Nieuw hulpmiddel bij machinaal melken
Meer belangstelling
voor mechanische mest-
afvoer in
varkensstallen
De dreigende
zuivelstaking en de
milieuverontreiniging
25
Mechanische mestafvoer wordt tot nu toe in var
kensstallen en vooral bij mestvarkens vrij weinig toe
gepast. Het gebruik van roostervloeren is voor de
meeste bedrijven een veel aantrekkelijker mogelijk
heid van mestafvoer. Nu hier en daar een overschot
aan mest ontstaat, komt er weer meer belangstelling
voor gescheiden mest- en gier bewaring. Er is namelijk
meer vraag naar vaste mest dan naar drijfmest en ook
het vervoer van vaste mest over grote afstanden is ge
makkelijker.
Daarnaast bestaat de kans dat aan opslag en verwer
king van mengmest zwaardere eisen zullen worden
gesteld, waardoor de kosten hoger zullen worden. Deze
verandering van omstandigheden doet de belangstel
ling voor mechanische mestafvoer toenemen. Aan mest
kruien beleven maar weinig mensen plezier.
Er zijn verschillende soorten en merken mechanische
mestafvoersystemen voor varkensstallen. De meesi-
worden ook wel in rundveestallen toegepast.
Bij de mechanische mestschuiven behoren zowel de
getrokken mestbalk als de zelfrijdende schuif en ook
de vouwschuif. De mechanische mestschuiven zijn over
het geheel genomen goedkoper in aanschaf dan de
rondgaande ketting of het schuifstangsysteem. De be
diening vraag echter meer tijd. Welk systeem we even
tueel gaan toepassen hangt echter ook nog van andere
factoren af. Zo kan in een mestgang waar de dieren
kunnen komen geen mestschuif worden toegepast,
waarvan de kabel in de mestgang moet blijven liggen.
De dieren bijten deze dan stuk.
In een ondergronds kanaal kan beter een rondgaan
de ketting of schuifstang worden toegepast. Er kan
dan met een kanaaldiepte van 40 cm worden vol
staan. Bij een mestschuif is een diepte van 60-70 cm
gewenst.
De schuifstang verdient de voorkeur boven de rond
gaande ketting, wanneer maar uit één mestgang of
kanaal mest geschoven behoeft te worden. Ook in gro
te stallen waar de rondgaande ketting in totaal langer
dan 100-120 m zou moeten zijn, verdient de schuifstang
de voorkeur. Door de grote lengte wordt de rek te
groot, waardoor extra slijtage ontstaat. Bij het schuif
stangsysteem kunnen gemakkelijk meer aandrijfsta-
ticns worden geplaatst.
Willen we in een mestvarkensstal mechanische mest
afvoer toepassen dan is een Deense stal gewenst. Het
mestafvoersysteem kan dan in de mestgang worden
gebruikt.
Waar het mestafvoersysteem in een fokstal wordt
aangebracht hangt van het hoktype af. Is er een afzon
derlijke mestgang in de hokken, dan ook meestal hier
in. Bij de kraamhokken voor aangebonden zeugen
wedt het in een grup achter de hokken langs gelegd
of in een kanaal onder de hokken door.
Gezien uit het oogpunt van arbeid is een mestaf
voersysteem in de mestgang het meest aantrekkelijk.
Dan fungeert het namelijk zowel voor het uitmesten
als voor het transport. Een mestafvoersysteem in een
afzonderlijke grup of kanaal verzorgt alleen het
transport naar de mestvaalt. Het eigenlijke uitmesten
moet dan nog in handwerk gebeuren. Het schuiven
van de mest door alle hokken heeft het bezwaar dat
de besmettingskansen groter zijn.
Het trekken of schuiven van de mest uit de mest
gang geeft in vergelijking met uitmesten met de vork
en kruiwagen een vrij belangrijke arbeidsbesparing.
Ook nog als we er van uitgaan dat de mestgangdeu-
ren tijdens het uitmesten gesloten moeten zijn, zodat
er geen dieren op de mestgang kunnen komen. Doen
we dit namelijk niet dan bestaat de kans dat regelma
tig dieren met één of meer poten bekneld raken tussen
een meenemer en de deur.
Werken we met een mestafvoersysteem in een on
dergronds kanaal dan is de arbeidsbesparing vrij ge
ring. Belangrijk kan daarbij wel de arbeidsverlichting
zijn.
In vergelijking met de roostervloer vraagt een stal
met mechanische mestafvoer nog vrij veel arbeid.
Vooral ook omdat bij mechanische mestafvoer het ge
bruik van strooisel noodzakelijk is, niet alleen in de
ligruimte, maar ook in de mestgang, anders krijgen we
nog geen stapelbare mest. Ook is in verband met dit
laatste een goede gierafvoer nodig,
v
Consulentschap voor Varkens- en
Pluimveehouderij Arnhem
J. W. LEGTERS
In Canada wordt sedert enige
tijd bij het machinaal melken
een hulpmiddel gebruikt dat tot
doel heeft de melkslangen van de
melkstallen te ondersteunen (zie
foto).
Het geheel bestaat uit een beu
gel die wordt vastgezet op het
hekwerk van de doorloopmelk-
stal, welke is voorzien van een
lang staafje met twee scharnier
punten, waarop zich aan het ein
de een haak bevindt.
Deze haak is door beide
scharnierpunten heen en weer en
op en neer te bewegen. In de
haak komt de melkslang te han
gen. Op een bedrijf in Zuidoost-
Friesland worden enige tijd twee
van deze apparaten met succes
gebruikt.
Doordat de slang vrij hangt is
de koe niet in staat o? de melk
slang te gaan staan. Aftrappen
en beschadiging van de slang of
klauw worden voorkomen. Een
lastige vaars kan minder gemak-
ke'ük het melkstel aftrappen.
Het melkstel kan, net als vroe
ger met de staande apraraten, op
elke gewenste plaats, aangepast
aan de stand van de spenen, on
der het uier hangen waardoor het
zuigen van valse lucht wordt
voorkomen.
Doordat het melkstel kan wor
den verplaatst geeft een onkant
uier weinig moeilijkheden. Als
nadeel is aan te voeren, dat er
een extra handeling moet worden
uitgevoerd.
Aan de hand van wat we ervan
gezien hebben verwachten we dat
dit mee valt. Met name in een
vierstands melkstal en een ach
terstands visgraat met een twee
de keerbuis op schouderhoogte,
zal het handelingenpatroon van
de melk het nog wel toelaten dit
erbij te doen. Het hulpmiddel
kost plm. 50. Nagegaan zal wor
den of dit apparaat ook in ons
land kan worden gemaakt. Al
dus ir. J. Schuurs in het Fries
Landbouwblad waaraan wij e.e.a.
ontlenen.
0OOR vele kranten is geschreven over de gevolgen
van een dreigende staking in de zuivelindustrie,
speciaal met betrekking tot de vervuiling van het opper
vlaktewater. Bij staking van de zuivelfabrieken zal de
melk geloosd moeten worden, aangezien melk in rauwe
toestand niet lang houdbaar is, zelfs niet bij lage tempe
ratuur. Er is uiteraard ook niet voldoende opslagruimte
beschikbaar voor hoeveelheden melk welke groter zijn
dan de dagproduktie gedurende de periode van topaan-
voer in het jaar.
Bij beschouwingen over de vervuiling van het opper
vlaktewater wordt altijd de eenheid „inwoner-equivalent"
gehanteerd, als maatstaf voor de vervuiling van het af
valwater. Zoals bekend wordt onder een inwoner-
equivalent verstaan de gemiddelde watervervuiling per
inwoner per etmaal is.
Elke liter melk nu, vertegenwoordigt een vervuilings-
waarde die gelijk staat aan een aantal inwoner-equiva
lenten van 1,1 berekend volgens de rijksformule. Dit wil
dus zeggen dat één liter melk een milieubelasting tot ge
volg heeft die 10 hoger ligt dan het afvalwater van
één persoon per etmaal.
HET ligt geheel voor de hand een berekening te ma
ken in welke mate het oppervlaktewater zal wor
den vervuild wanneer er sprake is van een totale staking
in de zuivelindustrie. De melkaanvoer bedraagt momen
teel ca. 30 miljoen kg per dag. Aangezien de melkproduk-
tie naar de top stijgt, moet berekend worden op een dage
lijkse vermeerdering van ca. 1 miljoen kg melk. Dit be
tekent dat er omstreeks Pasen gerekend moet worden op
een plas melk van 40 miljoen kg, gelijkstaand aan een
vervuilingswaarde van 44 miljoen inwoner-equivalenten.
Dat is in vergelijking met het aantal inwoner-equivalen
ten dat door de bevolking van Nederland wordt veroor
zaakt ten naaste bij het viervoudige!
Nog op andere wijze kan de betekenis van deze extra
vervuiling van het oppervlaktewater worden aangegeven.
Het totaal aantal inwoner-equivalenten waarmee het op
pervlaktewater hier te lande door de industrie, de bevol
king en de landbouw tezamen wordt belast, wordt vol
gens de laatste gegevens van het Centraal Bureau voor
de Statistiek gesteld op een hoeveelheid van 51 miljoen
i.e. Het aandeel dat de zuivelindustrie hierin heeft, be
draagt volgens berekening op basis van gesaneerde be
drijven 1,7 miljoen inwoner-equivalenten. Onder gesa
neerde bedrijven te verstaan de zuivelfabrieken die maat.
regelen hebben getroffen om de vervuilingsgraad van het
geloosde afvalwater te beperken. Praktisch alle zuivel
fabrieken hebben wat dat betreft maatregelen genomen.
De hoeveelheid van 1,7 miljoen inwoner-equivalenten is
als gevolg daarvan maar 3,3 van de totale vervuiling
van het oppervlaktewater. Indien de totale melkprod.uk-
tie per dag op het oppervlaktewater zou worden geloosd,
dan zou de totale belasting ruim 90 miljoen inwoner
equivalenten bedragen. Het aandeel dat de melk dan ver
oorzaakt in de vervuiling van het oppervlaktewater moet
gesteld worden op 50
Melk heeft van nature de eigenschap snel tot bederf
over te gaan. Dit verschijnsel doet zich uiteraard
ook voor bij lozing van melk op het oppervlaktewater.
De melk wordt betrekkelijk snel afgebroken. Voor deze
snelle afbraak is in korte tijd ook veel zuurstof nodig.
Deze zuurstof wordt aan het oppervlaktewater onttrok
ken, waardoor het normale gezonde leven in het water
wordt verstoord, zo niet onmogelijk gemaakt. Rottings
verschijnselen, stank en andere overlast zullen niet uit
blijven!
Het ligt voor de hand te veronderstellen dat het met
veel melk vervuilde afvalwater, evenals alle andere afval
water, gezuiverd kan worden. Een doeltreffende zuive
ring van het door de melk vervuilde afvalwater dient
echter als een onmogelijke zaak te worden beschouwd.
Gesteld dat deze melk naar de zuiveringsinstallaties zou
worden gevoerd, dan zou de zuivering binnen de kortste
keren wegens een eenzijdige overbelasting biologisch in
het ongerede geraken met een verstoring van de goede
werking van de installaties. Het zal zeker enkele weken
duren voordat het biologische evenwicht in de installa
ties weer is hersteld.
Weliswaar mag worden aangenomen dat niet h^el Ne
derland tegelijk met melk zal worden overspoeld. Niette
min zullen er plaatselijk onhoudbare toestanden ontstaan
die veel ongerief voor en schade aan het milieu tot ge
volg hebben. Een plaatselijke overbelasting van het op
pervlaktewater zal zich voordoen wanneer de melk aan
de fabriek moet worden vernietigd.
GRONTMIJ. WIJZIGT STATUTEN
In de op 28 april 1973 te houden Algemene Vergade
ring van Aandeelhouders van de N.V. Grontmij zal de
aandeelhouders de gelegenheid worden geboden hun oor
deel uit te spreken over het voorstel tot wijziging van de
statutaire bepalingen van de vennootschap. Deze statu
tenwijziging is allereerst noodzakelijk in verband met het
nieuwe vennootschapsrecht. Op de tweede plaats is het
voor Grontmij van groot belang om voor haar toekom
stige expansie de toegang tot de openbare kapitaalmarkt
mogelijk te maken. Hierop aansluitend zijn de statuten
aangevuld met enkele bepalingen, die beogen de uitgifte
van beperkt royeerbare certificaten van aandelen moge-
li j'k te maken.
De statutaire aanvullingen en de hiermede samenhan
gende voorwaarden van administratie houden in, dat door
de overdracht van aandelen op naam aan een door direk-
tie en raad van commissarissen aangewezen administra
tiekantoor, te weten de B.V. Administratiekantoor van
de Nederlandse Credietbank N.V. te Amsterdam certifi
caten aan toonder kunnen worden verkregen.
De bescherming, die het bestuur van Grontmij met de
statutenwijziging beoogt, raakt primair de specifieke iden
titeit van de vennootschap. Tezamen met de met haar
verbonden deelnemingen is de N.V. Grontmij namelijk
voor een belangrijk gedeelte voor haar opdrachten werk
zaam voor de centrale en de lagere overheid. Een onaf
hankelijke opstelling van de vennootschap, in het bijzon
der ten opzichte van opdrachtgevers, is hierbij van es
sentieel belang. De statutaire naam N.V. „Grontmij",
Grondverbetering, en Ontginningmaatschappij wordt ge
wijzigd in Grontmij N.V., zonder verdere toevoeging.