4
\J[ ACHTELOOS staarde Machteld naar de brede
rug van de vliegtuigkaper voor haar. Eventjes
ftitste het door haar heen, dat ze de kerel een duw kon
geven, maar ze besefte gelijk wat er dan gebeuren
kon. Ze vlogen op negen kilometer hoogte en waren
allemaal afhankelijk van de beschikbare zuurstof in de
drukcabine. Als er een schietpartij ontstond en er ko
gels door de dunne wanden geschoten werden, zou
hun lucht ontsnappen en dan werden hun overlevings
kansen nog kleiner dan nu. En zij was toch mede-ver
antwoordelijk voor leven en welzijn van de passa
giers die aan haar zorgen toevertrouwd waren.
Zo ging dat dus, met zo'n kaping. Zij had er veel
over gehoord en ze had zich nooit goed kunnen voor
stellen, waarom iedereen zich zonder slag of stoot uit
leverde aan zulke luchtpiratenHoe zo'n tienkop
pige bemanning en meer dan honderd passagiers zich
in bedwang lieten houden door enkele lieden die wat
dreigende woorden uitten
Nu zag zij zichzelf geplaatst tegenover de loop van
een grote revolver en voelde ze de dreiging die uit
ging van de nog gevaarlijker handgranaten.
En ze had die mensen zélf toegelaten; vriendelijk
een plaats gewezen en een drankje geserveerd. Ezel
achtig stom van haar om te geloven, dat er in die grote
gebaksdoos werkelijk paaseieren zaten. Ze had moe
ten kijken. Hoe vaak had men dat haar niet verteld?
En juist toen die passagier zei: „Pas op m'n paas
eieren!" had ze kunnen reageren met: „O, paaseieren?
Mag ik ze eens zien?"
Nu zag ze zijn paasverrassing. Met drie handgrana
ten in zijn hand had hij de piloten duidelijk gemaakt,
dat ze koers moesten zetten naar het oosten, terwijl
de kerel met de revolver de passagiers onder schot
hield.
En wat kon zij doen? Hoogstens terugschuifelen,
haar boordkeukentje in nu de vent zich van haar afge
wend had. Als ze heel zachtjes deed, zou hij er niets
van merken.
Ze stond gelukkig nog vlak bij het deurtje. De brede
rug bewoog zich niet toen zij voetje voor voetje reti
reerde. Met een onhoorbare zucht van verlichting
sloot ze de tussendeur achter haar.
X/ACHTELD keek om zich heen. Wat kon ze ver-
der beginnen? In haar pantry stonden de dozen
met de maaltijden opgestapeld en de flessen drank in
de rekken. Ze beschikte ever een oventje om de por
ties te warmen en ze kon koffie zetten. Verder be
schikte ze hier over een boordtelefoon, zodat ze
zonodig met de gezagvoerder en de andere mensen
in de cockpitt kon spreken.
Vol gedachten zette ze met een machinaal routine-
gebaar water op voor de koffie. Daarna greep ze de
telefoonhoorn.
Zou die tweede kaper voorin het kunnen horen als
ze iets zei? Ze hoopte van niet. Ze wist, dat haar ge
zagvoerder altijd al moeite had om haar woorden te
verstaan, dus ze moest er maar op vertrouwen dat een
ander op grotere afstand van de koptelefoon er hele
maal niets van horen kon. Met een wanhoopsgebaar
drukte ze de knop in.
Een kort ja. Ze had 't nauwelijks opgemerkt in haar
zenuwen, maar ze kon toch begrijpen dat ze kontakt
had. Wat moest ze zeggen? Niet teveel, voor het geval
er toch iets afgeluisterd werd. Ook niet zo weinig dat
de piloot het niet begrijpen zou.
„Max, hier Machteld. In de pantry", begon ze. En
dan na zenuwachtig nadenken en niet in staat iets
anders te bedenken: „Heb je... instructies?"
Het bleef even stil op de lijn, dan hoorde ze heel
zacht ja, dan een opmerking over de koers waar ze
niets aan had, maar die haar captain ongetwijfeld lan
ceerde om de kaper voorin te misleiden. Die moest
natuurlijk denken dat de vlieger tegen zijn tweede
piloot sprak. En dan kwam or een zinnetje dat voor
héér kon zijn: „Ik zou wel willen, dat onze bezoeker
eens koffie ging halen".
Was dat èlles wat hij kon bedenken? Dat hij trek
had in koffie... Ze had trouwens al water opgezet.
Nog een paar zinnetjes over de navigatie waar ze
geen touw aan kon vastknopen en die waarschijnlijk
dienden om een gesprek met de tweede man te stimu
leren. Dan weer iets over die koffie. Wat zei hij nou,
dat je met koffiewater veel kon doen? Drinken, ja, en
dan een rotopmerking: „Als die stomme stewardess
het maar niet over iemand heenmorst."
Ze wilde al boos worden, maar opeens begon het
in haar te dagen. Dèt moest de geheime boodschap
zijn, waarnaar ze uitzag. Koffiewater over iemand mor
sen. Met die iemand kon slechts een kaper bedoeld
zijn.
Maar er waren er twee. Als ze al koffie naar de
cockpitt zou mógen brengen, dan kon ze nog niet één
enkele kerel heet water over z'n hoofd gooien zonder
dat de ander het zag. En dan zou er toch wraak wor
den genomen. Met kogels of met een handgranaat.
Ze moest er even over nadenken.
LIET duurde geruime tijd, voor Machteld opnieuw
de knop van de boordtelefoon indrukte. Nu
klonk er geen ja, maar een veelbetekenend kuchje.
Ze wachtte enige tijd, meldde dan dat de koffie bruin
was.
Tot haar verbazing begon de gezagvoerder zachtjes
te zingen: „Of bruin, of blauw, ik hou van elke
vrouw..." Ze dacht dat ze haar oren voelde klappe
ren. Blauw... blauwe koffie... Wacht even, dat kwam
in misdaadboeken voor: blauwe bonen. Dat waren
kogels.
„Ik heb helaas geen blauwe", zei ze zachtjes in de
hoorn. „Alleen maar bruine bonen, voor de koffie.
Maar ze is wèl goed heet! Stuur maar iemand om een
portie te halen".
Weer zong de vlieger, nu iets over dank voor de
rozen. Ze bleef nog even luisteren, maar hoorde ver
der slechts opmerkingen over het weer.
Nu kwam het er op aan. Hoe zou haar gezagvoerder
het aanleggen? Zou de kerel met de handgranaten
zich laten lenen om koffie te gaan halen voor de be-
Ze keek om zich heen om de situatie op te nemen.
De werktuigkundige hield zijn handen op en knipoog
de. Ze begreep het. Die wilde het blad in handen heb
ben. Ze reikte het aan, nam er toen een kopje af voor
de gezagvoerder. Vervolgens eentje voor de tweede
piloot. Machteld voelde de stekende ogen van de
luchtpiraat in haar zij prikken. Hij hield haar nauwlet
tend in de gaten. Nu moest ze natuurlijk tussen hem
en de werktuigkundige vandaan, anders kon die nog
niets beginnen.
„Zo goed Max?" vroeg ze aan de captain. „Klaar?"
informeerde die. „Oké, zet 'm op!" zei ze in de richting
van de werktuigkundige en ze sprong achteruit.
Onmiddelijk wierp die laatste het blad met de laat
ste drie kopjes naar het hoofd van de bandiet, die
beide handen omhoog stak om zijn gezicht te bescher
men. Toch kreeg hij nog een deel van de hete koffie
over zich heen.
Op dat moment stak Machteld een vervaarlijk uit
ziende revolver naar voren. „Houd je handen om
hoog", riep ze met een stem die ze nog nooit had ge
hoord op die toon, .Anders schiet ik je de blauwe bo
nen van je kameraad in je lijf".
De marconist had zich toch in sneltreinvaart van
zijn radiotafel bevrijd en wrong al de handgranaten
uit de linkerhand, die ondertussen door de werktuig
kundige was vastgegrepen. Hij legde ze in een baga
genetje, in de petten van de officieren.
.Ziezo, dat waren de paaseieren:..." zuchtte de ste
wardess.
De gezagvoerder kwam nu uit zijn stoel. „Péós-
eieren noemt ze dat!"
manning? Of zou er een officier komen? De marconist
misschien, of de werktuigkundige...
Machteld stelde zich op bij het-oventje. Haar knie
eeuwen.
Eindelijk schopte iemand het verbindingsdeurtje
naar de cabine open. Het was de kerel met de revol
ver. Maar hij bleef in de opening staan en keek beur
telings naar haar en naar de passagiers.
„Zes koppen koffie maken!" blafte hij haar toe, „En
vlug".
Max had de heren dus duidelijk kunnen maken, dat
de bemanning niet aan 't werk kon blijven zonder op
wekkende drank. Zes koppen betekende: vier voor
de officieren in de cockpitt en mogelijk twee voor de
kapers. Ze moest maar aannemen, dat die twee extra
niet voor de stewardessen zouden zijn. Bovendien
zou er dan vóór maar eentje nodig zijn, want Lucy
hadden ze in het voorste gedeelte van de cabine bij
de passagiers op een stoel neergepland. En Machteld
kon in de pantry precies zoveel koffie drinken als ze
zelf wou. Ze wist wel zeker, dat die twee koppen voor
de bandieten bestemd waren.
„Suiker en melk?" vroeg ze met een lichte triling
in haar stem, terwijl haar handen de kopjes en schotel
tjes ordenden. Ze nam anders altijd bekers, maar nu
wilde ze tijd rekken en de man afleiden.
„Zwart, met suiker voor ons, de rest weet je wel".
Ze redderde nog wat, schoof het blad met de kop
pen iets in zijn richting en zei „Asjeblieft, pak maar
mee". Daarna deed ze alsof ze hem niet meer zag,
nam een teiltje waarin ze kokend water plonste, deed
er een flinke scheut afwasmiddel in en begon te rom
melen met allerlei potjes en pannetjes. Met zoveel
lawaai, dat ze niet hoorde wat de man zei.
TOEN Machteld eindelijk met vijf koppen dampen
de koffie in de cockpitt verscheen, zag ze de
tweede overvaller achter de piloten zitten met zijn
handgranaten nog in zijn hand.
Ze wist, dat hij met een enkele ruk van zijn vrije
hand de pin uit zo'n projectiel kon trekken en dat de
afzender dan precies gelegenheid had om weg te ko
men, voor de granaat zou ontploffen. Maar de piloten
zouden de scherven in hun blauwe uniform hebben,
vóór ze zich uit hun diepe stoelen met instrumenten
hadden kunnen oprichten.
De marconist zat ook ingebouwd achter zijn radio
apparatuur. De werktuigkundige zat er wat beter voor,
maar wel precies tegenover de dreigende handgra
naten.
Ze vertelde, hoe ze erin gelopen was en dat ze de
doos had moeten controleren. „Stil maar, je bent er
ook weer mooi uitgestapt", troostte hij. „Maar sh...
wat doen we nou met die èndere kerel?"
„Geen nood", zei Machteld, „Die zit opgesloten op
een toilet. En ik vrees, dat-ie niets meer kan zien ook."
„Heb je die ook koffie in z'n ogen gegooid?"
„Nee" bekende ze, „Ik dacht opeens aan de televi
siereclame over al die wasmiddeltjes. Ik heb een hele
sterke in de pantry: met ammonia, die werkt met blik
semkracht... En toen hij naar het blad met de koffie
greep..."
„Daar moet je tooh een vrouw voor zijn", bromde
de gezagvoerder, „om die televisiereclame te gelo
ven".
PAUL d'ARGENTY.
"zonder woorden