 cm rijenafstand, bij 37cm rijenafstand is dit 9 11 cm. De gebruikte zaaizaadhoeveelheid is dan l20150 kg per ha .afhan kelijk van de zaadgrootte. Een zaaidiepte van minimaal 3 cm is gewenst, zeker in verband met het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen. Aresin of linuron toepassen direct na het zaaien, Ivo- rin vooral op lichte grond, kan tot enkele dagen voor op komst gespoten worden. Na opkomst kan nog Ivosit en in iets later stadium Dinoseb gebruikt worden. De mogelijkheden van chemische onkruidbestrijding zijn bij de stamslabonen veel beperkter. Verder is er een behoorlijk verschil in gevoeligheid tussen de rassen on derling. Aresin of linuron kunnen niet gebruikt worden. Ivorin kan in een lagere dosering van 35 kg ha afhan kelijk van het ras en de grondsoort worden toegepast. VLAS 4 LS het vlas 4 5 cm lang is kan er reeds een chemi sche onkruidbestrijding uitgevoerd worden. Het resultaat op het onkruid is dan beter en de schade aan het vlas is dan het geringst. Als middel kunnen worden genoemd: Na-DNOC vooral tegen zwaluwtong MCPA tegen distels en witte krodde Mengsel van Na-DNOC en MCPA als beide onkruid- soorten voorkomen. De schade aan de onder de dekvrucht gezaaide rode klaver en luzerne valt meestal mee. Con troleer uw gewas regelmatig op het voorkomen van thrips. Bestrijd ze zo nodig met 1.6 liter parathion 25 MAIS J^LHOEWEL de oppervlakte korrelmais dit jaar klei ner zal zijn dan vorig jaar, vindt bij de snijmais Om maagdarmworm bij kalveren te voorkomen doet men er het beste aan, de dieren zoveel mogelijk te laten lopen in grasland waarvan de vorige snede is gemaaid. GRASLAND EN VOEDERWINNING |TR is in april voldoende regen gevallen om de ge strooide stikstof te laten werken. Begin mei zal er dan ook weer voldoende gras zijn om voordroogkuil te maken. Gras voordrogen moet op de juiste wijze ge beuren. Let op het principe van voordrogen n.l. het ver krijgen van een hoge concentratie van oplosbare 'bestand delen in het overblijvende vocht. De boterzuur- en rot- tingsbateriën worden daardoor sterker geremd dan de melkzuurbacteriën. Hoe groter het droge stofgehalte is, des te gunstiger is dit voor de conservering. Voor het maken van een goede voordroogkuil zijn spe ciaal de volgende punten van belang: 1. Het gras inkuilen bij een drogestofgehalte van min stens 40 2. Streven naar een korte veldperiode door direct na het maaien het gras te schudden en dit bij droog weer minstens elke dag éénmaal te herhalen. Tracht een egaal droog produkt te krijgen, daar vochtige plukken aanleiding geven tot slechte plekken in de kuil. -3. De kuil snel afwerken om de temperatuur laag te hou. den. Er wordt de voorkeur aan gegeven de kuil in één dag aan te leggen en direkt lucht- en waterdicht af -'i '"-ik Wie het gras, dat niet voor directe beweiding nodig is, benut om reeds een voor droogkuil te maken, heeft weer een goede start voor de volgende stalperiode gemaakt. Bij korrelmais moet op de goede gronden gestreefd worden naar 80.000 planten per ha en op minder vruchtbare gronden tot max. 90.000 planten. Bij snijmais is een plantenaantal van 90.000 k 100.000 per ha gewenst. aanaarden. Tot aan de opkomst kan gespoten worden met DNOC, zonder nawerking. Langwerkende middelen met contactwerking geven echter meer zekerheid, zoals Ivo rin, Sencor, Topogard of Patoran DNOC. Bij aanwezig heid van duist is vooral Sencor op zijn plaats. De grond moet voldoende vochtig zijn voor een optimaal resultaat. Na het spuiten niet opnieuw de grond bewerken. UIEN IJE onkruidbestrijding geeft in uien in de meimaand nog wel eens problemen. De beste methode is om juist vóór opkomst schoon schip gemaakt te hebben met Reglone of Gramaxone. Met de chemische onkruidbestrij ding nè opkomst van de uien kan pas begonnen worden eerder een uitbreiding plaats. Speciaal de bedrijven met grotere eenheden rundvee gaan over op de extensieve teelt van snijmais. De fritvlieg kan na opkomst bestreden worden, ook wanneer het zaad behandeld werd met Mesurol, op het moment dat de maisplanten 2 3 blade ren hebben met 2 kg/liter parathion 25 Wat de onkruidsbestrijding in mais betreft verdient atrazin of Bladex bij de zaai de voorkeur maar kan ook nè opkomst tot een gewasgrootte van 5 bladeren ge spoten worden met Atrazin uitvloeier. Bij grotere maisplanten van 6 bladeren of meer treedt te veel groei- remming op. Gedacht wordt hierbij met name aan die percelen waar b.v. kweek, wilde haver, andere wortelon kruiden of aardappelopslag voorkomt. Een 'behandeling voor of na opkomst met DNOC valt vaak tegen. In het algemeen gesproken kan men in mais beter niet schof felen met het oog op beschadiging van de wortels. Mais verdraagt een groeistofbespuiting niet. te sluiten. Een afdekking van het plastic met een laagje grond is beter dan het bloot laten liggen van het plastic. 4. Voor het verkrijgen van een kwalitatief goed produkt is een dichte pakking in de kuil gewenst. Dit kan be reikt worden door de kuil goed met de trekker aan te rijden en het gras in een jong stadium te maaien. In verband met het verwerken van het produkt kan een opraapwagen of een hakselaar bij het inkuilen goede diensten bewijzen. Bovendien komt bij grof hakselen de suiker voor de conservering vlugger vrij. De maand mei heeft steeds een goede grasgroei te zien. Profiteer hiervan. Strooi tijdig kunstmest na het maaien of weiden en sleep die mestflatten. (Zie verder pagina 19)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1973 | | pagina 13