Meeldauw
een ongewenste gast bij
de graanteelt
Stikstofbemesting
op grasland
belangrijk gestegen
18
IMUGAN THANS OOK TOEGELATEN
VOOR TOEPASSING OP TARWE
Er is de laatste tijd in de akkerbouwsektor bijna geen
ziekte te noemen waarover meer geschreven is dan
over meeldauw in tarwe en gerst. En niet ten onrech
te, elk jaar weer wordt de graanteler gekonfronteerd
met deze schadelijke schimmel Het is dan ook niet
zo verwonderlijk dat de graanteler, in een gewas dat
hem toch maar een matig inkomen verschaft, alles in
het werk stelt om de schade door meeldauw zo klein
mogelijk te doen zijn. Aldus schrijft ons Bayer Neder
land B.V. Agro Chemie, waaraan wij het volgende
ontlenen.
DE LAATSTE JAREN MEER AANDACHT
VOOR DEZE AANTASTING
I
MEN zou de vraag kunnen stellen hoe het komt,
dat deze aandacht voor meeldauw in de granen
eigenlijk pas de laatste jaren is omstaan, hoewel wij
mogen aannemen, dat al zolang de mens graan teelt
meeldauw heeft bestaan.
Aannemelijk is, dat de veranderde kuituuromstan
digheden, zoals hoger opgevoerde bemestingen, het
gebruik van produktievere rassen en verbeterde teelt-
methoden het optreden van meeldauw meer in de
hand werken. Zo is bekend, dat de hoge stikstofgif
ten een geilere gewasontwikkeling tot gevolg heb
ben waardoor voor de ontwikkeling van de meeldauw
een uitermate gunstig mi'kro-klimaat in het gewas
wordt geschapen. Tevens vormt het zach' e snel
groeiende plantenweefsel wat hiervan mede het ge
volg is, een dankbare voedingsbodem voor de meel-
dauwschimmel. Het de laatste jaren beschikbaar ko
men van chemische bestrijdingsmiddelen, die met
sukses ingezet kunnen worden om de schade door
meeldauw te beperken, wordt door de graantelers
dankbaar aanvaard.
ELK VOORJAAR GUNSTIG
VOOR DE ONTWIKKELING VAN MEELDAUW
VfE veroorzaker van de meeldauw, die tot de groep
van de echte meeldauwschimmels behoort, over
wintert als mycelium o.a. op wintergranen. De vor
ming van sporen begint reeds vroeg in het voorjaar.
De ontwikkeling van meeldauw wordt gunstig beïn
vloed wanneer er sprake is van droog weer bij een
relatief hoge luchtvochtigheid. Het kiemen van spo
ren vindt plaats bij temperaturen tussen 525° C.,
zodat we niet kunnen zeggen dat de schimmel voor
wat betreft de beginontwikkeling kieskeurig is t.a.v.
de temperatuur. Nadat in de maanden maart en april
de vorming van sporen reeds begint, kunnen in de
maand mei de granen reeds geïnfekteerd worden. De
bladeren en stengels worden dan overtrokken met
het witte mycelium dat in de buitenste cellagen
dringt. Zij voeden zich door cel voor cel leeg te
zuigen en woekeren aan de oppervlakte verder. De
planten verliezen hierdoor aan groeikracht en kun
nen vooral bij droog weer ernstige schade lijden
doordat het gewas noodrijp wordt. Opibrengstverlies
en onvolgroeide korrels zijn het gevolg. De meer
bruingrijze verkleuring van het schimmel weefsel la
ter in het seizoen wordt veroorzaakt door de ontwik
keling van vruchtlichamen waarin de zomersporen
z.g.n. ascosporen worden gevormd. Deze asco-
sporen welke begin augustus worden uitgestoten,
vormen de schakel voor de infektie van de later in
te zaaien wintergranen.
Hoewel de weersomstandigheden in het voorjaar
zeer verschillend kunnen zijn, moeten we stellen, dat
gezien het telkenjare weer optreden van meeldauw in
de granen, elk voorjaar in principe gunstig is voor
de ontwikkeling van deze schimmel.
De schade veroorzaakt door meeldauw is meestal
het grootste bij zomergerst en zomer- en wintertarwe.
Bij haver en rogge vormt meeldauw een minder
groot probleem, althans de schade aan het gewas is
aanzienlijk minder, zodat een doelgerichte bestrij
dingsmaatregel meestal niet rendabel is.
RESISTENTIE BIJ DE GERSTRASSEN
WORDT SNEL DOORBROKEN
WANNEER wij de rassenlijst raadplegen, dan
blijkt vooral bij de zomer gerstrassen een groot
verschil te zijn in gevoeligheid t.a.v. meeldauw. De
mindere gevoeligheid van een bepaald ras voor
aantasting door meeldauw wordt bereikt doordat de
kweker een bepaalde resistentie tegen deze ziekte
heeft ingebouwd die overerfelijk is.
Jammer genoeg blijkt dit meestal een vorm van
specifieke resistentie te zijn. Specifieke resistentie
in een gewas biedt slechts bescherming tegen een of
enkele specifieke vormen of fysio's van de parasiet.
Wanneer wij de voortplanting van de schimmel be
zien, dan is er sprake van zowel geslachtelijke als
ongeslachtelijke voortplanting. Juist de geslachtelijke
vorm van voortplanting is er oorzaak van, dat nieu
we fysio's of biotypen ontstaan, die de met zorg
door de kweker opgebouwde resistentie doorbreken.
Dit kan zeer snel gaan, slechts in enkele jaren kan
dit proces zich voltrekken en lijkt het werk van de
kweker een uitzichtloze worsteling tussen mens en
parasiet. Toch kan de gerst "-Ier op voordelige wijze
profiteren van de, zij het hts tijdelijke, resistentie
.van de nieuwe rassen. _->ral in het oostelijk en
zuidelijk deel van het land, waar men is aangewe
zen op de teelt van voergers:, maakt men hier dank
baar gebruik van.
Het snel verloren gaan van de resistentie en de
omstandigheid dat het klimaat in het oostelijk en
zuidelijk deel van het land uitermate gunstig is voor
de ontwikkeling yan meeldauw (tevens meer droog-
legevoelige gronden) maakt echter dat een chemi
sche bestrijding in dit deel van ons land snel verant-
woord is. Hoewel het klimaat aan de kust minder
gunstig is voor de meeldauw, en de infektie ook wat
later optreedt, vormt de ziekte toch elk jaar weer
een belangrijke schadepost. Juist de teelt van brouw-
gerst in deze gebieden is kwetsbaar, daar alle goede
brouwgerstrassen zeer vatbaar zijn voor meeldauw.
Naast de daling van de opbrengst is ook het hoger
percentage uitval vanwege onvolgroeide korrels extra
nadelig voor de rentabiliteit van deze teelt. Van
daar oök dat juist in deze gebieden de belangstelling
voor een chemische bestrijding van de meeldauw-
schimmel groot is.
HOE IS HET BIJ TARWE?
AOK bij tarwe is het met de resistentie tegen meel
ij dauw niet best gesteld. Alleen enkele nieuwe
rassen steken guns ig af. Algemeen is men van me
ning, dat de schade door meeldauw in deze graan
soort minder groot is dan in gerst. Misschien is het
beter te stellen, dat de reaktie van de meeldauw
op een bestrijdingsmaatregel minder duidelijk tot
uiting komt in een hogere opbrengst van het gewas.
Wanneer men echter later in het seizoen het dik
wijls explosief optreden van meeldauw ziet, waarbij
bladeren, halmen en later ook de aren overtrokken
zijn met het schimmelpluis, dan kan opbrengstder
ving niet uitblijven. Vooral de bijzonder hoge stik
stofgif en per ha werken het optreden van meeldauw
in de hand. De stelling, dat vroeg door meeldauw
verzwakte planten gevoeliger zijn voor afrijpings-
ziekten, wordt in meerdere proeven bevestigd. Proe
ven geven aan, dat het bij tarwe er meer op aan
komt dat vooral het laatste blad en de aar vrij blij
ven van meeldauw. Juist dh deel van de plant levert
een grote bijdrage voor de zetting en ontwikkeling
van de korrel.
PREVENTIEVE MAATREGELEN BELANGRIJK
IIET zal duidelijk zijn, dat door het uitvoeren of
nalaten van een maatregel al een preventieve
bestrijding van de meeldauw mogelijk is. Wij noe
men achtereenvolgens:
1. Tijdig zaaien van zomergerst.
2. Niet te vroeg zaaien van het wintergraan.
3. Niet te dik zaaien.
4. Geschikte rassenkeuze.
5. Vermijden van te hoge stikstofgiften.
Vooral na de droge winter die achter ons ligt is
het te verwachten dat het stikstof leverend vermogen
van de grond hoog is, waarmee sterk rekening gehou
den zal moeten worden bij de voorj aars bemesting.
Het uit noodzaak uitvoeren van een bespuiting met
COC in tarwe i.v.m. een te zware gewasontwikkeling
werkt ook afrijpingsziekten in de hand.
EEN DOELGERICHTE BESPUITING OM
DE SCHADE DOOR MEELDAUW TE BEPERKEN
WANNEER ondanks de genomen preventieve
maa'regelen het graangewas onder de meeldauw
raakt, behoeft de graanteler toch niet hulpeloos toe
te zien. Door het beschikbaar zijn van het speciaal
voor dit doel door BAYER ontwikkelde fungicide
IMUGAN, kan schade door meeldauw voor een aan
zienlijk deel worden voorkomen.
IMUGAN mag naast zomergerst nu ook worden
gespoten in zomer- en wintertarwe. De speciale for
mulering van IMUGAN zorg' er voor dat het middel
goed indringt in de van nature vochtafstotende meel-
dauwvlekken. IMUGAN behoeft niet voorbehoedend
te worden gespoten, daar het in staat is de reeds
aanwezige aantasting te doden en het gewas te
beschermen gedurende de meest gevoelige groeipe
riode. Het is echter van groot belang, dat het mid
del op het juiste tijdstip wordt ingezet om een opti-
maaleffekt te kunnen behalen. De dosering zowel
in gerst als in tarwe is 1 liter IMUGAN per ha in
minstens 300 liter water per ha.
DE TOEPASSING IN ZOMERGERST
r
MET het uitvoeren van een bespuiting kan ge-
1"1 wacht worden totdat de eerste meeldauw in
het gewas optreedt. Bij aantasting in een vroeg sta
dium van gewasontwikkeling (20 a 35 om) verdient
het aanbeveling de bespui'ing uit te voeren voordat
het derde blad van bovenaf voor ca 10 a 15% met
meeldauw is bedekt. Dit betekent, dat bij het eerste
duidelijk zichtbaar worden, dus bij het begin van
de sterker wordende infektie, een bespuiting ge
wenst is. Bij een vroege toepassing is een gekombi-
neerde bespuiting met MCPA of MCPA MCPP
tegen onkruiden mogelijk. Veelal zal het gewenste
bespuitingstijdstip liggen in de periode na het zicht
baar worden van de eerste knoop tot en met het laat
ste bladstadium.
(Zie verder pagina 23)
VORIG JAAR WERD RUIM DE HELFT
MEER GRAS INGEKUILD
45 ingekuild tegen ruim 31 in 1971. Bij de gemaakte
vergelijkingen over de bestemming van het gras naar
gemaaide oppervlakte moet wederom worden aange
tekend dat deze om de genoemde reden niet exact zijn.
De verschuivingen in de verwerking van de gemaaide
hoeveelheid gras hebben ertoe geleid dat de voorraad
Verwerking gemaaid gras en voorraden hooi en kuilgras
bij het begin van de stalperiode
Graslandgebruik 1972
1971
1972
IJE in 1972 gemaaide oppervlakte gras voor vee
voederdoeleinden bedroeg 1.253.000 ha, aldus blijkt
uit de C.B.S.-steekproef. Een exacte vergelijking met 1971
is niet mogelijk, omdat vorig jaar voor het eerst de ge
maaide oppervlakte in de boomgaard, waarvan het gras
blijft liggen, uitdrukkelijk buiten beschouwing is ge
laten. Een globale vergelijking wijst er echter op dat de
verschillen tussen de gemaaide oppervlakte in 1971 en
1972 minimaal zijn.
Bij de verwerking van het gemaaide gras worden wel
belangrijke verschillen geconstateerd. In 1971 werd bijna
63 van de gemaaide oppervlakte verwerkt tot hooi ter.
wijl dit percentage in 1972 op 53 uitkwam.
Vermeldenswaard is, dat van de voor hooi bestemde
gemaaide oppervlakte gras in 1972 ruim 1 (=b 7.000 ha)
uiteindelijk werd vernietigd, omdat de vele regenval het
hooi vrijwel waardeloos maakte.
Van de gemaaide oppervlakte gras werd in 1972 ruim
Oppervl. grasland volgens
landbouwtelling mei
Tot. gemaaide oppervl.
grasland
Verwerking van het
gemaaide gras
voor: hooi
kuilvoer
overige
Totale voorraad hooi
waarvan geoogst in
jaar van telling
Totale voorraad kuilgras
waarvan geoogst in
jaar van telling
1.326.476 ha 1.317.059 ha
1.288.568 ha 1.252.759 ha2)
(in van
62,7 53,0 degemaai-
31,2 45,1 de opper-
6,1 1,9 2) vlakte)
4.148 min kg 3.814 min kg
3.848 min kg 3.164 min kg
2.986 min kg 4.675 min kg
2.877 min kg 4.386 min kg
hooi, inclusief de nog aanwezige voorraden van vooraf
gaande jaren, bij het begin van de stalperiode in 1972,
8% 'kleiner was dan in 1971. De voorraad kuilgras daar
entegen was in 1972 bijna 57 groter dan in 1971.
STIKSTOFVERBRUIK OP GRASLAND
De in 1972 gestrooide zuivere stikstof bedroeg gemid
deld 193 kg per ha grasland tegen 155 kig in 1966, het
laatste jaar waarvoor deze gegevens beschikbaar waren.
De bemesting met stikstof in 1972 blijkt, in vergelijking
met 1966 zich sterker te hebben geconcentreerd op kalk-
ammonsalpeter en magnesamon. De relatieve toeneming
van het verbruik van magnesamon (4- 130 was be
langrijk groter dan bij kalkammonsalpeter 24
1 ha grasland 2 of meer keer gemaaid is geteld als 2
of meer ha gemaaide oppervlakte grasland.
1 ha grasland 2 of meer keer gemaaid is geteld als
2 of meer ha gemaaide oppervlakte grasland.
2) Exclusief de gemaaide oppervlakte grasland in de
boomgaard, waarvan het gras n& het maaien blijft
liggen.
Bemesting grasland (kg per ha)
1966
1972
Kalkammonsalpeter totaal
565
702
waaronder zuivere stikstof
130
161
Magnesamon totaal
36
83
waaronder zuivere stikstof
7
17
Overige stikstofmeststoffen totaal
40
13
waaronder zuivere stikstof
7
3
Mengmeststoffen totaal
72
69
waaronder zuivere stikstof
11
12
Totaal stikstofmeststoffen
713
867
waaronder zuivere stikstof
155
193
N.B. De gegevens hebben betrekking op bedrijven met
10 of meer standaardbedrijfseerfieden.